Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Arbeidzaak. Ontbinding. Ongewenste intimiteiten / seksuele intimidatie door leidinggevende. Geen vergoeding.

Uitspraak



RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD

sector kanton – locatie Deventer

zaaknr. : 443953 HA VERZ 09-46

datum : 29 mei 2009

Beschikking op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst

in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [WERKGEEFSTER] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],

verzoekende partij, verder te noemen werkgeefster,

gemachtigde mr. S.A. Tan, advocaat te Rotterdam,

tegen

de heer [WERKNEMER],

wonende te [woonplaats],

verwerende partij, verder te noemen werknemer,

gemachtigde mr. R.J. Voorink, advocaat te Zutphen.

De procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van:

- het verzoekschrift

- het verweerschrift.

De mondelinge behandeling is gehouden op 25 mei 2009.

Verschenen zijn:

- Verzoekster, bij monde van mevrouw [B] (hoofd P&O) en de heer [S] (collega van [werknemer]), en bijgestaan door mr. Tan voornoemd;

- verweerder, bijgestaan door mr. Voorink voornoemd.

Het geschil

Verzoekster heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens gewijzigde omstandigheden. Verweerder heeft zich ten aanzien van de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter, doch verzocht om toekenning van een billijke vergoeding ten bedrage van € 86.953,80 bruto. Verzoekster heeft zich verzet tegen toekenning van een billijke vergoeding.

De beoordeling

1.

Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:

a. Verweerder (hierna ook: [werknemer]), thans [x] jaar oud, is op [datum] in dienst getreden van (de rechtsvoorgangster van) verzoekster (hierna ook: [werkgeefster]) en werkzaam in de functie van hoofd distributie op de vestiging van [werkgeefster] in [plaatsnaam].

b. [werknemer] verdient thans een brutosalaris van € 2.926,40 per maand, vermeerderd met 8% vakantietoeslag, diplomatoeslag en eindejaarsuitkering.

c. In zijn functie van hoofd distributie geeft [werknemer] leiding aan circa 35 magazijn medewerkers, onder wie 13 vrouwen in vaste dienst.

2.

De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat geen sprake is van een wettelijk opzegverbod.

3.

[werkgeefster] heeft haar verzoek als volgt, kort samengevat, toegelicht.

a.

Op 12 februari 2009 heeft zij via een collega van [werknemer] een klacht ontvangen van mevrouw [Y], magazijnmedewerkster en ondergeschikte van [werknemer], over ongewenste intimiteiten. Volgens de klacht zou [werknemer] twee keer aan haar billen hebben gezeten, één keer zou hij erin geknepen hebben en één keer zou hij er een tik op hebben gegeven. Voor mevrouw [Y] was dat niet de eerste maal dat [werknemer] zich intimiderend opstelde. Eerder had [werknemer] haar al op de wangen en op de mond gezoend en zich bij haar in een werkkast opgedrongen en daarbij het licht uitgedaan. Voorts heeft hij haar, nog steeds volgens haar verklaring, meermalen met ”schatje”, "liefje" of "schoonheid" aangesproken waarbij hij op haar toe kwam lopen en een arm om haar heen legde. Duidelijke uitingen van haar kant dat zij dit gedrag niet op prijs stelde hadden geen resultaat. Mevrouw [Y] heeft verklaard zich na het laatste incident niet meer veilig te voelen op haar werkplek.

b.

Naar aanleiding van soortgelijke klachten van een andere ondergeschikte van [werknemer], mevrouw [Z] (ook weer aan de billen zitten, en uitlatingen als: “Ik heb van je gedroomd”), in 2007, was [werknemer] al door de vestigingsleiding tot de orde geroepen met de mededeling dat zijn seksueel getinte handelingen respectievelijk uitingen niet werden getolereerd binnen de onderneming. [werknemer] heeft menigmaal zijn excuses aangeboden aan de vestigingsleiding en aan betrokkenen met de belofte zich in de toekomst correct te zullen opstellen, doch aan die belofte heeft hij zich niet gehouden.

c.

Een incident ten aanzien van de medewerkster mevrouw [X] (het aan de billen zitten) heeft plaatsgevonden, maar was voor betrokkene geen aanleiding zich geïntimideerd te voelen, zo heeft zij verklaard.

d.

In de tweede helft van februari 2009 heeft de medewerkster personeelszaken mevrouw [K] gesprekken gevoerd met de dames [Y], [Z] en [X] en met [werknemer]. Van die gesprekken zijn verslagen opgemaakt die door betrokkenen, met uitzondering van [werknemer], zijn ondertekend voor akkoord en bij het verzoekschrift in afschrift zijn overgelegd. Van mevrouw [Y] is nog een handgeschreven verklaring overgelegd en ter zitting is van mevrouw [Z] ook nog een persoonlijk opgestelde (getypte) verklaring overgelegd. [werknemer] heeft het verslag van zijn gesprek met [K] niet ondertekend, omdat daarin naar zijn oordeel essentiële onjuistheden zijn vermeld. Volgens [K] zou [werknemer] in haar gesprek met hem hebben toegegeven soms niet te weten waar de grenzen liggen, dat hij de betrokken dames in de billen had geknepen en/of op de mond gezoend, doch die aantijgingen heeft hij vervolgens achteraf ontkend.

e.

[werkgeefster] acht het gedrag van [werknemer] onaanvaardbaar, temeer gezien zijn leidinggevende functie waardoor hij tevens een voorbeeld voor anderen moet zijn. Ook als gevolg van de ontkenning van eerder toegegeven beschuldigingen is de onderlinge vertrouwensrelatie ernstig geschaad. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst is bovendien onvermijdelijk geworden, omdat de dames [Y] en [Z] hebben verklaard niet meer met [werknemer] te kunnen samenwerken. Gelet op de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de indiening van het onderhavige verzoekschrift bestaat naar het oordeel van [werkgeefster] geen grond voor toekenning van een vergoeding naar billijkheid.

4.

Verweerder heeft het verzoek tegengesproken, ook kort samengevat, als volgt.

a.

Het interne onderzoek van [werkgeefster] is onvoldoende objectief geweest. Er is geen "hoor en wederhoor" toegepast voordat op 16 februari 2009 aan hem een officiële waarschuwing werd gegeven. Die waarschuwing hield in dat bij een volgend incident ontslag op staande voet zou worden verleend.

b.

De verklaringen van de betrokken dames zijn in deze slechts door [werkgeefster] opgestelde gespreksverslagen, die weinig ruimte hebben gelaten aan betrokkenen om aanvullingen of wijzigingen aan te brengen. Ondanks de waarschuwing in de brief van 16 februari 2009 ontving hij bij brief van 6 maart 2009 de mededeling dat zijn ontslag zou worden nagestreefd.

c.

In zijn gesprek met mevrouw [K] is de toen al bekende klacht van mevrouw [Y] ten onrechte niet ter sprake gebracht. Met het gespreksverslag was [werknemer] het niet eens, hetgeen hij onverwijld heeft meegedeeld. De beschuldiging van mevrouw [Y] over een tik op haar billen is feitelijk onjuist. Bij die gelegenheid haalde [werknemer] een limonadeblikje uit de achterzak van mevrouw [Y], waarbij de rug van zijn hand haar billen raakte. Het was de zoveeste keer dat zij - tegen de haar bekende regel in - een blikje frisdrank meenam naar de werkvloer. De heer [S], collega van [werknemer], heeft het blikje van [Y] afgepakt. Ook de overige incidenten hebben zich niet voorgedaan of worden ten onrechte als seksueel intimiderende handelingen gekwalificeerd. Het incident ten aanzien van [Z] is indertijd uitgepraat en een afgesloten kwestie. Nadien heeft hij weer gewoon met haar samengewerkt. Hetgeen zich in werkelijkheid heeft voorgedaan moet ook worden beschouwd binnen het kader van de vrijmoedige wijze waarop de werknemers in het magazijn met elkaar plegen om te gaan. Het is hem een raadsel waarom deze dames niet meer met hem willen samenwerken. Overigens heeft [werknemer] zich op eigen initiatief onder psychologische behandeling gesteld omdat hij niet kon verklaren waarom op onschuldig bedoeld handelen van hem zo afwijzend is gereageerd.

d.

Het is juist dat de arbeidsverhouding onherstelbaar is verstoord, maar dat is eerder een gevolg van de onzorgvuldige wijze waarop [werkgeefster] de klachten van betrokkenen heeft afgehandeld dan van verwijtbaar gedrag van [werknemer]. Met name om deze reden is billijkheidshalve een vergoeding op basis van de kantonrechtersformule bij toepassing van correctiefactor 1,25 op haar plaats.

5.

De door [werkgeefster] tegen [werknemer] ingebrachte beschuldigingen van seksuele intimidatie zijn ernstig en talrijk. Het gaat bovendien om klachten van ondergeschikten van [werknemer]. Kenmerkend voor dit soort klachten is doorgaans dat ze een gevolg zijn van incidenten waarbij buiten dader en slachtoffer geen anderen aanwezig zijn. Indien in een dergelijke situatie zou worden verlangd dat bewijs wordt geleverd van de aantijgingen op een wijze die rechtens de toets der kritiek kan doorstaan, zoals [werknemer] heeft verdedigd, zou dat de met de toepasselijke regelgeving beoogde bescherming van werknemers op onaanvaardbare wijze ondergraven. Bij een beoordeling als de onderhavige dient dan ook de vraag te worden beantwoord of de beschuldigingen, alle omstandigheden in aanmerking genomen, voldoende aannemelijk zijn gemaakt.

6.

In dit geval is de kantonrechter van oordeel dat de tegen [werknemer] geuite beschuldigingen in elk geval in overwegende mate aannemelijk zijn gemaakt.

Allereerst is er de overgelegde uitvoerige en gedetailleerde, handgeschreven verklaring van mevrouw [Y], die aansluit bij het gespreksverslag van personeelsmedewerkster [K] over hetzelfde onderwerp. Voorts is ter zitting overgelegd een door mevrouw [Z] opgestelde, uitvoerige en gedetailleerde verklaring omtrent haar ervaringen met [werknemer]. Bovendien zijn de drie dames op wie de beschuldigingen betrekking hebben bij de mondelinge behandeling van het verzoek persoonlijk verschenen en hebben zij, als informanten door de kantonrechter ondervraagd, hun persoonlijke schriftelijke verklaringen ondubbelzinnig bevestigd en ook de door de personeelsmedewerkster [K] opgestelde verslagen van hun gesprekken met haar over dit onderwerp als correct bestempeld. Ter zitting is ook aan [werknemer] de gelegenheid geboden om de informanten over hun verklaringen nader aan de tand te voelen. Hij heeft van die gelegenheid niet of nauwelijks gebruik gemaakt. [werknemer] heeft de diverse incidenten ten aanzien van mevrouw [Z] erkend. Overigens is niet gesteld of gebleken dat [K] redenen zou hebben anders dan correct verslag te doen van haar gesprekken met alle betrokkenen. Anderzijds heeft juist [werknemer] er alle belang bij de tegen hem ingebrachte beschuldigingen te weerspreken.

7.

[werkgeefster] heeft haar op het eerste gezicht weinig consistente aanpak van de problematiek (eerst bij brief van 16 februari 2009 een waarschuwing geven met de aankondiging van ontslag na een volgend incident, om vervolgens toch ontbinding van de arbeidsovereenkomst in het vooruitzicht te stellen) verklaard met de stelling dat de betwisting door [werknemer] van de juistheid van het gespreksverslag van personeelsmedewerkster [K] daarbij de doorslag heeft gegeven. Blijkens haar brief van 6 maart 2009 aan [werknemer] heeft hij eerder tegenover anderen al toegegeven beschuldigingen weer ingetrokken en, zo begrijpt de kantonrechter dit betoog, het laatste restje vertrouwen in de verdere samenwerking weggenomen. In deze samenhang bezien is deze aanpak aanvaardbaar, althans onvoldoende om alleen om die reden te oordelen dat billijkheidshalve een vergoeding moet worden toegekend.

8.

De verstoorde arbeidsrelatie is voldoende gebleken. Ontbinding zal worden uitgesproken per 1 juni 2009. Uit het voorgaande vloeit onvermijdelijk voort dat [werknemer] de ontstane situatie tenminste in overwegende mate aan zichzelf heeft te wijten, zodat billijkheidshalve onvoldoende aanleiding bestaat voor toekenning van een vergoeding.

9.

In de omstandigheden van het geval vindt de kantonrechter aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

De beslissing

De kantonrechter:

- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op 1 juni 2009;

- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

Aldus gegeven door mr. A.H. Canté, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 29 mei 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature