U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Aanbesteding. Is er een overeenkomst tot stand gekomen na een aanbestedingsprocedure? Gerechtvaardigd vertrouwen op tot stand komen overeenkomst? Kostenvergoeding?

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken

Breda

zaaknummer / rolnummer: C/02/342697 / HA ZA 18-178

Vonnis van 17 oktober 2018

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres] ,

gevestigd te [plaats 1] ,

eiseres,

advocaat mr. W.H. Lindhout te Bergen op Zoom,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE ROOSENDAAL,

zetelend te Roosendaal,

gedaagde,

advocaat mr. K. Meijering te Breda.

Partijen zullen hierna [eiseres] en de Gemeente genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 11 juli 2018 en de daarin vermelde stukken

het proces-verbaal van comparitie van 8 oktober 2018 en de daarin vermelde stukken.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Het geschil

2.1.

[eiseres] vordert, na wijziging van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Gemeente te veroordelen om aan haar te betalen € 125.847,54 + p.m., vermeerderd met btw indien van toepassing en vermeerderd met wettelijke rente, en de Gemeente te veroordelen in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.

3 De beoordeling

3.1.

De rechtbank stelt in deze zaak tussen partijen de volgende feiten vast.

3.1.1.

Medio 2015 vatte de Gemeente het plan op om het gebouw aan de [adres] te Roosendaal (‘het Gebouw’) aan te passen aan het huidige en beoogde gebruik daarvan. Het Gebouw werd op dat moment gebruikt als kantoor van het cluster “ [naam cluster 1]

”, een samenwerkingsverband van zes gemeenten op het gebied van sociale

zaken. De bedoeling was dat het Gebouw vanaf december 2016 dienst zou gaan doen als kantoor van zowel het cluster “ [naam cluster 1] ” als het cluster “ [naam cluster 2] ” (samenwerking op het gebied van Wet maatschappelijke ondersteuning en het Centrum Jeugd en Gezin). Gelet hierop was verbouwing van het Gebouw gewenst.

3.1.2.

De Gemeente heeft laten onderzoeken wat de te verwachten kosten zouden zijn. In

dat kader heeft het architectenbureau [architectenbureau] op 26 juni 2015 een

begroting afgegeven, sluitend op € 704.700,- aan stichtingskosten.

3.1.3.

Op 7 juli 2015 heeft het college van B&W van de Gemeente besloten het Gebouw voor de huisvesting van [naam cluster 1] en [naam cluster 2] te gaan gebruiken. Het college besloot tot vaststelling van een taakstellend budget van € 1.000.000,- voor de verbouwing van het Gebouw.

3.1.4.

Op 15 februari 2016 heeft de Gemeente een niet-openbare aanbestedingsprocedure opgestart. Dit is gebeurd door publicatie van de Selectieleidraad met bijlagen op de website www.aanbestedingskalender.nl. Op basis van de aanmeldingen naar aanleiding van de uitnodiging zou de Gemeente vijf gegadigden kiezen. Deze gegadigden zouden de Gunningsleidraad en bijlagen toegezonden krijgen en op basis hiervan een prijsaanbod kunnen doen. Het gunningscriterium was ‘laagste prijs’.

3.1.5.

Op grond van Hoofdstuk 3.5 van de Selectieleidraad dienden gegadigden hun aanmelding uiterlijk op 17 maart 2016 om 12:00 uur te hebben ingediend. Door de inkoopadviseur van de Gemeente is op die dag het Proces Verbaal Indiening opgesteld, waaruit blijkt dat vijf partijen zich hadden aangemeld voor de gunningsfase. Hieronder bevond zich ook [eiseres] .

3.1.6.

In Hoofdstuk 4.5 van de Selectieleidraad is het volgende bepaald:

“De UAV 2012 is van toepassing op deze overeenkomst.” Het ging hierbij echter om een verschrijving. In de Nota van Inlichtingen met betrekking tot de selectiefase d.d. 10 maart 2016 (Productie 4) is door de Gemeente het volgende meegedeeld:

Vraag: 1 Conform paragraaf 3.8 dienen wij een referentie aan te dragen waaruit blijkt dat wij ervaring hebben met het uitvoeren van werkzaamheden conform de UAV-GC. In

paragraat 4.5 omschrijft u echter dat de overeenkomst wordt gesloten op basis van de

UAV 2012. In onze optiek is dit enigszins tegenstrijdig, kunt u dit toelichten?

Antwoord: Dit is niet juist. In plaats van UAV 2012 moet er staan UAV-GC.

3.1.7.

De Gemeente heeft op 5 april 2016 de Gunningsleidraad met bijlagen aan de

geselecteerde partijen verzonden. In Hoofdstuk 2.1 van de Gunningsleidraad is onder meer het volgende opgenomen:

“De gemeente Roosendaal behoudt zich het recht om deze aanbesteding op elk moment te beëindigen zonder dat inschrijvende partijen aanspraak maken op recht van vergoeding.”

In Hoofdstuk 2.1 van de Gunningsleidraad is ook bepaald:

“Opdracht zal worden verleend conform UAV-GC 2012, hiervoor zal bij het verlenen van de opdracht een UAV-GC overeenkomst tussen opdrachtgever en opdrachtnemer dienen te worden ondertekend.”

3.1.8.

In Hoofdstuk 2.3 van de Gunningsleidraad is de planning opgenomen, waarin is vermeld dat de definitieve gunning is gepland op 1 juni 2016. Die datum is indicatief volgens de leidraad.

3.1.9.

Op 9 juni 2016 uur heeft de inkoopadviseur van de Gemeente om 12:00 de digitale

inschrijvingen geopend. In het Proces Verbaal van de Aanbesteding is vermeld dat twee van de vijf geselecteerde gegadigden een bieding hadden ingediend. De overige drie inschrijvers hebben aangegeven niet in staat of bereid te zijn geweest om een inschrijving in te dienen.

3.1.10.

De twee inschrijvingen bedroegen respectievelijk € 1.349.000,- van [bedrijf 1] en € 1.340.000,- van [eiseres] . Op grond hiervan heeft de Gemeente besloten om met [eiseres] de verificatiefase in te gaan.

3.1.11.

In een e-mail van 16 juni 2016 heeft [naam] , projectleider bij de Gemeente, gemeld:

“Momenteel zijn we uw inschrijving betreffende de verbouwing van de [adres] te Roosendaal aan het verifiëren.

Op exploitatiegebied dienen er bij ons nog enkele zaken te worden uitgezocht/aangepast, op 5 juli a.s. hebben we een interne vergadering met de toekomstige gebruikers.

Dit kan leiden tot enkele wijzigingen in het ontwerp. Naar aanleiding van dit overleg zal er een herziene planning worden opgesteld.

Ik zal na 5 juli contact met u opnemen om e.e.a. met u te spreken.”

3.1.12.

Na het overleg met de toekomstige gebruikers is de Gemeente met [eiseres] in overleg getreden. Op 11 juli 2016 heeft een gesprek met [eiseres] plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft de Gemeente [eiseres] (voor zover niet tussen partijen in geschil) gevraagd te onderzoeken in hoeverre kostenbesparende maatregelen mogelijk waren.

3.1.13.

Naar aanleiding van dit gesprek heeft [eiseres] op 18 juli 2016 een aangepaste begroting gestuurd. Hierin is opgenomen dat bepaalde werkzaamheden zouden kunnen vervallen teneinde een lagere prijs van € 1.210.101,89 te bereiken:

“Hierbij de aangepaste begroting in het kader van de bezuinigingen. De werkzaamheden van de verdieping zijn vervallen. De belangrijkste bezuinigingen zitten in de wandbekleding (eiken), die is vervallen in deze begroting. Daar voor in de plaats worden de wanden vlak afgewerkt en gesaust met scan in een standaard Ral kleur. Ook zijn de lockers op de verdieping verdwenen, en hebben we nu een stelpost opgenomen voor de extra lockers op de BGG. Voor de vloerbedekking hebben we ook een alternatief. Deze kunnen eventueel worden bemonsterd. Voor de plafonds gaan we uit van een deel nieuwe platen en een deel bestaand hergebruiken. Dit nader uit te werken. Ook kon er naar aanleiding van de verdieping ook nog worden bespaard qua elektra. Omdat ook hier werkzaamheden zijn vervallen.”

3.1.14.

Bij e-mail aan [eiseres] van 10 augustus 2016 liet [naam] aan [eiseres] weten:

“Bij deze een update betreffende de status van de verbouwing aan de [adres] .

Op dit moment zijn wij bezig om de exploitatie van dit gebouw kostendekkend te krijgen.

De planning is om zowel de begane grond en de verdieping te verbouwen met daarin de

bezuinigingsopties betreffende de afwerking op te nemen.

Ook zijn wij bezig om duurzaamheidmaatregelen op installatietechnisch gebied in te

brengen. Hiervoor loopt een onderzoek bij een externe partij.

Mogelijk dat hierdoor de werkzaamheden op installatietechnisch gebied in jullie opdracht wijzigen/vervallen.

De planning is om te starten op 1 oktober en de werkzaamheden op 31 maart 2017 af

te ronden.

Ik zal in week 36 contact met jullie opnemen om dit verder af te stemmen zodat er officieel opdracht aan jullie kan worden verleend.

Ik ga er vanuit je bij deze voldoende te hebben geïnformeerd.”

3.1.15.

[eiseres] heeft bij e-mail van 14 september 2016 opnieuw een aangepaste begroting aan de Gemeente toegezonden. Hierbij ging het om een voorstel exclusief installaties voor elektriciteit en warmte.

3.1.16.

[naam] reageerde hierop bij e-mail van 21 september 2016:

“Wij hebben intern overleg gehad. Het blijft onze insteek om basis van de gehouden aanbesteding de opdracht aan jullie te gunnen.

In de oorspronkelijke aanbesteding hebben we geen duurzaamheidmaatregelen opgenomen (op de led verlichting na dan).

Onze vraag aan jullie is om jullie installateurs een plan te laten maken met daarin opgenomen duurzaamheidmaatregelen.

Graag zien we daarin opgenomen per mogelijke maatregel het investeringsbedrag en het rendement. Op deze manier wordt het voor ons mogelijk om de bezuiniging van energie door te rekenen in een investeringsbudget.

Tevens willen we ook een indicatie ontvangen welk energie label het pand krijgt na het

aanbrengen van deze maatregelen.

Mocht je nog vragen hebben of behoefte hebben aan een nadere toelichting dan hoor ik

dat graag.”

3.1.17.

Bij e-mail van 9 november 2016 stuurde [eiseres] een berekening met betrekking tot de mogelijke energiebesparing voor het pand, aangevuld bij e-mail van 22 november 2016.

3.1.18.

Nadat [eiseres] had geïnformeerd naar de stand van zaken, meldde [naam] bij e-mail van 6 december 2016 het volgende:

“De excelbladen zijn duidelijk. Op dit moment is onze financiële man bezig deze door te

rekenen in de exploitatie. Ik hoop hier op korte termijn een reactie naar jullie op te geven.”

3.1.19.

Nadat [eiseres] op 10 februari 2017 naar de status van het werk had gevraagd, heeft er op 8 maart 2017 een bespreking plaatsgevonden tussen de Gemeente en [eiseres] . Hierbij is door de Gemeente uiteengezet dat en waarom zij niet tot gunning zou overgaan. Daarbij is (voor zover tussen partijen niet in geschil) meegedeeld dat de opdracht voor haar ondanks de bezuinigingsmaatregelen niet haalbaar was gelet op het taakstellend budget. De Gemeente heeft [eiseres] voorgesteld kosten van [eiseres] te vergoeden. Tussen partijen is in geschil van welke kosten vergoeding is toegezegd.

3.1.20.

In een e-mail van [naam] van 5 april 2017 is aan [eiseres] meegedeeld:

“We hebben op 8 maart een overleg gehad over het niet doorgaan van de verbouwing van het stadskantoor aan de [adres] in Roosendaal.

Afgesproken is om de door jullie gemaakte kosten inzichtelijk te maken. Wanneer kunnen we deze kostenspecificatie verwachten? Zodat wij dit project kunnen afsluiten.”

3.1.21.

Bij e-mail van 7 april 2017 heeft [eiseres] een kostenoverzicht aan de Gemeente verzonden, sluitend op een bedrag van € 127.658,14. Naar aanleiding hiervan heeft de Gemeente bij e-mail van 13 april 2017 het volgende bericht:

“Dank u voor uw overzicht. Wij hebben dit goed bestudeerd. Op basis van uw kostenoverzicht zijn wij vooralsnog tot het volgende bereid. Wij verzoeken u ons de volgende posten te factureren:

1. De bezuinigingsronde calculatie (ad € 2040,-)

2. - De bezuinigingsronde engineering (ad € 935,-)

Bovengenoemde werkzaamheden hebben wij u nadrukkelijk gevraagd.

Wij verzoeken u ons de post Bezuinigingsronde onderaannemers en leveranciers (ad € 4.000 PM) te specificeren middels facturen van hen.

De twee posten kort gezegd calculatiekosten aanbesteding zijn posten die iedere inschrijver normaliter maakt en hen in onderhavige aanbesteding ook niet vergoed wordt.

Voor de overige door u opgevoerde posten verzoeken wij u een deugdelijke motivering te geven waarom wij u deze verschuldigd zijn. Deze posten wijzen wij op basis van uw kostenoverzicht af. De gemeente houdt zich alle rechten en weren ter zake ondubbelzinnig

en onvoorwaardelijk voor.”

3.1.22.

In antwoord hierop heeft [eiseres] bij e-mail van 20 april 2017 meegedeeld:

“Wij hebben uw e-mail van 13 april 2017 te 16.32 uur in goede orde ontvangen.

Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om een toelichting te geven waarom wij vinden dat wij schadeloos behoren te worden gesteld.

Er is een aanbestedingsprocedure geweest. De aanbestedingsprocedure is opgevolgd door een periode van ongeveer 9 maanden waarin tussen uw gemeente en ons (inclusief onderaannemers) de nodige overleggen hebben plaatsgevonden en in welke periode wij meermalen op verzoek van uw gemeente, op basis van gewijzigde inzichten van uw gemeente, waaronder op het gebied van duurzaamheidsmaatregelen, de begroting hebben aangepast aan het gewijzigde werk. Wij hebben ons mede zodanig coöperatief opgesteld omdat uw gemeente diverse keren aan ons heeft aangegeven opdracht aan ons te zullen verstrekken. Ik wijs bijvoorbeeld op uw e-mail van 10 augustus 2016 te 16.08 uur (“Ik zal in week 36 contact met jullie opnemen om dit verder af te stemmen zodat er officieel opdracht aan jullie kan worden verleend.”) en uw e-mail van 21 september 2016 te 13.35 uur (“Wij hebben intern overleg gehad. Het blijft onze insteek op basis van de gehouden aanbesteding de opdracht aan jullie te gunnen”). Wij zijn van mening dat wij er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat de overeenkomst definitief tot stand zou komen. Om die redenen, maar ook vanwege de andere omstandigheden van het geval, staat het uw gemeente niet vrij om het traject dat partijen zijn ingegaan en in afrondende fase is af te breken. Indien de gemeente het werk toch niet opdraagt omdat ze nu geheel andere plannen zou hebben, zullen de kosten, de gemiste besparingen bij een ander werk, de gederfde winst en de gemiste dekking aan algemene kosten moeten worden vergoed.

Wij denken dat een gesprek inderdaad verstandig is, kunt u een aantal data voorstellen

doorgeven ?“

3.1.23.

Tussen partijen is op 8 mei 2017 een gesprek gevoerd. Dat gesprek heeft niet tot overeenstemming geleid. [eiseres] heeft vervolgens op 13 maart 2018 de dagvaarding uitgebracht.

3.2.

[eiseres] legt aan haar vordering, na wijziging van grondslag van eis, het volgende ten grondslag.

Primair: Aan [eiseres] is opdracht verleend bij e-mail van 10 augustus 2016. Het proces-verbaal van aanbesteding van 9 juni 2016 kan als ondertekende schriftelijke mededeling ex artikel 3.30. 5 ARW 2012 worden beschouwd.

Subsidiair: Door [naam] is aan [eiseres] met de e-mails van 10 augustus 2016 en 21 september 2016 toegezegd dat opdracht zou worden verleend. [eiseres] mocht erop vertrouwen dat [naam] bevoegd was namens de Gemeente toezeggingen te doen; hij was projectleider en hij was een van de personen via wie de communicatie verliep. De Gemeente heeft erkend dat [naam] bevoegd was een kostenvergoeding toe te zeggen, dan kan de Gemeente niet betogen dat [naam] niet bevoegd was de Gemeente te binden met genoemde e-mails.

Meer subsidiair: Van een zorgvuldige raming van de kosten van de verbouwing door de Gemeente voorafgaand aan de start van de aanbestedingsprocedure is geen sprake. Dat brengt mee dat de Gemeente de inschrijving van [eiseres] niet ex artikel 3.29. 3 ARW 2012 als onaanvaardbaar mocht bestempelen en dat ook niet heeft gedaan. Van een melding door de Gemeente ex artikel 3.32. 3 ARW 2012 dat de opdracht niet werd verleend is geen sprake. De Gemeente mocht dan ook niet afzien van definitieve gunning aan [eiseres] . Door dat toch te doen handelt de Gemeente onrechtmatig, want strijdig met artikel 3.29. 3 ARW 2012, en in strijd met het beginsel van gelijke behandeling, het transparantiebeginsel en het proportionaliteitsbeginsel, als ook met het vertrouwensbeginsel.

Uiterst subsidiair: De besprekingen tussen partijen waren in een zodanig ver stadium dat opdracht verleend had moeten worden, dan wel dat de Gemeente de besprekingen niet mocht afbreken zonder het negatieve en positieve contractsbelang van [eiseres] te vergoeden, althans, nog meer uiterst subsidiair, zo is ter zitting gemeld, zonder de door [eiseres] naar aanleiding van de verzoeken van de gemeente om aanpassing van de inschrijving gemaakte kosten te vergoeden.

De verweren van de gemeente worden waar nodig in de beoordeling betrokken.

3.3.

De rechtbank deelt niet het standpunt van [eiseres] dat tussen partijen reeds een overeenkomst tot stand is gekomen. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en de aanvaarding daarvan. Wilsovereenstemming kan op verschillende manieren worden bereikt, mondeling of schriftelijk. In dit geval heeft [eiseres] door in te schrijven op de aanbesteding van de Gemeente aanvaard dat tussen partijen pas sprake is van een overeenkomst wanneer een UAV-GC overeenkomst tussen opdrachtgever en opdrachtnemer is ondertekend. Als opdrachtgever is genoemd het College van B&W van de Gemeente. Een normaal oplettende en behoorlijk geïnformeerde inschrijver moest begrijpen dat van deze formele voorwaarde niet kan worden afgeweken, in die zin dat ook op andere wijze een overeenkomst tot stand kon komen. Dat zou ook in strijd zijn met het door de Gemeente ten opzichte van de andere inschrijver in acht te nemen gelijkheids- en transparantiebeginsel. Deze tussen partijen overeengekomen voorwaarde voor de totstandkoming van een overeenkomst is niet vervuld. Het Proces Verbaal van Aanbesteding is geen ondertekende UAV-GC overeenkomst, zodat met dat stuk de overeengekomen voorwaarde niet is vervuld.

3.4.

Het betoog van [eiseres] dat Door [naam] aan [eiseres] met de e-mails van 10 augustus 2016 en 21 september 2016 is toegezegd dat opdracht zou worden verleend en dat [eiseres] erop mocht vertrouwen dat [naam] bevoegd was namens de Gemeente deze toezeggingen te doen, beoordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt voorop dat in deze aanbestedingszaak een normaal oplettende en behoorlijk geïnformeerde inschrijver, gegeven de formele vereisten voor het tot stand komen van een overeenkomst, een handtekening van het College van B&W onder een schriftelijke UAV-GC overeenkomst, niet snel erop mag vertrouwen dat een ambtenaar bevoegd is namens het tot ondertekening bevoegde orgaan dat orgaan bindende toezeggingen te doen. [eiseres] heeft, zo stelt de Gemeente onweersproken, vaker overeenkomsten met de Gemeente gesloten en is geen “onwetende burger”. [eiseres] dient bijzondere feiten en omstandigheden aan te voeren die tot het oordeel kunnen leiden dat zij erop mocht vertrouwen dat [naam] het College kon binden. Het feit dat [naam] de gesprekspartner van [eiseres] was in de besprekingen over de inhoud van de aan te besteden opdracht en de prijs is ontoereikend. Ook ontoereikend is het feit dat de Gemeente zich gebonden acht aan de mededeling van [naam] in een gesprek dat bepaalde kosten van [eiseres] zouden worden vergoed. [eiseres] heeft geen feiten en omstandigheden genoemd die maken dat zij mocht begrijpen dat [naam] van het College van B&W een zodanig mandaat had dat hij namens dat orgaan kon meedelen dat dat orgaan over zou gaan tot het verrichten van de formele eis, het ondertekenen van een UAV-GC overeenkomst. Daarbij komt dat tevens is vereist voor binding van het bevoegde orgaan dat sprake is van een ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging. De bewoordingen “Ik zal in week 36 contact met jullie opnemen om dit verder af te stemmen zodat er officieel opdracht aan jullie kan worden verleend” en “Wij hebben intern overleg gehad. Het blijft onze insteek op basis van de gehouden aanbesteding de opdracht aan jullie te gunnen”, bestempelt de rechtbank niet als zodanig. Niet tekstueel en zeker niet in de context waarin deze woorden zijn vermeld, te weten een situatie waarin [naam] steeds om aanpassing van de inschrijving vraagt, na voormelde schriftelijke mededelingen te hebben gedaan. In het eerst geciteerde bericht is ook nog vermeld dat de Gemeente bezig is te trachten de exploitatie kostendekkend te krijgen. Het standpunt van [eiseres] wordt verworpen.

3.5.

Aan de orde is het volgende standpunt van [eiseres] . [eiseres] betoogt dat de Gemeente onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door de artikelen 3.29. 3 en 3.32.3 ARW 2012 te schenden. Volgens [eiseres] had de Gemeente niet mogen afzien van het sluiten van een overeenkomst met [eiseres] . De rechtbank oordeelt als volgt. Het ARW 2012 geeft procedureregels voor onder andere de hier door de Gemeente gevolgde Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure. De twee artikelen luiden als volgt.

3.29.3

Indien de prijs van de meest gerede inschrijving hoger is dan de zorgvuldige raming van de aanbesteder, kan de aanbesteder deze inschrijving als onaanvaardbaar aanmerken en de procedure vervolgen met de onderhandelingsprocedure met aankondiging.

3.32.3

Indien de aanbesteder beslist om de opdracht niet te verlenen, maakt hij deze beslissing en de redenen daartoe bekend met behulp van het elektronische systeem voor aanbestedingen. De aanbesteder gebruikt voor deze bekendmaking het formulier Kennisgeving van aanvullende informatie, informatie over een onvolledige procedure of rectificatie.

Het niet voldoen aan de mededelings- en motiveringsplicht van artikel 3.32. 3 kan niet een grondslag bieden voor het oordeel dat de Gemeente een overeenkomst met [eiseres] moest sluiten. Dit artikel strekt ertoe een inschrijver in staat te stellen te beoordelen of hij een rechtsmiddel wil aanwenden tegen een afwijzende beslissing.

Artikel 3.29. 3. cre ëert voor de aanbestedende dienst de bevoegdheid onder omstandigheden van de in de aanbestedingsstukken beschreven procedure af te wijken en de procedure te vervolgen c.q. te wijzigen in de vorm van een onderhandelingsprocedure, waarbij meerdere partijen kunnen verzoeken mee te mogen dingen naar de opdracht. De vraag of de Gemeente, wanneer sprake zou zijn van een onzorgvuldige raming, het besprekingstraject moest voortzetten totdat een overeenkomst zou zijn gesloten, moet worden beantwoord met inachtneming van alle regels die op de aanbesteding van de Gemeente van toepassing zijn. In dit geval heeft [eiseres] met haar inschrijving aanvaard dat de Gemeente “het recht (heeft) om deze aanbesteding op elk moment te beëindigen zonder dat inschrijvende partijen aanspraak maken op recht van vergoeding.” De uitleg van deze bepaling, die moet plaatsvinden op basis van de tekst, bezien in samenhang met de overige aanbestedingsstukken, is aldus dat de Gemeente zich met deze bepaling het recht voorbehoudt jegens de inschrijver om in elke omstandigheid een grond te zien de procedure te beëindigen en geen overeenkomst te sluiten. Vervolgens kan het zo zijn dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de Gemeente op deze bepaling een beroep doet. Dit heeft [eiseres] niet aangevoerd en dus ook niet van een motivering voorzien. De Gemeente heeft aldus niet in strijd met enig beginsel, noch onrechtmatig gehandeld. Het standpunt van [eiseres] dat in deze overweging is behandeld wordt verworpen.

3.6.

Uit het vorenstaande volgt dat het betoog van [eiseres] , inhoudende dat de besprekingen tussen partijen in een zodanig ver stadium waren dat opdracht verleend had moeten worden, dan wel dat de Gemeente de besprekingen niet mocht afbreken zonder het negatieve en positieve contractsbelang van [eiseres] te vergoeden, ook moet worden verworpen. [eiseres] mocht niet vertrouwen op uitlatingen van [naam] . [eiseres] mocht de Gemeente ook niet verwijten dat de Gemeente met een beroep op een tussen partijen overeengekomen regel de procedure staakte. Ter motivering van het oordeel van de rechtbank over dit standpunt van [eiseres] geldt nog het volgende. Al vanaf de eerste bespreking was het [eiseres] duidelijk dat de Gemeente naar een lagere prijs streefde dan de door [eiseres] geboden prijs. Daarbij heeft [naam] veelvuldig naar aanleiding van een contact tussen partijen aan [eiseres] gevraagd te rekenen naar aanleiding van gewijzigde inzichten over de te verstrekken opdracht. Op enig moment werden die gewijzigde inzichten zo verstrekkend dat het gehele warmte- en electrawerk uit de opdracht zou worden gehaald. Steeds is [eiseres] gevraagd aangepaste berekeningen te maken. Deze feiten en omstandigheden maken dat [eiseres] er objectief beoordeeld niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het sluiten van een overeenkomst aanstaande of nabij was. Dat bij [eiseres] op basis van de lange periode waarin gesprekken zijn gevoerd en enkele uitlatingen van [naam] subjectief de gedachte bestond dat het tot een overeenkomst zou komen is mogelijk, maar is niet toereikend, want niet de juiste beoordelingsmaatstaf, om tot een voor [eiseres] gunstig oordeel te komen.

3.7.

Dan resteert de stelling van [eiseres] dat de Gemeente de kosten aan [eiseres] moet vergoeden die de verzoeken van de Gemeente om aanpassingen van haar inschrijving hebben meegebracht. De Gemeente heeft haar aanbod dergelijke kosten te vergoeden herhaald in de procedure. Uit de onder de feiten vermelde correspondentie vanuit de gemeente volgt dat zij de posten “bezuinigingsronde calculatie ad € 2040,-“ en “bezuinigingsronde engineering ad € 935,-“ heeft geaccepteerd. [eiseres] heeft in deze procedure verder niet toegelicht dat en zo ja welke kosten overigens met de verzoeken van de gemeente gepaard zijn gegaan. Dat brengt mee dat slechts € 2.975,- toewijsbaar is. Er is geen grond deze bedragen te verhogen met btw. Niet gebleken is dat verzuim voorafgaand aan de dagvaarding is ingetreden. Dat brengt mee dat wettelijke rente is verschuldigd vanaf de dagvaarding, 13 maart 2018.

3.8.

De vorderingen van [eiseres] moeten bijna geheel, vanwege het ontbreken van een deugdelijke juridische grondslag, worden afgewezen. [eiseres] moet daarom de proceskosten en de nakosten, niet hoger dan is gevorderd, van de Gemeente betalen, vermeerderd met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW .

3.9.

Ter zitting is aangekondigd dat het vonnis in deze zaak waarschijnlijk al voor de termijn van zes weken gereed zou zijn. Dat is het geval.

4 De beslissing

De rechtbank

veroordeelt de Gemeente om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.975,- te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW van af 13 maart 2018 tot de dag van algehele betaling;

veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van de Gemeente, tot heden begroot op € 6.360,- waarin begrepen € 2.414,- aan salaris advocaat en in de nakosten, begroot op € 131,-, te vermeerderen met € 68,- indien na 14 dagen na aanschrijving niet aan de veroordeling is voldaan en betekening noodzakelijk is, alle proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis, respectievelijk de betekening;

verklaart de proceskostenvergoeding uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. Van Geloven en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2018.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature