Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

promis

Uitspraak



vonnis (promis)

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH

Sector Strafrecht

parketnummers dagvaardingen : 01/821438-06, 01/820875-06 (ttz.gev) en 01/827157-06 (ttz.gev)

parketnummer vordering: 01/825226-05

datum uitspraak: 4 december 2007

Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te Eindhoven op [geboortedatum] 1961,

wonende te [woonplaats], [adres]

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 november 2007.

De rechtbank heeft de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlasteleggingen.

(parketnummer 01/821438-06)

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 september 2006.

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

1.

zij op of omstreeks 19 juni 2006 te Eindhoven

opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), heeft

geslagen en/of heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn

heeft ondervonden;

(artikel 300 Wetboek van Strafrecht )

2.

zij op of omstreeks 06 juni 2006 te Eindhoven

[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans

met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk

voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Kom er maar uit lange lul,

de volgende keer bijt ik je strot er vanaf", althans woorden van gelijk

dreigende aard of strekking;

(artikel 285 Wetboek van Strafrecht )

(parketnummer 01/820875-06)

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 september 2006.

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

1.

zij op of omstreeks 07 februari 2006 te Eindhoven ter uitvoering van het door

verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]

en/of [slachtoffer 5] van het leven te beroven danwel zwaar lichamelijk letsel toe

te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een door haar

verdachte bestuurde personenauto (met hoge snelheid) op voornoemde [slachtoffer 3]

en/of [Slacht[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat

voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

(Artikel 287/302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht )

2.

zij op of omstreeks 07 februari 2006 te Eindhoven [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]

en/of [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,

althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde

[slachtoffer 3] en/of [Slacht[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik schiet

jullie kapot en/of ik maak jullie dood en/of ik rijd jullie kapot", althans

woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

(Artikel 285 Wetboek van Strafrecht )

(parketnummer 01/827157-06)

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 augustus 2006.

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

Zij op of omstreeks 22 augustus 2006 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kledingstuk (vest), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Bijenkorf, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

(artikel 310 Wetboek van Strafrecht )

Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/825226-05 is aangebracht bij vordering van 3 november 2006. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te ’s-Hertogen-

bosch d.d. 7 september 2005. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Rechtmatigheid aanhouding (feit parketnummer 01/827157-06)

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft aangevoerd dat ingevolge het bepaalde in artikel 55 lid 1 Sv. de enkele verdenking van betrokkenheid bij een strafbaar feit onvoldoende is om tot aanhouding op heterdaad (door een niet-opsporingsambtenaar) over te gaan. De raadsman stelt zich dan ook op het standpunt dat er sprake is geweest van een onrechtmatige aanhouding en dat de hierdoor verkregen onderzoeksresultaten niet voor het bewijs mogen worden gebezigd.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat reeds bij een redelijk vermoeden

van schuld sprake kan zijn van een heterdaad-situatie en dat alsdan een ieder bevoegd is om

tot aanhouding over te gaan, zoals in casu het geval is geweest.

Het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank oordeelt dat de stelling van de raadsman dat een enkele verdenking van betrokkenheid aan een strafbaar feit in de weg zou staan aan een aanhouding op heterdaad geen steun vindt in het recht (HR 31 maart 1987, NJ 1988, 167). Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

I.1 t.a.v. feit 1 van parketnummer 01/821438-06.

De rechtbank acht op grond van:

- de verklaring van aangever [slachtoffer 1] (feit 1 van parketnummer 01/821438-06)1

- de bekennende verklaring van verdachte (feit 1 van parketnummer 01/821438-06)2

wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen.

I.2 t.a.v. feit 2 van parketnummer 01/821438-06.

I.2 Vaststaande feiten.

Op 6 juni 2006 heeft verdachte in de Albert Heijn gelegen aan de Generaal Coenderslaan te Eindhoven het een en ander geroepen in de richting van [slachtoffer 2].2,3

I.2 Het standpunt van de verdediging.

Volgens de raadsman kan niet worden gesteld dat de bewoordingen van verdachte op

[slachtoffer 2] een zodanige bedreigende indruk hebben gemaakt dat bij hem, [slachtoffer 2], werkelijk vrees is opgewekt en hij zich in vrijheid belemmerd achtte.

I.2 Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie is van mening dat [slachtoffer 2] zich door de verbale uitingen van verdachte bedreigd heeft kunnen voelen en neemt hierbij mede in aanmerking een eerder gewelddadig incident tussen verdachte en [slachtoffer 2], waarbij verdachte [slachtoffer 2] heeft verwond. Voorts wijst de officier van justitie er op dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat zij zich kan voorstellen dat [slachtoffer 2] zich bedreigd voelde.

I.2 Het oordeel van de rechtbank.

[slachtoffer 2] heeft op 6 juni 2006 aangifte gedaan jegens verdachte. Hij verklaart dat verdachte tegen hem heeft geroepen: ‘Kom er maar uit lange lul…. de volgende keer bijt ik je strot er vanaf.’ [slachtoffer 2] verklaart voorts dat hij zich hierdoor bedreigd voelde, dit vooral na hetgeen hij eerder met de vrouw had meegemaakt4. [getuige 1] zijnde een collega van [slachtoffer 2], heeft verdachte op een dreigende toon in de richting van [slachtoffer 2] horen roepen en verklaart voorts over een gewelddadig incident in 2005 waarbij verdachte [slachtoffer 2] heeft verwond5.

Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij iets in de trant van ‘Kom er maar uit lange slungel…..ik bijt niet meer in armen maar in strotten’ tegen [slachtoffer 2] heeft geroepen en dat zij zich, hoewel grappig bedoeld, wel kan voorstellen dat [slachtoffer 2]s zich hierdoor bedreigd voelde. In dit verband maakt verdachte ook melding van een eerder gewelddadig incident met [slachtoffer 2]6.

Voor wat betreft de formulering van de gebezigde bewoordingen ziet de rechtbank geen enkele aanleiding om aan de juistheid van de verklaring van aangever [slachtoffer 2] te twijfelen. Gelet op deze bewoordingen en de context waarin deze zijn geuit, hierbij mede in aanmerking genomen het gewelddadige incident tussen verdachte en [slachtoffer 2] in 2005, is de rechtbank van oordeel dat daardoor naar objectieve maatstaven vrees is opgewekt en dat [slachtoffer 2] zich bedreigd heeft kunnen voelen. Gelet op het vorenstaande en de hiervoor onder het kopje ‘vaststaande feiten’ omschreven feiten en omstandigheden acht de rechtbank de verbale bedreiging met zware mishandeling van [slachtoffer 2] dan ook bewezen.

II. t.a.v. feit 1 en feit 2 van parketnummer 01/820875-06

II. Vaststaande feiten.

Op 7 februari 2006 heeft in de tankshop aan de Joris Minnestraat te Eindhoven een woordenwisseling plaatsgevonden tussen verdachte en -in elk geval- [slachtoffer 3]6,.7,8. Kort hierna is verdachte naar buiten gelopen en is zij in haar personenauto gestapt6. [slachtoffer 3] en haar vriendinnen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] bevonden zich op dat moment ook op het terrein van het tankstation. Verdachte is vervolgens in haar auto weggereden terwijl [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zich in haar directe nabijheid bevonden6,7,8,9,10.

II. Het standpunt van de verdediging.

Volgens de verdediging zijn aangeefsters opzettelijk voor/achter het voertuig van verdachte gaan staan, teneinde het wegrijden van verdachte te trachten te verhinderen. De verdediging

stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is geweest van opzettelijk inrijden, aangezien

verdachte enkel met de auto weg wilde rijden en zij geen enkele intentie heeft gehad om aangeefsters daarbij te raken. Verdachte zou dan ook van dit feit moeten worden vrijgesproken. Voorts ontkent verdachte bedreigende bewoordingen te hebben geuit.

II. Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht bewezen dat verdachte opzettelijk met haar auto op aangeefsters is ingereden en baseert dit op de inhoud van de verklaringen van aangeefsters en de verklaringen van de onafhankelijke [getuige 2], dit in onderling verband en

samenhang beschouwd. Gelet op de vermoedelijke snelheid van de door verdachte bestuurde auto acht de officier van justitie de poging tot doodslag niet bewezen. De officier van justitie acht de poging op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] wel bewezen. Volgens de officier van justitie heeft verdachte door haar handelen de aanmerkelijk kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij genoemde personen aanvaard. Daarnaast acht de officier van justitie bewezen dat verdachte genoemde personen verbaal heeft bedreigd conform de in feit 2 uitgeschreven bewoordingen.

II. Het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] weliswaar op bepaalde onderdelen wisselende en tegenstrijdige verklaringen omtrent de feitelijke toedracht (feit 1) hebben afgelegd, doch daar staat tegenover dat de onafhankelijke [getuige 2] bij de politie en ten overstaan van de rechter-commissaris ondersteunende en consistente verklaringen heeft afgelegd omtrent het meest wezenlijke onderdeel van het tenlastgelegde incident, te weten het door verdachte met de auto inrijden op genoemde [slachtoffer 3], [slachtoffer 4]

en [slachtoffer 5].

De rechtbank zal de relevante onderdelen uit de diverse verklaringen hierna bespreken.

[Getuige 2] heeft gezien dat verdachte met haar auto met behoorlijke snelheid in de richting van drie vrouwen reed en dat de drie vrouwen opzij moesten springen om niet aangereden te worden11. [getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris voorts onder meer verklaard dat de vrouw niet voor rede vatbaar was en dat zij vanuit de auto schreeuwde als een debiel en ‘vervolgens zie ik dat verdachte vol gas vooruit recht op de drie dames af rijdt.’12 Ook verklaart [getuige 2] dat verdachte bedreigingen heeft geuit in de trant van dat ze afgeschoten moesten worden, ‘ik schiet jullie kapot’ of woorden van gelijke strekking.13

(slachtoffer 3) heeft verklaard dat verdachte bedreigingen heeft geuit, waaronder ‘Ik schiet jullie kapot’ en dat zij vloekend en tierend naar haar auto liep en kort daarop vanuit haar auto riep: ‘Wacht maar, ik rijd jullie kapot’. [slachtoffer 3] verklaart voorts dat verdachte vervolgens met behoorlijke snelheid met haar auto op hen inreed en dat zij door snel weg te springen konden voorkomen zij werden aangereden.14 Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 3] hieromtrent onder meer verklaard: ‘En vervolgens reed ze vooruit op ons in.’15

[slachtoffer 4] heeft verklaard dat verdachte in haar richting keek en daarbij onder meer riep ‘Ik maak jullie dood, ik schiet jullie allemaal kapot’ en dat zij, [Slacht[slachtoffer 4], zich hierdoor bedreigd voelde.16 Voorts heeft [Slacht[slachtoffer 4] verklaard dat verdachte in volle vaart met haar auto op haar kwam ingereden en dat zij moest wegspringen om niet geraakt te worden. [Slacht[slachtoffer 4] hoort verdachte door het geopende portier van de auto nog roepen: ‘Ik maak hun kapot’.17

[Slachtoffer 5] heeft verklaard dat verdachte onder meer schreeuwde: ‘Ik schiet jullie kapot’ en dat zij zich daardoor erg bedreigd voelde.18 [slachtoffer 5] ziet verdachte

agressief uit de tankshop lopen en hoort verdachte onder meer schreeuwen ‘Ik rijd jullie kapot.’ [slachtoffer 5] heeft voorts verklaard dat verdachte met haar auto behoorlijk hard in haar ([slachtoffer 5]) richting reed en dat zij opzij moest springen om niet door de auto geraakt te worden.19

Op grond van de hiervoor onder het kopje ‘vaststaande feiten’ besproken feiten en omstandigheden en de hiervoor besproken bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 3], [slachtoffer 4]

en [slachtoffer 5] verbaal heeft bedreigd en dat zij opzettelijk met haar auto op hen is ingereden. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de stelling van de verdediging, inhoudende -kort gezegd- dat verdachte enkel weg wilde rijden en niet opzettelijk op voornoemde personen is ingereden, door de bewijsmiddelen meer dan afdoende ontkracht.

De rechtbank stelt vast dat verdachte met haar auto in een woedende bui met verhoogde snelheid op de op betrekkelijk korte afstand van haar zich bevindende [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] is ingereden, waarbij laatstgenoemde personen opzij moesten springen om niet geraakt te worden. Daarbij stelt de rechtbank vast dat verdachte gedurende dit incident tegen hen heeft geroepen: ‘Ik rijd jullie kapot’ dan wel ‘Ik maak hen kapot.’

Anders dan de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen genoegzaam kan worden afgeleid dat in de omstandigheden waaronder verdachte met haar auto op drie onbeschermde personen is afgereden, objectief grote kansen op dodelijke gevolgen aanwezig waren. De aard van verdachtes gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan zijn naar het oordeel van de rechtbank reeds naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op en geschikt tot de levensberoving van de slachtoffers dat hieruit valt af te leiden dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zich hiervan bewust moet zijn geweest en dat zij de aanmerkelijke kans op dit gevolg welbewust heeft aanvaard.

De rechtbank acht de poging tot doodslag op [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] dan ook bewezen.

III. t.a.v. het feit onder parketnummer 01/827157-06:

De rechtbank acht op grond van:

- de verklaring van [aangever 1] (feit parketnummer 01/827157-06)20

- de bekennende verklaring van verdachte (feit parketnummer 01/827157-06)21

wettig en overtuigend bewezen dat verdachte genoemde winkeldiefstal heeft gepleegd.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

t.a.v. parketnummer 01/821438-06

(1)

op 19 juni 2006 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;

(2)

op 06 juni 2006 te Eindhoven [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Kom er maar uit lange lul, de volgende keer bijt ik je strot er vanaf", althans woorden van gelijk dreigende aard of strekking;

t.a.v. parketnummer 01/820875-06

(1)

op 07 februari 2006 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] van het leven te beroven,

met een door haar verdachte bestuurde personenauto op voornoemde [slachtoffer 3] en [Slacht[slachtoffer 4]

en [slachtoffer 5] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

(2)

op 07 februari 2006 te Eindhoven [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde

[slachtoffer 3] en [Slacht[slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik schiet jullie kapot en/of ik maak jullie dood en/of ik rijd jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

t.a.v. parketnummer 01/827157-06

op 22 augustus 2006 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kledingstuk (vest) toebehorende aan de Bijenkorf.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De kwalificatie.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

De strafbaarheid.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te haren laste bewezen is verklaard.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 63, 285, 287, 300 en 310.

De strafoplegging.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten bewezen heeft geacht, gevorderd een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact ook indien dit inhoudt een behandeling in de Grote Beek te Eindhoven. De officier van justitie heeft bij de bepaling van de eis rekening gehouden met de ernst van met name het incident waarbij verdachte met haar auto op drie personen is ingereden, het forse (gewelddadige) strafblad van verdachte, de vaststelling dat eerdere werkstraffen niet dan wel moeizaam zijn verricht, alsmede met de inhoud van het met twijfel doorspekte rapport van de reclassering.

Voorts heeft zij de tenuitvoerlegging van 2 maanden gevangenisstraf ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling gevorderd.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman vindt de eis van de officier van justitie in dit specifieke geval zwaar overtrokken en geen recht doen aan de persoon van verdachte en de positieve ontwikkelingen die zij sedert haar opname in het Catharina-ziekenhuis in 2006 heeft doorgemaakt. De raadsman wijst erop dat verdachte sedertdien haar medicatie trouw inneemt en dat zij geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden beschouwd als een patiënt en dat een vrijheidsbenemende straf de in gang gezette positieve ontwikkelingen zal doorkruisen. Bovendien is de raadsman van mening dat verdachte van het meest zware incident, te weten het inrijden met de auto, dient te worden vrijgesproken en dat ook daarom de vordering van de officier van justitie dient te worden gematigd.

De raadsman verzoekt de vordering na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen dan wel de proeftijd ervan te verlengen.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum, alsmede met het door verdachte ter zitting erkende strafbare feit

dat "ad informandum" is vermeld op de inleidende dagvaarding van parketnummer

01/821438-06, voor welk feit verdachte niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd.

De rechtbank constateert dat verdachte blijkens een haar betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 22 oktober 2007 reeds vaker is veroordeeld vanwege geweldsdelicten, te weten in 1999, 2001, 2003 (2x) en 2005. Daarnaast is zij in 2005 veroordeeld vanwege een diefstal. Verdachte heeft de onderhavige strafbare feiten tijdens

de proeftijd van een eerdere veroordeling gepleegd.

Gelet op dit strafblad en de ernst van met name het incident waarbij verdachte met haar auto op drie personen is ingereden zou een vrijheidsbenemende straf conform de vordering van de officier van justitie gerechtvaardigd zijn. Immers, verdachte heeft door haar handelen welbewust een zeer groot en levensbedreigend gevaar voor de slachtoffers in het leven geroepen, zonder zich om het lot van hen te bekommeren. Dat dit niet tot fatale gevolgen heeft geleid is niet aan verdachtes handelen te danken geweest. Bovendien heeft verdachte nog drie geweldsdelicten gepleegd.

Desondanks is de rechtbank van oordeel dat in dit specifieke geval een vrijheidsbenemende straf niet op zijn plaats is. Ter zitting is gebleken dat verdachte sedert haar opname in het Catharina-ziekenhuis in 2006 positieve ontwikkelingen doormaakt. Verdachte neemt trouw de voorgeschreven medicatie in en zij heeft sedert genoemde opname geen nieuwe strafbare feiten gepleegd. Verdachte heeft ter zitting een positieve indruk gemaakt en zij heeft zich

bereid getoond zich in verband met haar psychische problemen zoals die uit de omtrent haar uitgebrachte rapporten (psycholoog drs. J.H.A.M. Kobussen d.d. 11 mei 2007 en reclassering d.d. 1 november 2007) naar voren zijn gekomen, ambulant te laten behandelen.

De rechtbank overweegt dat een repressieve straf conform de vordering van de officier van justitie de positieve ontwikkelingen bij deze verdachte zal doorkruisen. De rechtbank acht echter een werkstraf van na te melden duur wel passend en geboden en gaat daarbij er vanuit dat verdachte deze kans zal aangrijpen om haar leven andermaal een positieve wending te geven.

Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat zij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. Voor wat betreft de vordering van de officier van justitie strekkende tot de oplegging van een proeftijd van 3 jaar merkt de rechtbank nog op dat

deze termijn geen steun vindt in het recht (HR 30 oktober 2007, LJN: BB3999).

De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank zoals hiervoor overwogen van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijk bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding thans geen tenuitvoerlegging te gelasten, doch de vastgestelde proeftijd te verlengen met één jaar.

De beslissing.

Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

t.a.v. 01/821438-06 feit 1:

mishandeling

t.a.v. 01/821438-06 feit 2:

bedreiging met zware mishandeling

t.a.v. 01/820875-06 feit 1:

poging tot doodslag, meermalen gepleegd

t.a.v. 01/820875-06 feit 2:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

t.a.v. 01/827157-06:

diefstal

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

BESLISSING:

t.a.v. 01/821438-06 feit 1, feit 2, 01/820875-06 feit 1, feit 2 en 01/827157-06:

*Werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis;

*Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van

2 jaren

en met de bijzondere voorwaarde:

dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, hem te

geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch,

Eekbrouwersweg 6, 5233 VG 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk

acht, ook indien dit inhoudt de deelname aan een ambulante behandeling bij de afdeling

forensische psychiatrie van de GGZ in Eindhoven.

Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het

Wetboek van Strafrecht.

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:

Verlenging van de proeftijd, bepaald bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 7 september 2005, gewezen onder parketnummer 01/825226-05, met één jaar.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. M.E. Bartels, voorzitter,

mr. M.L.W.M. Viering en mr. C.B.M. Bruens, leden,

in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,

en is uitgesproken op 4 december 2007.

1verklaring [slachtoffer 1], pag. 16 van het eindpv

2verklaring verdachte ter zitting d.d. 20 november 2007

3verklaring [slachtoffer 2], pag. 25 van het eindpv

4verklaring [slachtoffer 2], pag. 25 van het eindpv

5verklarin[getuige 1] pag. 27 van het eindpv

6verklaring verdachte ter zitting d.d. 20 november 2007

7verklaring [slachtoffer 3], pag. 10 van het eindpv

8verklaring [getuige 2] pag. 14 van het eindpv

9verklaring [slachtoffer 4], pag. 20 t/m 21 van het eindpv

10verklaring [slachtoffer 5], pag. 26 van het eindpv

11verklaring [getuige 2] pag. 14 van het eindpv

12verklaring [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 29 november 2006

13verklaring [getuige 2] pag. 15 van het eindpv

14verklaring [slachtoffer 3], pag. 11 van het eindpv

15verklaring [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris d.d. 13 december 2006

16verklaring [slachtoffer 4], pag. 20 van het eindpv

17verklaring [slachtoffer 4], pag. 21 van het eindpv

18verklaring [slachtoffer 5], pag. 25 van het eindpv

19verklaring [slachtoffer 5], pag. 26 van het eindpv

20verklaring [aangever 1] pag. 6 t/m 7 van het eindpv

21verklaring verdachte ter zitting d.d. 20 november 2007

??

??

11

Parketnummers: 01/821438-06, 01/820875-06, 01/827157-06 en 01/825226-05 (tul)

E.J.W. Munsters


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature