U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Foto is werk in auteursrechtelijke zin en publicatie daarvan op website/blogs openbaarmaking. Geen bagatel. Schade begroot op gederfde licentievergoeding, verhoogd met factor 0.5. Proceskosten begroot op liquidatietarief, nu het gaat om een eenvoudige niet bewerkelijke zaak.

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7063684 \ CV EXPL 18-28956

uitspraak: 15 februari 2019

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

[eiser] ,

woonplaats: Utrecht,

eiser,

gemachtigde: mr. P.F. van den Berg,

tegen

[gedaagde] ,

woonplaats: Bergschenhoek,

gedaagde,

procederend in persoon.

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:

het exploot van dagvaarding van 3 juli 2018, met producties;

het schriftelijk antwoord met producties;

het tussenvonnis van 23 juli 2018 waarbij een comparitie van partijen is gelast;

de bij brief van 4 oktober 2018 door [eiser] overgelegde producties;

de bij faxbrief van 9 oktober 2018 door [gedaagde] overgelegde schriftelijke aanvulling op haar antwoord;

het proces-verbaal van de op 11 november 2018 gehouden comparitie van partijen;

de ter zitting door [gedaagde] nog overgelegd pagina’s uit het werkstuk van haar dochter.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De vaststaande feiten

2.1.

[eiser] beheert en exploiteert auteursrechten van fotografen, waaronder foto’s van de professionele fotograaf [naam] . [eiser] heeft de Belgische onderneming Permission Machine gemachtigd om namens [eiser] licenties aan te bieden.

2.2.

[gedaagde] verkoopt verkleedkleding onder meer via haar website [naam website 1]. Daarnaast heeft zij een zestal blogs waarin wordt gelinkt naar haar andere werkzaamheden.

2.3.

[gedaagde] heeft op haar website foto’s van legbatterijkippen geplaatst, als te zien op de screenshot gemaakt door [eiser] in april 2013, waaronder de hierna afgebeelde

met de volgende tekst uit het werkstuk van haar dochter:

“De legbatterijkip zit in een hele kleine ruimte

En daar moeten ze maar eieren leggen.

Zelf vind ik het heel zielig.

Help de dieren in de vee-industrie”

Geen bron voor de plaatjes, sorry. Die heeft ze gevonden op internet.

2.4.

Bij schrijven van 10 februari 2017 maakt Permission Machine namens [eiser] [gedaagde] – onder bijvoeging van de door haar gemaakte screenshot – er op attent dat zij inbreuk maakt op het auteursrecht van de fotograaf en biedt haar een licentie aan voor het gebruik van de foto voor het verleden en een jaar na dato tegen betaling van in totaal € 318,00 (€ 265,00 licentievergoeding en € 53.00 dossierkosten. Bijgesloten zijn de factuur (waarop de foto is aangeduid met nummer zonder naam fotograaf), FAQ en licentievoorwaarden. Permission Machine heeft [gedaagde] daarbij aangezegd dat indien de licentie wordt geweigerd eenzelfde bedrag zal worden gevorderd wegens gemiste inkomsten, onverminderd bijkomende vergoedingen wegens niet vermelding naam, verminking van het werk e.d.m., waarvoor een voorbehoud wordt gemaakt.

2.5.

[gedaagde] reageert nog diezelfde dag per e-mail . In haar e-mail zegt zij het volgende:

“(…)

Het klopt dat deze foto zonder bronvermelding op mijn privé-blog stond en dat had ik niet moeten doen. Ik heb hem nu weggehaald.

Met excuses aan de fotograaf. Ik publiceer zelf veel foto’s en ik weet uit ervaring hoe ergerlijk het is.

Bij deze deel ik u mede dat de licentie weiger en protesteer tegen de factuur om de volgende redenen:

 Het betrof hier een hoofdstuk uit een werkstuk van mijn toen 9-jarige dochter

[naam website 2] dat ik online heb gezet. Ik heb hier nimmer een commerciële bedoeling mee gehad.

Ik heb geen waarschuwing of melding vooraf gehad.

Het gefactureerde bedrag komt in de verste verte niet in de richting van wat de auteur mis is gelopen aan inkomsten.

(…)”

2.6.

Na eerst op 2 maart 2017 een herinnering te hebben gestuurd, antwoordt Permission Machine bij e-mail van 3 maart 2017, met excuses voor de late reactie. In deze mail meldt Permission Machine onder meer dat de verwijdering van de foto de inbreuk niet ongedaan maakt, legt daarbij uit dat een waarschuwing vooraf veel werk en dus kostenverhoging met zich zou brengen en geeft een nadere toelichting voor de tariefberekening in het algemeen en het in dit geval in rekening gebrachte commerciële tarief in verband met reclameboodschappen op de website. Permisson Machine biedt daarbij, als tegemoetkoming, het niet-commerciële tarief van € 238,50 (€ 185,50 licentie + € 53 dossierkosten) aan.

2.7.

Op 14 juni 2017 stuurt Permission Machine een tweede herinnering waarin de schade voor cliënt conform de Algemene Voorwaarden wordt gesteld op “een aantal malen de licentievergoeding (tot 300 %)”. In rekening wordt gebracht het eerder aangeboden (commerciële) tarief plus rappelkosten, in totaal een bedrag van € 348,00.

2.8.

Op 5 oktober 2017 stuurt Permission Machine een ingebrekestelling voor € 348,00.

2.9.

Op 23 mei 2018 sommeert de deurwaarder [gedaagde] namens [eiser] binnen acht dagen de schade te voldoen, thans begroot op een bedrag van in totaal € 620,00 (€ 265,00 licentie, € 295,00 kosten opsporen en opvolgen Permission Machine en kosten deurwaarder € 60,0).

2.10.

De deurwaarde stuurt vervolgens een tweede sommatie eveneens gedateerd op 23 mei 2018, waarin een aantal standaardantwoorden zijn opgenomen en waarin – onder verwijzing naar tal uitspraken van diverse rechtbanken in den lande – wordt gemeld, dat het thans gevorderde bedrag nog beperkt is en [gedaagde] wordt gesommeerd om inclusief een kostenverhoging van € 72,00, een bedrag van in totaal € 692,00 te voldoen.

2.11.

[gedaagde] antwoordt bij e-mail van 25 mei 2018. Zij geeft daarin onder meer aan verbaasd te zijn twee brieven van dezelfde datum te hebben ontvangen met een verhoging in de tweede brief. Voorts schrijft zij datde antwoorden niet op haar situatie slaan, verbetert zij een enkele taalfouten meldt zij:

“Vanaf heden zal ik u niet meer antwoorden aangezien de kosten dan blijkbaar oplopen.

Mocht u het laten aankomen op een gerechtelijke procedure dan dient u er rekening mee te houden dat daar gekeken wordt naar de ernst van de inbreuk en dat ik mijn tijd en mijn kosten gemaakte kosten inzake deze procedure dan op u ga proberen te verhalen.”

3 Het geschil

3.1.

[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

[gedaagde] te veroordelen aan [eiser] te voldoen een vergoeding van € 332,50 dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding,

[gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] te voldoen de tot vergoeding van de door Permission Machine en Rosmalen Nedland verrichte werkzaamheden ad € 177,50, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag,

[gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding ex artikel 1019hRv, waaronder begrepen de verschotten en een bedrag van ten minste € 180,00 aan salaris gemachtigde.

3.2.

[eiser] legt baan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van de fotograaf van de litigieuze foto, welke rechten aan haar bij overeenkomst zijn overgedragen en door haar worden beheerd.

3.3.

[gedaagde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Daartoe heeft zij – kort samengevat – aangevoerd dat de foto geen werk is, de inbreuk dermate gering is dat de vordering ook om die reden moet worden afgewezen, de fotograaf geen schade heeft geleden. Zij stelt voorts belang te hebben bij het stoppen van Permission Machine met het misbruiken van auteurs- en persoonlijkheidsrechten voor geldelijk gewin en dat zij daarom zij een principiële uitspraak wenst.

3.4.

Op de (nadere) stellingen van partijen wordt hierna bij de beoordeling ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Kernpunt van het geschil betreft de vraag of [gedaagde] met het plaatsen van de foto op haar website/blog – waarvoor zij geen toestemming had gevraagd – inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van de fotograaf en zo ja, of zij ter zake het gevorderde bedrag aan schadevergoeding is verschuldigd aan [eiser] .

misbruik van recht?

4.2.

De kantonrechter zal allereerst ingaan op het verweer van [gedaagde] dat Permission Machine en – naar de kantonrechter begrijpt – dus [eiser] misbruik van recht maakt. Daarvan is naar [gedaagde] meent sprake, aangezien deze clubs het auteursrecht exploiteren als verdienmodel, nu de bedragen die zij incasseren voor niet daadwerkelijk geleden schade grotendeels ten goede komen aan juristen en ondernemingen en niet aan fotografen.

4.3.

Dit verweer wordt verworpen. Van misbruik van recht kan krachtens het bepaalde in artikel 3:13 lid 2 BW slechts dan sprake zijn indien iemand zijn rechten inzet met geen andere doel dan de ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor die rechten zijn verleend dan wel men in redelijkheid niet tot de uitoefening van rechten had kunnen komen, gelet op de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening daarvan en het belang van de ander dat daardoor wordt geschaad. Het auteursrecht nu is aan de makers van werken toebedeeld als middel bij uitstek om hun werken te kunnen exploiteren, anders gezegd: daarmee een inkomen te verdienen, bijvoorbeeld door anderen toe te staan de werken te gebruiken onder de voorwaarde dat deze voor de daartoe verkregen licentie een bepaald bedrag betalen. Het uitoefenen en handhaven van het auteursrecht teneinde daaruit een inkomen te genereren levert als zodanig dan ook geen misbruik van recht op. Het staat auteurs verder vrij om, om hen moverende redenen – vaak gelegen in de omstandigheid dat individuele handhaving lastig zo niet onmogelijk is – er voor te kiezen hun rechten te laten beheren en incasseren door incasso- dan wel collectief beheerorganisaties. Dat ook daaraan kosten zijn verbonden is inherent aan het model van collectief beheer. Het enkele feit dat daarbij sprake is van een verdienmodel wettigt evenmin de conclusie dat sprake is van misbruik van recht. Daarbij zij opgemerkt dat het aan de auteurs zelf is, dan wel de toezichthoudende organen, er op toe te zien dat de kosten daarvoor redelijk blijven. Iets anders is dat bij een concrete inbreuk alleen de daadwerkelijk geleden schade kan worden vergoed, waaronder krachtens het bepaalde in artikel 6:96 BW ook de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid vallen alsook kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Op de vraag wat in dit geval een redelijke schadevergoeding is, wordt hierna bij het bepalen van de omvang van de schade nader ingegaan.

werk

4.2.

[gedaagde] voert verder als verweer dat de litigieuze foto geen werk in auteursrechtelijke zin is, omdat deze foto een onvoldoende eigen, oorspronkelijk karakter heeft en een persoonlijk stempel van de maker ontbeert, nu het hier gaat om een momentopname van een legbatterij, een zo duidelijk mogelijke natuurgetrouwe weergave, waarbij niets in scene is gezet en de foto zich in niets onderscheidt van door andere fotografen gemaakte foto’s van legbatterijen. Zij verwijst daarbij naar een tweetal uitspraken van andere rechtbanken.

4.3.

Ook dit verweer kan geen doel treffen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

4.3.1.

Voorop staat dat een foto alleen dan kwalificeert als een werk in auteursrechtelijke zin indien de foto een intellectuele schepping van de auteur is die de persoonlijkheid van deze weerspiegelt hetgeen tot uiting komt door de vrije creatieve keuzen van die auteur bij de totstandkoming van die foto. Als voorbeelden van die mogelijke creatieve keuzen bij een portretfoto van een persoon, noemt het Europese Hof van Justitie in het Painer-arrest van 1 december 2011 (C-145/10, ECLI:EU:C:2011:798 punt 91) de mogelijkheid dat in de voorbereidend fase de auteur de enscenering, de pose van de te fotograferen persoon of de belichting kan kiezen; bij het nemen van de foto de camera-instelling, de invalshoek of de gecreëerde sfeer kan kiezen en bij het ontwikkelen ten slotte kan kiezen tussen diverse technieken, of in voorkomend geval software kan gebruiken. De drempel van bescherming voor een foto is derhalve niet anders dan die voor andere werken, niet lager, maar ook niet hoger.

4.3.2.

De hiervoor gememoreerde door het Hof genoemde voorbeelden zijn mogelijke elementen die bij de beoordeling van een foto een rol kunnen spelen; het is niet zo dat aan alle elementen dient te zijn voldaan. De door [gedaagde] genoemde omstandigheid dat de kippen niet hebben geposeerd, het niet in scene is gezet – hetgeen bij kippen ook lastig lijkt – betekent nog niet dat geen sprake kan zijn van creatieve keuzen door de fotograaf. Hetzelfde geldt voor het feit dat het een natuurgetrouwe weergave is. Ter onderbouwing van haar verweer dat de foto zich in niets onderscheidt van andere foto’s van legbatterijen heeft [gedaagde] drieA4 met een kleine honderd fotootjes van legbatterijen overgelegd. Ook dat overtuigt onvoldoende. Dat de beelden daarvan gelijken wordt vooral veroorzaakt door het gefotografeerde onderwerp. [eiser] heeft naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] nog in het geding gebracht vier afbeeldingen van de serie foto’s die [naam] heeft gemaakt van legbatterijen, waarvan de onderhavige onderdeel is, en ter toelichting daarop ter zitting benadrukt dat de fotograaf voor de betreffende foto’s wel degelijk creatieve keuzen heeft gemaakt onder meer door het instellen van het licht, de keuze van de camera en de hoek van waaruit is gefotografeerd. Naar het oordeel van de kantonrechter maakt de weergave van de foto op die productie voldoende aannemelijk dat inderdaad sprake is geweest van vooraf bewust gemaakte keuzen in gebruikte camera(instelling), invalshoek en belichting, waardoor een bepaalde sfeer ontstaat, zeker bij het aanzien van de serie, die zich onderscheidt van andere toevallige fotoopnames van een legbatterij. Het resultaat van de wijze waarop de litigieuze foto is genomen laat zich in ieder geval niet vergelijken met het soort foto’s als aan de orde in de uitspraken als door [gedaagde] geciteerd.

inbreuk - beroep art. 18a Aw

4.4.

Ter beoordeling ligt vervolgens voor de vraag of [gedaagde] met het plaatsen van de foto op haar website/blog, nadat deze door haar dochter was geplukt van het internet en was gebruikt in een werkstuk voor school, zonder toestemming van de fotograaf, inbreuk heeft gemaakt op de rechten van deze fotograaf.

4.5.

De kantonrechter stelt voorop dat het plaatsen van een foto die op een (andere) website op internet is gevonden en is gebruikt in een werkstuk, op een eigen website, zonder toestemming van de fotograaf, in beginsel kwalificeert als relevante openbaarmaking in de zin van artikel 12 Aw , als een ‘mededeling aan het publiek’ in de zin van artikel 3 lid 1 van Richtlijn 2001 /21 (zie o.a.: HvJEU 7 augustus 2018 (Renckhoff), C-161/17, ECLI:EU:C:2018:634).

4.6.

[gedaagde] stelt echter dat in casu geen sprake is van inbreuk zich daarbij beroepend op de beperking als opgenomen in de ‘De-Minimus bepaling’ van artikel 18a Aw . Daartoe voert zij aan dat sprake is van een toevallige verwerking, omdat wie via Google Picture Search zoekt op foto’s van legbatterijen, honderden zo niet duizenden foto’s tegen komt die nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn.

4.7.

Dit beroep faalt. Het al dan niet onderscheidend zijn van een werk is in dit kader niet relevant; dat speelt uitsluitend een rol bij de vraag of sprake is van een werk, waarover hiervoor reeds is geoordeeld. Waar het bij artikel 18a Aw om gaat, is de vraag of sprake is van een incidentele verwerking van een werk in een ander werk. Gelet op de parlementaire geschiedenis is daarvoor bepalend of dat gebruik van ondergeschikte betekenis is naar omvang en het gebruik van zowel het gebruikte werk als het werk waarin het gebruikt wordt. In de memorie van toelichting bij deze bepaling is daarbij opgemerkt dat waar het gebruik weliswaar op zichzelf bescheiden van omvang is, maar wel beoogd en bewust en daarmee niet toevallig plaatsvindt, de beperking niet van toepassing is (TK 28483, nr. 3 p. 52-53). Dit laatste doet zich in het onderhavige geval voor, zodat artikel 18a Aw toepassing mist. Dat ook een andere foto van een andere fotograaf functioneel zou hebben kunnen voldoen, doet daaraan niet af.

4.8.

Een en ander leidt er toe dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op het aan de fotograaf toekomende en aan [eiser] overgedragen auteursrecht. Niet in geschil is dat dit onrechtmatig handelen haar ook is toe te rekenen, zodat zij gehouden is de ten gevolge daarvan door de fotograaf geleden schade te vergoeden aan [eiser] .

(omvang) schade

4.9.

De rechtbank komt thans toe aan de vraag of de door de fotograaf geleden schade redelijkerwijs kan worden begroot op de door [eiser] gestelde wijze en op het door haar gevorderde bedrag.

4.10.

[eiser] heeft de schade (met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten) gesteld op een totaalbedrag van € 332,00. Voor de begroting van deze schade sluit [eiser] thans aan bij de tarieven van Stichting Foto Anoniem, omdat uit de rechtspraak blijkt dat deze tarieven in zijn algemeenheid redelijk worden geacht. Daarbij heeft zij erop gewezen dat deze stichting ten doel heeft om partijen in staat te stellen zonder toestemming van de rechthebbende, wanneer deze niet gelijk kan worden achterhaald, toch een licentie te verkrijgen voor het gebruik van foto’s. [eiser] is daarbij uitgegaan van een gemiddelde van de minimale gemiddeldes (minimum en maximum per maat) van drie tarieven (internationaal en nationaal met domeinnaam en zonder domeinnaam) geldend voor een korte plaatsing van één week, hetgeen neerkomt op een economische waarde/ gederfde licentievergoeding van € 215,00 ex BTW per foto. Dit bedrag heeft zij verhoogd met een factor 0,5 – waardoor het totale bedrag komt op € 322,50 – in verband met de daarnaast gemaakte kosten om de inbreuk te constateren en de afbreuk die is gedaan aan het zelfbeschikkingsrecht van de rechthebbende om zelf te bepalen wanneer en waar de foto wordt gebruikt. Dit laatste leidt tot waardevermindering, aldus [eiser] .

4.11.

[gedaagde] heeft betwist dat de fotograaf schade heeft geleden. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat voor dit bedrag nooit een licentie zou zijn aangekocht, de schade aan waardevermindering niet reëel is, nu de foto dateert uit 1998 en bepaald niet exclusief is alsmede dat de opgevoerde kosten het karakter van een boete dragen. Voor zover er al schade is, dient rekening te worden gehouden met het feit dat zij onmiddellijk na het aanschrijven de foto heeft verwijderd en de bewuste blogpost – een weblog over persoonlijke wissewasjes met enkel tientallen bezoekers per dag– tot dan slechts 80 pageviews telde. Ter zitting heeft zij daar nog aan toegevoegd dat [eiser] in het verleden aan bedrijven met kleine weblogs foto’s voor € 1,- heeft aangeboden en zij in 2013 via Permission Machine een fotolicentie had kunnen regelen voor zo’n € 10,00, waarmee het thans gevorderde bedrag in geen verhouding staat.

4.12.

Overwogen wordt als volgt.

4.12.1.

Ingevolge artikel 6:97 BW begroot de rechter de schade op een wijze die het meest met de aard van de schade in overeenstemming is. Daarbij heeft de rechter de vrijheid de schade abstract vast te stellen. Het vaststellen van de schade op een forfaitair bedrag en het ter berekening daarvan aanknopen bij de vergoeding die een fotograaf, dan wel een organisatie voor hem, zou hebben kunnen bedingen indien wel toestemming voor het gebruik van de foto’s was gevraagd, is op zichzelf een gebruikelijke en heel wel binnen ons rechtssysteem passende methode. Daarin voorziet ook artikel 13 lid 1, tweede alinea, sub b van de Handhavingsrichtlijn voor zaken betreffende rechten van intellectuele eigendom (Richtlijn 2004/48), geïmplementeerd in artikel 27 lid 2 Aw .

4.12.2.

De rechtbank acht het bedrag van € 214,00 dat thans als uitgangspunt is genomen voor het gebruik door [gedaagde] van de foto van een professionele fotograaf op zichzelf niet onredelijk. Daarbij weegt allereerst mee dat – naar [eiser] terecht en onweersproken ter zitting heeft opgemerkt – de foto gedurende een periode van vier jaar (de periode gelegen tussen de datum van het screenshot in 2013 en de eerste aanschrijving in 2017) op de website (gelinkt aan de blogs) van [gedaagde] heeft gestaan en dat deze website niet uitsluitend een persoonlijk karakter draagt, maar wel degelijk ook commercieel van aard is, mede gelet op de getoonde advertenties van commerciële bedrijven. Gelet op deze periode is het door [gedaagde] gestelde aantal pageviews geenszins aannemelijk en dit wordt ook niet ondersteund door de door haar overgelegde productie; in tegendeel, daaruit blijkt van zo’n 1.400 pageviews per maand. De stelling van [gedaagde] dat zij eerder dezelfde foto voor een veel lager bedrag had kunnen verkrijgen, blijft bij de beoordeling buiten beschouwing, nu deze stelling niet concreet is onderbouwd, terwijl dit door [eiser] gemotiveerd is betwist. De nog door [gedaagde] gestelde omstandigheid dat de foto jarenlang niet te zien zou zijn geweest op de eigen site van de fotograaf, maar uitsluitend op die van [eiser] , weegt evenmin mee, aangezien deze omstandigheid niet relevant is voor het bepalen van een redelijk te achten licentievergoeding.

4.12.3.

De vervolgens toegepaste verhoging met een factor 0,5 komt de kantonrechter gelet op de daarvoor aangevoerde gronden redelijk voor. Immers ook de kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid behoren krachtens het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 sub b BW tot vermogensschade en mogen daarbij in rekening gebracht. Voorts kan het niet meer zelf kunnen bepalen of en wanneer een foto gebruikt mag worden afdoen aan de exclusiviteitswaarde van een foto, althans kan het enkele feit dat een foto van jaren her dateert op zichzelf bij de beoordeling daarvan geen gewicht in de schaal leggen. Gelet op deze goede gronden voor de verhoging kan niet worden gezegd dat de verhoging in het onderhavige geval een (uitsluitend) punitief karakter heeft. Het verweer van [gedaagde] op dit punt kan dan ook niet worden gevolgd.

4.13.

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen ligt de vordering tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding van in totaal € 332,50 voor toewijzing gereed.

Buitengerechtelijke (incasso)kosten en proceskosten

4.14.

Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij dienen de buitengerechtelijke (incasso)kosten en de proceskosten in beginsel voor rekening van [gedaagde] te komen.

4.15.

[eiser] heeft aan buitengerechtelijke incassokosten (dus naast de hiervoor in 4.12.3 bedoelde kosten ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid) in totaal een bedrag van € 177,50 gevorderd. [eiser] heeft daarnaast ter zake kosten salaris gemachtigde, met een beroep op artikel 1019h Rv , een (naar zij stelt beperkt) bedrag gevorderd van € 180,00.

[gedaagde] heeft de (omvang van de) gevorderde kosten bestreden en bepleit het gewone liquidatietarief toe te passen overeenkomstig de Indicatietarieven voor rechtbanken.

4.16.

In artikel 1019h Rv is, in navolging van artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn, bepaald dat de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd wordt veroordeeld in redelijke en evenredige proceskosten, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. Overwogen wordt dat nu [gedaagde] voorafgaand aan de procedure niet bereid leek tot betaling van enige vergoeding [eiser] goede grond had een gerechtelijke procedure te starten.

4.17.

Gelet op het zeer eenvoudige en niet-bewerkelijke karakter van de zaak – hetgeen ook blijkt uit de gebezigde veelal gestandaardiseerde teksten in de dagvaarding en de brieven in aanloop naar de procedure – zullen de kosten voor het salaris van de gemachtigde van [eiser] overeenkomstig de geldende regeling Indicatietarieven in IE-zaken (rechtbanken) worden begroot conform het toepasselijke liquidatietarief in kantonzaken.

4.18.

Toepassing van het liquidatietarief kanton betekent dat (anders dan bij toepassing van de bij de indicatietarieven gestelde maxima ) een onderscheid dient te worden gemaakt tussen buitengerechtelijke (incasso)kosten en kosten gemachtigde. Dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht is voldoende komen vast te staan. De gevorderde kosten zullen uitgaande van een hoofdsom van € 332,50 worden toegewezen tot het bedrag van afgerond € 50,00 dat jegens [gedaagde] redelijk is, gelet op de tarieven volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgevers gewoonlijk in rekening worden gebracht.

4.19.

De kosten van dit geding worden – met toepassing van het liquidatietarief voor de kosten gemachtigde – bepaald op:

griffierecht € 119,00

kosten exploot € 92,00

kosten advocaat € 120,00 (2 pt x € 60,00)

_____________________

Totaal € 331,00

5. De beslissing

De kantonrechter:

veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een vergoeding van € 332,50 ter zake de vergoeding van de geleden schade voor het onrechtmatig openbaar maken van de foto zonder toestemming van de rechthebbende, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag van af de dag van de dagvaarding, zijnde 3 juli 2018, tot de dag van algehele voldoening;

veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen kwijting te betalen € 50,00 ter zake de vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten;

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 211,00 aan verschotten en op € 120,00 aan salaris voor de gemachtigde;

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Heevel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

464


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature