Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

strafrechtelijke ontruiming van krakers

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel

zaaknummer / rolnummer: C/10/502409 / KG ZA 16-576

Vonnis in kort geding van 21 juni 2016

in de zaak van

[eiser],

wonende te [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. E. Tamas te Den Haag,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

zetelend te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. A.Th.M. ten Broeke te Den Haag.

Partijen zullen hierna [eiser] en de Staat genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding d.d. 2 juni 2016

de door de Staat overgelegde producties 1 tot en met 15

de mondelinge behandeling d.d. 10 juni 2016

de pleitnota van de Staat.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

De rechtsvoorgangster van FMT-NL B.V. (hierna: “FMT”) heeft met de gemeente Barendrecht (hierna: de gemeente”) in mei/juni 2010 een beheerovereenkomst gesloten ten aanzien van de beheerderswoning met garage aan de [adres] (hierna: “de woning”), welke woning de gemeente in eigendom heeft. Vervolgens heeft FMT ten aanzien van de woning een bruikleenovereenkomst gesloten met de heer

[persoon1] .

2.2.

Op 3 november 2015 heeft de gemeente de met FMT gesloten beheerovereenkomst opgezegd, naar aanleiding waarvan FMT de met de heer [persoon1] gesloten bruikleen-overeenkomst per 9 november 2015 heeft opgezegd.

2.3.

[eiser] bewoont sinds in ieder geval eind 2015 de woning.

2.4.

Op 29 februari 2016 heeft de gemeente aangifte gedaan van de kraak van de woning. De gemeente heeft op 21 april 2016 een brief aan de bewoners uitgereikt, waarbij de gemeente de bewoners heeft gewaarschuwd voor de slechte staat van de woning, voor de aanwezigheid van asbest en de onveilige nutsvoorzieningen en zij de bewoners heeft verzocht om een einde te maken aan het illegale gebruik van de woning.

2.5.

Op 20 mei 2016 heeft het Openbaar Ministerie te Rotterdam (hierna: “het OM”) een aankondigingsbrief met de volgende inhoud aan de heer [persoon2] uitgereikt.

“Op 29 februari 2016 is een aangifte gedaan door de gemeente Barendrecht, waarin staat vermeld dat u de woning/het pand [adres] heeft “gekraakt”.

Op 21 april 2016 is aan de bewoners/krakers een brief uitgereikt van de gemeente Barendrecht, waarin de gemeente aangeeft dat zij de woning/het pand onveilig acht voor bewoning. Aan de krakers/bewoners wordt verzocht de woning/het pand zo spoedig mogelijk te verlaten. Daaraan is tot nu toe geen gevolg gegeven.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht heeft op 13 mei 2016 het besluit genomen deze woning/het pand te slopen.

Bij deze kondig ik u aan dat ik u en diegenen die thans in de woning/het pand verblijven aanmerk als verdachten van overtreding van artikel 138a van het Wetboek van Strafrecht.

Bij deze deel ik u mee dat ik voornemens ben deze woning/het pand te laten ontruimen o.g.v. artikel 551a van het Wetboek van Strafvordering. Deze ontruiming zal plaatsvinden uiterlijk binnen acht weken na de dagtekening van deze aankondiging, te weten uiterlijk 15 juli 2016.

Als u een oordeel van de rechter over deze voorgenomen ontruiming wenst te verkrijgen kunt u een kort geding aanhangig maken. (…)”

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

I. de Staat, en via haar de Officier van Justitie in het Arrondissementsparket Rotterdam, te verbieden op strafrechtelijke gronden tot feitelijke ontruiming van [eiser] uit de woning over te gaan of te doen gaan, waaronder begrepen het verlenen van medewerking aan het overhandigen van de woning en het perceel aan derden, dan wel het niet optreden tegen huisvredebreuk jegens [eiser] gedurende zijn afwezigheid,

II. de Staat, en via haar de Officier van Justitie in het Arrondissementsparket Rotterdam, te bevelen het huisrecht van [eiser] in de woning te beschermen tegen inbreuken van derden,

III. met veroordeling van de Staat in de proceskosten.

3.2.

De Staat voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Ter beoordeling ligt voor de vraag of de Staat bevoegd is om tot strafrechtelijke ontruiming van de woning over te gaan.

4.2.

[eiser] is door de officier van justitie aangemerkt als verdachte van kraken in de zin van artikel 138a Sr . Artikel 551a Sv bepaalt dat in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in onder meer artikel 138a Sr , iedere opsporingsambtenaar de desbetreffende plaats kan betreden en dat zij bevoegd zijn alle personen die daar wederrechtelijk vertoeven, alsmede alle voorwerpen die daar ter plaatse worden aangetroffen, te verwijderen of te doen verwijderen.

4.3.

Allereerst wordt opgemerkt dat [eiser] de mogelijkheid is geboden om in kort geding de rechtmatigheid van de ontruiming te laten toetsen, nu het OM tijdig, te weten op 20 mei 2015, de ontruiming heeft aangekondigd. Niet aannemelijk is dat de Staat in de na de aankondiging door [eiser] aanhangig gemaakte kort geding-procedure zodanig laat de producties heeft overgelegd dat [eiser] is geschaad in zijn belangen.

4.4.

Het is voldoende aannemelijk geworden dat [eiser] zonder recht of titel in de woning verblijft. De bruikleenovereenkomst is gesloten met de heer [persoon1] en niet met [eiser] en het is niet gebleken dat [eiser] op enige wijze partij is (geworden) bij deze overeenkomst. Wat hiervan en van het verweer van [eiser] dat hij erop mocht vertrouwen dat hij gerechtigd was om op grond van die overeenkomst in de woning te verblijven ook zij, de bruikleenovereenkomst is per 9 november 2015 door FMT opgezegd, zodat [eiser] in ieder geval vanaf die datum niet gerechtigd was om met een beroep die overeenkomst in de woning te verblijven. [eiser] heeft niet gesteld dat hij op een andere grond gerechtigd zou zijn om in de woning te verblijven.

4.5.

De gemeente als eigenaar heeft bezwaar gemaakt tegen het gebruik door [eiser] van de woning, waaraan zij uiting heeft gegeven door aangifte van kraken te doen en door het OM te verzoeken om tot ontruiming van het pand over te gaan.

4.6.

Onder deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat de Staat, bij de uitoefening van de in artikel 551a Sv gegeven bevoegdheid, op goede gronden er vanuit is gegaan dat [eiser] wederrechtelijk in de woning vertoeft. Dat [eiser] wellicht niet wederrechtelijk de woning is binnengedrongen, doet hier niet aan af.

4.7.

Niet is gebleken dat, zoals [eiser] heeft gesteld, in deze sprake is van een schulduitsluitingsgrond.

4.8.

Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 28 oktober 2011 (ECLI:NL:HR:2011:

BQ9880) moet aan de hand van een belangenafweging worden beoordeeld of de ontruiming in dit concrete geval ook gerechtvaardigd is. Daarbij dient de voorzieningenrechter te onderzoeken of de in abstracto door de wetgever gegeven voorrang aan het belang van de openbare orde, het beëindigen van strafbare feiten en de bescherming van rechten van derden, boven het huisrecht van de kraker, ook in het concrete geval de proportionaliteits-toets kan doorstaan.

4.9.

Als uitgangspunt geldt dat een eigenaar het recht heeft om over zijn pand te beschikken zoals hij wil. In het uitzonderlijke geval kan, gelet op de zeer ernstige inbreuk op het huisrecht en de onomkeerbare gevolgen van een ontruiming, het belang van de kraker in een concreet geval toch zwaarder wegen. Naar vaste rechtspraak kan de belangenafweging slechts in het voordeel van de kraker uitvallen in het geval de kraker aannemelijk maakt dat een eigenaar geen enkel belang heeft bij de ontruiming en deze alleen maar zal leiden tot langdurige leegstand, zonder enig uitzicht op verandering in die situatie, waarbij de kraker zijn persoonlijke belangen bij voortgezet verblijf in het pand naar voren dient te brengen (vgl. Hof Leeuwarden, 18 december 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7413).

4.10.

[eiser] heeft tegenover de stellingen van de Staat onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de woning langdurig leeg zal staan, zonder uitzicht op verandering. De Staat heeft gemotiveerd aangevoerd dat de gemeente voornemens is de woning te slopen, gelet op de slechte staat waarin de woning verkeert, de aanwezigheid van asbest in de woning en de onveilige nutsvoorzieningen in samenhang met de hoge verbouwingskosten (te weten ongeveer € 70.000,00) die een renovatie met zich zal brengen. Dat recente door de bewoners van de woning verrichte werkzaamheden de gevaarlijke situatie in de woning hebben weggenomen, is onvoldoende gebleken. De door [eiser] getoonde foto’s zijn daartoe niet toereikend. Voorts heeft de Staat gesteld dat door de gemeente de procedure tot bepaling van de nieuwe bestemming van het perceel reeds is aangevangen.

4.11.

Daarnaast heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd aangevoerd wat zijn persoonlijke belangen zijn bij voortgezet verblijf in het pand. De enkele omstandigheid dat [eiser] na de ontruiming niet meer beschikt over woonruimte levert geen bijzondere omstandigheid op. Dergelijke omstandigheden zijn door de wetgever bij de totstandkoming van artikel 138a Sr en 551a Sv reeds meegewogen.

4.12.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat in dit geval een strafrechtelijke ontruiming de proportionaliteitstoets kan doorstaan. De Staat streeft met de ontruiming een legitiem doel na, te weten de bescherming van de rechten van de eigenaar. Van misbruik van bevoegdheid is derhalve geen sprake. De Staat is dan ook bevoegd om op strafrechtelijke gronden tot ontruiming over te gaan.

4.13.

In lijn met het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad en inmiddels vaste (lagere) jurisprudentie is de voorzieningenrechter van oordeel dat de wetgeving op dit punt, alsmede het daarop gebaseerde beleid van het OM, vooralsnog als rechtmatig moet worden aangemerkt.

Nader onderzoek naar de vraag of sprake is van strijdigheid met verdragsrechtelijke bepalingen of van schending van mensenrechten, dan wel of wetgeving en/of beleid anderszins onrechtmatig zijn, gaat het kader van een kort geding te buiten. In dit kort geding zal derhalve (slechts) de voornoemde proportionaliteitstoets worden uitgevoerd.

4.14.

De vorderingen worden dan ook afgewezen.

4.15.

[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Staat der Nederlanden worden begroot op:

- griffierecht € 619,00

- salaris advocaat € 527,00

Totaal € 1.146,00

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

wijst de vorderingen af,

5.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Staat der Nederlanden tot op heden begroot op € 1.146,00,

5.3.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. van den Hurk en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2016.2026/427


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature