Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Ontucht

Uitspraak



RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03/866057-13

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 november 2013

in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren [geboortegegevens],

wonende te [adresgegevens].

Raadsman is mr. R.J.H. Corten, advocaat te Sittard.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is – na verwijzing door de politierechter op 23 juli 2013 – door de meervoudige kamer (inhoudelijk) behandeld op de zittingen van 3 september 2013 en 29 oktober 2013, waarbij de officier van justitie, de verdachte en diens raadsmans hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte in de periode van 12 november 2011 tot en met 23 november 2011 meermalen ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], (mede) bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], die toen jonger was dan 16 jaar.

3 De beoordeling van het bewijs

3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaringen van [slachtoffer] en de ondersteunende verklaringen van de moeder en de stiefvader van [slachtoffer].

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.

Hij wijst er allereerst op dat verdachte heeft ontkend dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer]. De verklaringen die [slachtoffer] daaromtrent heeft afgelegd vinden onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. Volgens de raadsman moeten de verklaringen die door de moeder en de stiefvader van [slachtoffer] zijn afgelegd als onbetrouwbaar ter zijde worden geschoven, nu deze verklaringen pas geruime tijd na het gebeuren zijn afgelegd. Volgens de raadsman

is het niet ondenkbeeldig dat de getuigen in die periode zaken hebben verwisseld of dat het verhaal gedurende die periode (onbewust) is aangedikt. Daar komt bij dat de verklaringen van [slachtoffer], haar moeder en haar stiefvader onderling discrepanties vertonen. Ook dit maakt de verklaringen onbetrouwbaar.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

Op 25 november 2011 heeft [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]), geboren op [geboortedatum slachtoffer], een informatief zedengesprek gevoerd met de politie. Zakelijk weergegeven heeft zij daarin het volgende verklaard.

Zij heeft op 5 november 2011 verdachte leren kennen via internet. Tijdens een chatgesprek spraken zij af om op 12 november 2011 te gaan zwemmen in zwembad [zwembadnaam] te Geleen. In het zwembad vroeg verdachte of zij zich samen met hem wilde omkleden in een kleedhokje. [slachtoffer] durfde geen nee te zeggen en ging met verdachte mee. Toen zij in het kleedhokje stonden heeft verdachte haar betast. Hij ging met zijn hand in haar onderbroek en vervolgens met een vinger in haar vagina. Verdachte wilde seks, maar [slachtoffer] gaf aan dat zij dat niet wilde. Vervolgens gingen zij zwemmen. Ook in het zwembad was de verdachte handtastelijk. Hij stopte meermalen zijn vinger in de vagina van [slachtoffer]. Na het zwemmen gingen zij weer naar hetzelfde kleedhokje. Verdachte stopte daar weer zijn vinger in de vagina van [slachtoffer]. Hij pakte vervolgens een condoom en deed dit om zijn penis. [slachtoffer] gaf aan dat zij bang was en dat zij niet wist of zij wel seks wilde. Verdachte zei dat seks bij een relatie hoort en stopte vervolgens zijn penis in de vagina van [slachtoffer].

In de daaropvolgende week heeft [slachtoffer] nog vier keer seks gehad met verdachte. Twee keer in het zwembad en twee keer bij haar thuis in [woonplaats slachtoffer]. Op zaterdag 19 november 2011 heeft zij voor het laatst seks met verdachte gehad. Een aantal dagen later heeft hij de relatie beëindigd. [slachtoffer] was verdrietig en heeft aan haar moeder verteld wat er was gebeurd. Haar moeder was boos en belde de verdachte, die vervolgens naar hun woning in [woonplaats slachtoffer] kwam. Haar moeder verweet verdachte dat hij haar dochter had verkracht maar die zei dat ze zelf wilde. Toen heeft moeder verdachte drie keer met de platte hand in het gezicht geslagen. Volgens [slachtoffer] wist verdachte dat zij destijds 13 jaar was, aangezien zij dit tijdens het chatten aan hem heeft verteld.

Op 5 september 2012 deed [getuige 1] (hierna: [getuige 1]) aangifte tegen de verdachte wegens seksueel misbruik van haar dochter [slachtoffer].

In een aanvullend verhoor verklaarde [getuige 1] dat zij van haar dochter had vernomen dat zij meermalen seks heeft gehad met verdachte, zowel bij haar thuis als in de kleedruimtes van [zwembadnaam]. Toen [getuige 1] dit verhaal hoorde, heeft zij de verdachte gebeld en hem gevraagd of hij naar haar woning wilde komen. Verdachte wilde dit in eerste instantie niet, maar is uiteindelijk toch gekomen. [getuige 1] confronteerde verdachte met hetgeen zij van [slachtoffer] had gehoord. Hierop zei de verdachte dat hij geen seks met [slachtoffer] zou hebben gehad als ze dat niet zelf zou hebben gewild.

[getuige 2] (de partner van [getuige 1] en stiefvader van [slachtoffer]), was bij voormeld gesprek tussen verdachte en [getuige 1] aanwezig. Ook hij heeft verklaard dat hij de verdachte heeft horen zeggen dat [slachtoffer] zelf seks met hem wilde en dat ze het lekker had gevonden.

Verdachte (geboren op [geboortedatum verdachte]) heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode een soort van relatie heeft gehad met [slachtoffer]. Tijdens deze relatie is hij twee keer met haar gaan zwemmen in [zwembadnaam]. Ook is hij twee keer bij [slachtoffer] thuis geweest. Volgens verdachte heeft hij tijdens deze ontmoetingen geen seksuele handelingen verricht bij/met [slachtoffer].

Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot navolgend oordeel.

Verdachte en [slachtoffer] hebben elkaar in de ten laste gelegde periode meermalen ontmoet in het zwembad in Geleen en bij [slachtoffer] thuis. Voorts staat vast dat [slachtoffer] destijds 13 jaar oud was, en dat de verdachte 18 jaar oud was.

De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte en [slachtoffer] tijdens

deze ontmoetingen seksuele handelingen met elkaar hebben verricht. In dat opzicht staan de verklaringen van verdachte en [slachtoffer] immers lijnrecht tegenover elkaar.

De rechtbank is in de onderhavige zaak van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer], voor zover deze inhoudt dat de verdachte meermalen seks met haar heeft gehad, in voldoende mate steun vindt in de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]. Zij hebben de verdachte immers horen zeggen “dat hij geen seks met [slachtoffer] zou hebben gehad als ze dat niet zelf zou hebben gewild” en “dat ze het zelf ook lekker gevonden had”. Die verklaringen houden een bekentenis in van verdachte dat er daadwerkelijk seks heeft plaatsgevonden.

Het enkele feit dat deze getuigen hun verklaring pas negen maanden na het gebeuren hebben afgelegd, doet naar het oordeel van de rechtbank niets af aan de betrouwbaarheid op dit onderdeel. Daarbij betrekt de rechtbank dat deze passage ook al terug te vinden is in de verklaring die [slachtoffer] op 25 november 2011 - tijdens het informatief zedengesprek - heeft afgelegd. Ook toen heeft zij immers al verklaard dat verdachte tijdens het gesprek met haar moeder de seks heeft toegegeven. De rechtbank heeft geen enkele aanwijzing gevonden voor de eventuele stelling dat [slachtoffer] toen leugenachtig heeft verklaard en dat vervolgens zowel de moeder als de stiefvader die leugen van de (stief)dochter hebben overgenomen.

Tijdens het onderzoek ter zitting zijn evenmin andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van voornoemde getuigen, voor zover deze tot het bewijs worden gebezigd, zou moeten worden getwijfeld.

Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de verklaringen van [slachtoffer], [getuige 1] en [getuige 2] dan ook wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode meermalen seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer], onder andere bestaande uit het seksueel binnendringen van die [slachtoffer]. [slachtoffer] was ten tijde van het plegen van deze handelingen 13 jaar oud, terwijl de verdachte op dat moment 18 jaar oud was. Daarmee staat ook het ontuchtige karakter van de door de verdachte gepleegde seksuele handelingen vast.

3.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:

meermalen in de periode van 12 november 2011 tot en met 23 november 2011, in de provincie Limburg, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het

lichaam van die [slachtoffer].

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:

met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5 De strafoplegging

5.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 180 uren, bij niet (goed) verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.

5.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de eventueel op te leggen straf.

5.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met een meisje van 13 jaar, terwijl hij zelf 18 jaar was. De verdachte heeft het slachtoffer via internet leren kennen en vervolgens meermalen met haar afgesproken in een zwembad en bij het slachtoffer thuis. Tijdens deze ontmoetingen heeft de verdachte seksuele handelingen verricht bij het slachtoffer, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De wetgever heeft minderjarigen tegen dit soort seksuele contacten willen beschermen omdat hun beoordelingsvermogen over de gevolgen van dergelijke handelingen niet of onvoldoende is ontwikkeld, maar ook omdat de meerderjarige veelal een overwicht heeft op de minderjarige. Hoewel verdachte zelf ook nog relatief jong was, had hij zich hiervan bewust moeten zijn. Verdachte had dan ook van de seksuele handelingen moeten afzien.

Uit het dossier is gebleken dat het slachtoffer mentaal heeft geleden onder de seksuele handelingen zoals die tussen verdachte en haar zijn voorgevallen. Verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast en inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. De gevolgen die de handelingen van verdachte op het leven van het slachtoffer hebben gehad en in de toekomst wellicht nog zullen hebben rekent de rechtbank verdachte aan.

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Voorts laat de rechtbank in het voordeel van de verdachte meewegen dat het bewezen verklaarde feit reeds geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden en dat verdachte ten tijde van het plegen van het delict pas

18 jaar oud was.

De rechtbank heeft zich bij het bepalen van de hoogte van de straf de vraag gesteld met welke intenties de verdachte heeft gehandeld. Op grond van het verhandelde ter zitting is dit niet duidelijk geworden. Dit heeft mede te maken met de ontkennende houding van de verdachte.

De officier van justitie heeft het beeld geschetst van een verdachte die moeilijk in contact komt met leeftijdsgenoten een daarom bewust contact zoekt met jongere meisjes. Uit de verklaring van het slachtoffer blijkt voorts dat verdachte tijdens de allereerste ontmoeting vrijwel direct en op nadrukkelijke wijze heeft aangedrongen op seks, hetgeen erop zou kunnen duiden dat verdachte vooral daarop uit was. Vanuit dat opzicht is het begrijpelijk dat de officier van justitie een flinke “stok achter deur” heeft geëist.

De rechtbank ziet anderzijds een verdachte die zijn leven goed op orde lijkt te hebben en die niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Niet is gebleken dat verdachte in het verleden vaker seksuele contacten heeft gehad met minderjarige meisjes. In de ogen van de rechtbank is het dan ook niet uit te sluiten dat de verdachte oprecht de intentie had om een affectieve relatie met het slachtoffer op te bouwen en daarbij te hard van stapel is gelopen. Het bewezen verklaard feit is vanuit dat opzicht te beschouwen als een eenmalige fout, die de verdachte op een relatief jonge leeftijd heeft gemaakt. Zo beschouwd is de eis van de officier van justitie te zwaar aangezet.

Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte het voordeel van de twijfel gunnen. Dat leidt ertoe dat de rechtbank tot een lagere straf komt dan door de officier van justitie is geëist.

Alles overziende acht de rechtbank een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Zij zal deze straf ook aan de verdachte opleggen. Een voorwaardelijke gevangenisstraf kan achterwege blijven.

6 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

7 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;

spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;

verklaart verdachte strafbaar;

Straf

veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk;

bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en

mr. J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Romme, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 november 2013.

BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij (meermalen) in of omstreeks de periode van 12 november 2011 tot en met 23 november 2011 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in de Provincie Limburg, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het

lichaam van die [slachtoffer].

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03/866057-13

Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 12 november 2013 in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren [geboortegegevens],

wonende te [adresgegevens],

Tegenwoordig:

mr. , rechter,

mr. , officier van justitie,

dhr./mevr. , griffier.

De rechter doet de zaak uitroepen.

De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.

De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.

Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.

Raadsman: mr. R.J.H. Corten, advocaat te Sittard.

Wanneer hierna wordt verwezen naar de doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit, tenzij anders vermeld, delen van processen-verbaal op ambtsbelofte/ambtseed opgemaakt, als bijlagen opgenomen bij het dossier met proces-verbaalnummer [nummer], van de Politie Eenheid Limburg, afdeling zeden, gedateerd 13 januari 2013. Het dossier is doorgenummerd van pagina 1 t/m 116.

Het proces-verbaal informatief gesprek zeden, pag. 8-11.

Het proces-verbaal van aangifte van [getuige 1], pag. 13-14.

Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [getuige 1], pag. 22-23.

Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], pag. 56-57.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature