Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Militaire Kamer rechtbank Gelderland. Gevangenisstraf voor de duur van 10 weken, waarvan 8 weken voorwaardelijk, een werkstraf van 240 uur en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar voor een oud-militair wegens grove schuld bij verkeersongeval waarbij iemand zwaar letsel heeft opgelopen en waarbij verdachte veel te hard, onder invloed van alcohol en zonder toestemming in een militair voertuig heeft gereden.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer : 05/760127-14

Datum uitspraak : 29 juni 2015

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige militaire kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte]

geboren op [1987] te [geboorteplaats], wonende te [adres], [woonplaats]

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting

van 15 juni 2015.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 13 mei 2014 in de gemeente Montferland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto en/of militiar voertuig), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A12 en/of de Rijksweg A18, zeer, in elk geval aanmerkelijk, althans onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,

- terwijl hij onder invloed verkeerde van alcholhoudende drank, althans na het nuttigen van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcohol(houdende) drank, en/of

- ( daarbij) op de Rijksweg A12, in strijd met artikel 19 van het reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, rijdende met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur op, gelet op die snelheid, op een (veel) te korte afstand, achter een ander voertuig (stationwagen) is gaan en/of is blijven rijden, en/of

- ( daarbij) meermalen, althans eenmaal, met zijn (groot) licht heeft geseind, en/of

- ( vervolgens) op de Rijksweg A18, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 155 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar voor verdachte toegestane snelheid van 130 kilometer per uur, en/of

- ( daarbij) in strijd met artikel 19 van het reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of

- ( daarbij) met onverminderde snelheid een voor hem rijdende personenauto is genaderd, (waarvan de bestuurder op het moment dat hij het voertuig van verdachte van achteren met hoge snelheid op de linkerrijstrook zag naderen, op de rechter rijstrook is gaan rijden om verdachte aan de linkerzijde te laten passeren), en/of

- ( vervolgens) geheel of gedeeltelijk naar de rechter rijstrook heeft gestuurd en/of,

- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen, met die voor hem rijdende personenauto,

en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,

waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,

zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, immers heeft hij, verdachte de ter plaatse voor dat motorrijtuig toegestane maximum snelheid van 130 kilometer per uur met 25 kilometer per uur, in elk geval aanzienlijk overschreden, en/of

terwijl het feit is veroorzaakt terwijl verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een odnerzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegensverkeerswet 1994, 745 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:

hij op of omstreeks 13 mei 2014 in de gemeente Montferland, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto en/of militair voertuig), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A12 en/of de Rijksweg A18,

- ( daarbij) meermalen, althans eenmaal, met zijn (groot) licht heeft geseind,

en/of

- ( vervolgens) op de Rijksweg A18, heeft gereden met een snelheid van ongeveer

155 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar voor verdachte toegestane snelheid van 130 kilometer per uur, en/of

- ( daarbij) in strijd met artikel 19 van het reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of

- ( daarbij) met onverminderde snelheid een voor hem rijdende personenauto is genaderd, (waarvan de bestuurder op het moment dat hij het voertuig van verdachte van achteren met hoge snelheid op de linkerrijstrook zag naderen, op de rechter rijstrook is gaan rijden om verdachte aan de linkerzijde te laten passeren), en/of

- ( vervolgens) geheel of gedeeltelijk naar de rechter rijstrook heeft gestuurd en/of,

- ( vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen, met die

voor hem rijdende personenauto,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

2.

hij op of omstreeks 13 mei 2014 in de gemeente Montferland, als bestuurder van

een voertuig, (bedrijfsvoertuig en/of militair voertuig), dit voertuig heeft

bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte

van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef

en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 745 microgram, in elk geval hoger dan

220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;

3.

hij als militair op of omstreeks 13 mei 2014, in de gemeente Montferland,, in

elk geval in Nederland, opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig,

(bedrijfsauto, Renault , met militair registratienummer [kenteken]), bij de

krijgsmacht in gebruik, als bestuurder heeft gebruikt;

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Verdachte reed op 13 mei 2014, rond 22.30 uur, in de gemeente Montferland in een militaire bedrijfsauto (Renault Traffic) op de rijksweg A12 en vervolgens op de rijksweg A18. De maximum toegestane snelheid op de A18 bedraagt 130 kilometer per uur. Het is een rechte weg, zonder wegverlichting, de weergesteldheid was op dat moment droog en het was donker. Verdachte reed harder dan de toegestane maximumsnelheid.

Verdachte had geen toestemming van zijn commandant om de bedrijfsauto op dat moment te besturen. Verdachte had voorafgaand aan het besturen alcoholhoudende dranken gedronken.

De heer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) reed met zijn auto ( Toyota Yaris) vóór verdachte op de A18. Verdachte reed met de Renault met de rechter voorzijde tegen de linker achterzijde van de Toyota. De Toyota is van de weg geraakt en in de sloot terecht gekomen. [slachtoffer] heeft daarbij letsel opgelopen, waaronder een gebroken borstbeen.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft betoogd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat feit 1 primair en de feiten 2 en 3 kunnen worden bewezen. Zij heeft, ten aanzien van het eerste feit, betoogd dat sprake is van grove schuld aan de zijde van verdachte, waarbij zij heeft opgemerkt dat weliswaar niet kan worden bewezen dat verdachte voorafgaand aan het ongeval heeft gereden met een snelheid van 155 kilometer per uur, maar wel dat hij harder heeft gereden dan de aldaar toegestane snelheid van 130 km/u.

Beoordeling door de militaire kamer

Ten aanzien van de feiten 2 en 3 is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering, en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

Bewijsmiddelen feit 2:

Proces-verbaal van bevindingen, pagina 42 en 43.

Ademonderzoekresultaat, pagina 44.

De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 juni 2015.

Bewijsmiddelen feit 3:

- Het proces-verbaal van aangifte van militaire joyriding (aangifte door P.R. Molenaar), pagina 30 en 31.

- De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 juni 2015.

Ten aanzien van feit 1.

De militaire kamer stelt het volgende voorop. Om tot een veroordeling op grond van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 te komen, is vereist dat de verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft gedragen. Dit impliceert dat in ieder geval sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid.

Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij wordt opgemerkt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 .

Het gedrag van verdachte moet worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. De vraag is vervolgens of de feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en zo ja, waaruit deze schuld bestaat.

Van iedere bestuurder mag worden verwacht dat deze anticipeert op verkeerssituaties en dat deze voortdurend (geestelijk en lichamelijk) in staat is zijn voertuig onder controle te houden om veilig aan het verkeer deel te nemen en om de benodigde verkeershandelingen te verrichten. Deze zorgplicht gold dus ook voor verdachte.

Verkeersgedrag

Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat het voertuig, dat later het ongeval veroorzaakte, op de A12 en de A18 opdringerig met groot licht naar andere weggebruikers seinde. Ook ging het voertuig regelmatig naar een andere rijstrook en zat het erg dicht op een - vóór het voertuig rijdende - stationwagen. Het voertuig was aan het bumperkleven. Uiteindelijk wisselde het voertuig van de linker rijstrook naar de rechterrijstrook en raakte daarbij een grijs voertuig, welke later in de sloot kwam.

Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de blauwe bus, welke later redelijk zeker bij het ongeval was betrokken, erg kort achter hem reed. Er kon nog geen halve auto tussen zijn voertuig en de bus en [getuige 2] voelde zich hierdoor opgedrukt.

Rijden onder invloed van alcohol

Zoals hiervoor al vastgesteld heeft verdachte ten tijde van het door hem veroorzaakte ongeval gereden terwijl hij onder invloed was van alcoholhoudende drank. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij die avond tijdens een social acht of negen glazen bier heeft gedronken. De uitslag van de ademanalyse was 745 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht.

Snelheid

Ter plaatse gold een maximum snelheid van 130 kilometer per uur. In het proces verbaal Verkeersongevalsanalyse (VOA) is opgenomen dat de airbagmodule één frontale aanrijdingsmelding heeft opgeslagen en dat 900 milliseconde voor de activeringsopdracht van de airbags tot aan de daadwerkelijke activering een snelheid werd geregistreerd van 155 kilometer per uur. Deze snelheid betreft een indicatieve vaststelling.. De militaire kamer zal, nu de snelheid niet is geregistreerd met geijkte meetapparatuur (reden waarom de verkeersongevalsanalist spreekt van een ‘indicatieve snelheid’) en geen validatie meer heeft plaatsgehad, niet bewezen verklaren dat verdachte heeft gereden met een snelheid van 155 kilometer per uur. Wel acht de militaire kamer, op basis van deze conclusie van de VOA, dat verdachte voorafgaand aan het ongeval niet heeft geremd maar met onverminderde snelheid is doorgereden, temeer waar de VOA niet heeft geverbaliseerd dat remsporen zijn aangetroffen.

Voorts kan wel worden bewezen dat verdachte veel te hard heeft gereden.

Verdachte heeft zelf ter zitting verklaard dat hij, hoewel hij zichzelf niet als een asociale verkeersdeelnemer, maar eerder als een “stevige doorrijder”, beschouwt, in dit geval wel asociaal hard heeft gereden en dat het kan dat hij op het moment van het ongeval 155 kilometer per uur reed. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij 90 tot 95 kilometer per uur reed. Hij zag in zijn binnenspiegel twee koplampen achter hem met zeer hoge snelheid naderen. [slachtoffer] dacht dat de auto een gigantische snelheid moet hebben gehad, ook gezien de schade aan zijn ([slachtoffer]’s) auto en aan de vangrail en gelet op de afstand, waarover de door verdachte bestuurde auto ná het ongeval, verwijderd was van zijn ([slachtoffer]’s) auto. [slachtoffer] heeft naar rechts gestuurd om het voertuig te laten passeren en voelde toen een enorme klap.

Letsel

[slachtoffer] heeft door het ongeval letsel opgelopen in de vorm van – onder meer – een gebroken borstbeen. In zijn verklaring van 4 juli 2014, zes weken na het ongeval, heeft [slachtoffer] verklaard dat de breuk in zijn borstbeen nog niet aan elkaar is gegroeid en dat bij het ongeval zijn rechter sleutelbeen naar voren is gekomen en het linker sleutelbeen naar achteren is geschoten. Hij heeft verder verklaard dat hij nog steeds veel pijn heeft, dat hij nog niet kan werken en dat het de verwachting van de arts is dat hij de gehele zomer niet kan werken.

Conclusie.

Verdachte heeft op de rijkswegen A12 en A18 gereden in een motorrijtuig onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank, met een hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, waarbij hij veel te dicht op de voor hem rijdende voertuigen reed. Hij heeft meermalen met groot licht geseind naar een voor hem rijdende stationwagen, is meerdere keren van rijstrook gewisseld en heeft uiteindelijk een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij de militaire kamer opmerkt dat geen direct causaal verband bestaat tussen het bumperkleven op en seinen met groot licht naar een op de A12/oprit naar de A18 vóór hem rijdende stationwagen, en het even nadien op de A18 veroorzaakte ongeval.

Verdachte heeft in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 gehandeld, door zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tijdig tot stilstand te brengen.

Gezien bovenstaande en in aanmerking genomen het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, is de militaire kamer van oordeel dat verdachte met zijn handelen een grove mate van verwijtbare onvoorzichtigheid kan worden verweten en dat de gedragingen van verdachte zijn aan te merken als zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam.

Gezien de aard van het letsel en de duur van het herstel is de militaire kamer voorts van oordeel dat sprake is van zwaar letsel bij het slachtoffer [slachtoffer].

3 Bewezenverklaring

De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

1.

hij op of omstreeks 13 mei 2014 in de gemeente Montferland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto en/of militair voertuig), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A12 en/of de Rijksweg A18, zeer, in elk geval aanmerkelijk, althans onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,

- terwijl hij onder invloed verkeerde van alcholhoudende drank, althans na het nuttigen van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcohol(houdende) drank, en/of

- (daarbij) op de Rijksweg A12, in strijd met artikel 19 van het reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, rijdende met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur op, gelet op die snelheid, op een (veel) te korte afstand, achter een ander voertuig (stationwagen) is gaan en/of is blijven rijden, en/of

- (daarbij) meermalen, althans eenmaal, met zijn (groot) licht heeft geseind, en/of

- (vervolgens) op de Rijksweg A18, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 155 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar voor verdachte toegestane snelheid van 130 kilometer per uur, en/of

- (daarbij) in strijd met artikel 19 van het reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of

- (daarbij) met onverminderde snelheid een voor hem rijdende personenauto is genaderd, (waarvan de bestuurder op het moment dat hij het voertuig van verdachte van achteren met hoge snelheid op de linkerrijstrook zag naderen, op de rechter rijstrook is gaan rijden om verdachte aan de linkerzijde te laten passeren), en/of

- (vervolgens) geheel of gedeeltelijk naar de rechter rijstrook heeft gestuurd en/of,

- (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen, met die voor hem rijdende personenauto, en

aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,

zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, immers heeft hij, verdachte de ter plaatse voor dat motorrijtuig toegestane maximum snelheid van 130 kilometer per uur met 25 kilometer per uur, in elk geval aanzienlijk overschreden, en/of

terwijl het feit is veroorzaakt terwijl verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994 , 745 microgram , in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;

2.

hij op of omstreeks 13 mei 2014 in de gemeente Montferland, als bestuurder van een voertuig, (bedrijfsvoertuig en/of militair voertuig), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 , 745 microgram , in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;

3.

hij als militair op of omstreeks 13 mei 2014, in de gemeente Montferland,, in elk geval in Nederland, opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (bedrijfsauto, Renault, met militair registratienummer [kenteken]), bij de krijgsmacht in gebruik, als bestuurder heeft gebruikt;

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 1:

Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van de ze wet en doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.

Ten aanzien van feit 2 :

Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 .

Ten aanzien van feit 3:

Als militair opzettelijk en wederrechtelijk een motorrijtuig gebruiken dat bij de krijgsmacht in gebruik is.

5 De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

De standpunten van de officier van justitie en van de verdachte

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 240 uren werkstraf, te vervangen door 120 dagen hechtenis als hij de straf niet of niet naar behoren zou uitvoeren. Ter zake van feit 1 vraagt de officier van justitie voorts oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden.

De verdachte heeft benadrukt dat hij, als hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, zijn baan zal kwijtraken.

Beoordeling door de militaire kamer

De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:

- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 20 mei 2015;

- een voorlichtingsrapportage van reclassering Nederland, gedateerd 27 mei 2015.

De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Een automobilist heeft onder meer de bijzondere zorgplichten om bewust, en dus niet onder onaanvaardbare invloed van middelen, en alert aan het verkeer deel te nemen, en daarbij de plaats op de weg in te nemen die de (verkeers)wetgever hem heeft voorgeschreven en voldoende afstand tot zijn voorganger te houden.

In deze zaak is vast komen te staan dat verdachte als bestuurder van een auto een ongeluk heeft veroorzaakt nadat hij met een veel te hoge snelheid en op te korte afstand van andere auto’s reed, het zogenoemde ‘bumperkleven’. Hij was bovendien onder invloed van een behoorlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank. Verdachte heeft zich zeer onverantwoord gedragen op meerdere vlakken. Hij heeft ter zitting zelf benadrukt dat de kwalificatie ‘ongeleid projectiel’ op hem van toepassing is.

Als gevolg van zijn verkeersgedrag heeft verdachte uiteindelijk een ongeval veroorzaakt. Bij dit ongeval heeft het slachtoffer zwaar letsel opgelopen; het slachtoffer mag van geluk spreken dat hij het er levend van af heeft gebracht. Ter zitting is temeer duidelijk geworden welke impact het ongeval op hem en zijn gezin heeft gehad en nog steeds heeft.

Verdachte heeft al eerder een boete gekregen in verband met het rijden onder invloed. Hij heeft bovendien verklaard dat hij de laatste tijd vóór het ongeval wel vaker een motorvoertuig had bestuurd terwijl hij onder invloed was van alcoholhoudende drank.

Daarnaast heeft verdachte zonder toestemming een militair voertuig gebruikt. Hij heeft daarover verklaard dat zijn eigen voertuig aan de andere kant van het kazerneterrein stond.

Het ogenschijnlijke gemak waarmee verdachte met zijn handelen over diverse grenzen is gegaan en zich volstrekt onverantwoordelijk heeft gedragen rekent de militaire kamer verdachte zwaar aan.

De militaire kamer houdt er rekening mee dat verdachte ten tijde van de feiten door diverse factoren uit zijn evenwicht was gebracht. In het reclasseringsadvies is hierover opgenomen:

“Ten tijde van het incident was er sprake van tamelijk extreme omstandigheden. Betrokkene lijkt zichzelf gedurende langere tijd te hebben overvraagd door zowel financiële problemen als de dagelijkse zorg voor kind en huishouding op te willen lossen. Toen hij ontdekte dat zijn partner zichzelf prostitueerde, was dat een grote klap die hem uit zijn evenwicht heeft gebracht. Hij lijkt deze belasting te hebben willen compenseren door overmatig alcoholgebruik.”

Verdachte heeft inmiddels een nieuwe baan gevonden en heeft verklaard sinds het ongeval geen alcoholhoudende drank meer te hebben genuttigd.

De militaire kamer acht het, gelet op alle hiervoor overwogen omstandigheden, passend en geboden dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van tien weken, waarvan acht weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Enkel een (forse) werkstraf zoals de officier van justitie heeft geëist (naast een ontzegging van de rijbevoegdheid), doet naar het oordeel van de militaire kamer geen recht aan het leed dat het slachtoffer en zijn familie is berokkend en is niet uit te leggen aan de samenleving, gelet op het zeer onverantwoordelijke rijgedrag van de verdachte. Dat verdachte zijn baan mogelijk zal kwijtraken, zoals hij heeft aangevoerd, realiseert de militaire kamer zich, maar dat laat het voorgaande onverlet.

Daarnaast is de militaire kamer van oordeel dat verdachte, naast deze gevangenisstraf, de maximaal op te leggen werkstraf van 240 uur moet voldoen. Ten slotte zal de militaire kamer verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de periode van 24 maanden, opleggen, met aftrek van de periode dat het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest.

Het onvoorwaardelijke deel van de straffen legt de militaire kamer op met name gelet op de ernst van de feiten en op de omstandigheden waaronder ze zijn begaan. Het voorwaardelijke deel van acht weken moeten verdachte weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.

Daarnaast is naar het oordeel van de militaire kamer oplegging van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden passend omdat de belangen van de verkeersveiligheid vorderen dat verdachte nog een geruime tijd als bestuurder van een motorrijtuig niet kan deelnemen aan het verkeer.

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht , de artikelen 6, 8, 175, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 166 van het Wetboek van Militair Strafrecht.

9 De beslissing

De militaire kamer:

 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) weken;

 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 8 (acht) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;

 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;

 een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;

 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder feit 1 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;

 bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 v óór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.

Dit vonnis is gegeven door mr. E. de Boer (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen (rechter) en kapitein ter zee logistieke dienst mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg (militair lid), in tegenwoordigheid van mr. M.G. Enderink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juni 2015.

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten Fout! De documentvariabele ontbreekt. van de Koninklijke Marechaussee, district Noord-Oost, Brigade Oostgrens-Zevenaar, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 14-003692Fout! De documentvariabele ontbreekt., gesloten op Fout! De documentvariabele ontbreekt.16 november 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

Proces verbaal van aanrijding, pagina 18 en 19.

Verklaring van verdachte ter zitting

Proces verbaal van aangifte van militaire joyriding op pagina 30 en 31, verklaring verdachte ter zitting.

Proces verbaal van bevindingen op pagina 42 en 43, uitslag ademanalyse op pagina 44, verklaring verdachte ter zitting.

Proces verbaal VerkeersOngevallenAnalyse (VOA), pagina 4, opgenomen in het dossier vanaf pagina 60.

Schriftelijk bescheid in de vorm van medische informatie, pagina 54.

vgl. HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822, NJ 2005/252.

Proces verbaal van verhoor getuige [getuige 1], pagina 20, 34 tot en met 36.

Proces verbaal van verhoor getuige [getuige 2], pagina 38.

Verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting

Het proces-verbaal van bevindingen op pagina 42 en 43; uitslag van de ademanalyse op pagina 44

Proces verbaal van VerkeersOngevallenAnalyse onder 4.3.1, pagina 31.

Verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting

Proces verbaal van verhoor betrokkene [slachtoffer], pagina 32.

Schriftelijk bescheid in de vorm van een medische verklaring op pagina 54.

Proces verbaal van verhoor betrokkene [slachtoffer] op pagina 40.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature