Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Eiser is afkomstig uit Nigeria en heeft in Nederland een asielaanvraag ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser vanwege het feit dat hij als Ogbanje, een duivelse geest die ongeluk brengt in de familie, wordt aangemerkt geen gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag dan wel geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM . Uit de door eiser overgelegde bronnen volgt dat eiser, als hij herkend wordt als Ogbanje, wel degelijk een reeel risico loopt om te worden gedood of te worden blootgesteld aan marteling en/of mishandeling. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 16/29855 (beroep)

AWB 16/29887 (voorlopige voorziening)

V-nummer: [volgnummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 5 april 2017 in de zaak tussen

[de man] ,

geboren op [geboortedatum] 1978, van Nigeriaanse nationaliteit, eiser en verzoeker, hierna te noemen: eiser

(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Ticheler).

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 29 oktober 2015 tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet ( Vw ) 2000.

Op 20 december 2016 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen. Bij brief van gelijke datum is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig L. Lumsden, tolk in de Engelse taal. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1.1

Eiser heeft op 29 oktober 2015 een asielaanvraag ingediend waaraan hij het volgende asielrelaas ten grondslag heeft gelegd. Eiser is een christen met de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren in Nigeria ( [staat] ). Eiser wordt beschouwd als [een boos wezen] , een duivelse geest die ongeluk brengt in de familie en die steeds opnieuw herboren wordt in een kind. Omdat de overgrootvader van eiser opperpriester van het dorp was, mocht eiser tot zijn vijfde jaar in het dorp bij zijn moeder blijven wonen. Toen eiser vijf jaar oud was, is hij door zijn etnische bevolkingsgroep [naam groep] verstoten en naar het ‘kwade bos’ gestuurd. Hier heeft eiser bijna een jaar verbleven. Eiser kreeg alleen bezoek van zijn overgrootvader die twee keer per dag eten bij hem kwam brengen. Nadat zijn overgrootvader was overleden, is eiser door de dorpelingen opgehaald en in een kamer opgesloten zodat ze voorbereidingen konden treffen voor het offeren. De moeder van eiser en een aantal dorpelingen die tegen het offeren aan het orakel waren, hebben eiser helpen te ontsnappen. Eiser is toen bij zijn adoptiemoeder gaan wonen op een boerderij in [plaats] . Eiser had een relatie met een meisje, genaamd [naam meisje] . Toen zij zwanger was van hem, heeft eiser haar hand gevraagd bij haar vader. De vader van [naam meisje] heeft dit geweigerd, omdat eiser [een boos wezen] is. Omdat de ouders van [naam meisje] wilden dat zij de baby liet aborteren, heeft eiser gevraagd of [naam meisje] naar zijn boerderij wilde komen. Rond juni/juli 2013 kwamen de [groep ] herders bij de boerderij van eiser. Er ontstonden problemen omdat het vee van de [groep ] herders de oogst op aten. De adoptiemoeder van eiser en haar echtgenoot zijn toen door de [groep ] herders vermoord. Hun veertienjarige dochter en [naam meisje] zijn meegenomen. Eiser is door de [groep ] herders mishandeld totdat hij in coma raakte. Eiser heeft vervolgens een paar dagen in coma gelegen totdat een jager hem ontdekte. Eiser heeft van juni/juli 2013 tot januari/februari 2014 deze jager geholpen met zijn werkzaamheden en bij hem verbleven. Tijdens het jagen heeft eiser [de persoon] ontmoet. Eiser heeft van januari/februari 2014 tot november 2014 voor [de persoon] gewerkt en hem geholpen met huishoudelijke taken. Toen eiser op een dag naar de markt ging om een televisie te kopen, is hij de oudste broer van [naam meisje] tegengekomen. De broer van [naam meisje] heeft toen de [groep 1] tegen betaling ingehuurd om eiser onder druk te zetten. De broer van [naam meisje] wil dat eiser [naam meisje] bij hem terugbrengt. Nadat de baas van eiser, [de persoon] , 10.000 Naira had betaald, zijn de [groep 1] weer vertrokken. De broer van [naam meisje] heeft eiser vervolgens met de dood bedreigd en gezegd dat hij eiser overal zal gaan zoeken en zal ombrengen. Uiteindelijk is eiser in november 2014, met behulp van [de persoon] , uit Nigeria gevlucht uit angst voor [naam groep] vanwege het zijn van [een boos wezen] , de familie/oudste broer van [naam meisje] en de [groep ] herders.

1.2

Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 . Verweerder heeft de volgende relevante elementen onderscheiden:

a. de gestelde identiteit, herkomst en nationaliteit van eiser;

b. de vriendin en dochter van zijn adoptiemoeder zijn in juni/juli 2013 door [groep ] herders ontvoerd. Eiser is hierbij mishandeld. Tevens zijn de adoptiemoeder en haar echtgenoot om het leven gebracht;

c. eiser is in augustus 2014 door de broer van zijn vriendin bedreigd omdat hij zijn zus wil terug hebben. Hij heeft daarbij gebruikt gemaakt van de [groep 1] om eiser onder druk te zetten;

d. eiser is [een boos wezen] en is door [naam groep] verstoten toen hij vijf jaar oud was. Hij kan daardoor alleen in het midden van het land verblijven. De ouders van zijn vriendin willen niet dat hun dochter met een [een boos wezen] trouwt.

Verweerder heeft alle relevante elementen geloofwaardig geacht. Volgens verweerder komt eiser evenwel niet in aanmerking voor een asielvergunning op grond van artikel 29, eerste, lid, aanhef en onder a of onder b van de Vw 2000 . Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Vluchtelingenverdrag) dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daartoe acht verweerder van belang dat eiser sinds zijn vijfde jaar geen problemen meer heeft ondervonden van [naam groep] vanwege het zijn van [een boos wezen] . Ook de vrees voor de [groep ] herders is niet aannemelijk gemaakt. Op geen enkele manier is gebleken van op de persoon van eiser gerichte belangstelling en tot het vertrek van eiser uit het land van herkomst heeft eiser geen problemen gehad met de [groep ] herders. Ten aanzien van de vrees voor de oudste broer van zijn vriendin heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat dit weliswaar aannemelijk is, maar dat eiser hiervoor bescherming kan inroepen van de autoriteiten van zijn land van herkomst.

2. In geschil is de vraag of eiser gegronde vrees heeft voor vervolging in Nigeria dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM .

Vrees bij terugkeer als [een boos wezen]

3.1

Eiser heeft in beroep ter onderbouwing van zijn vrees bij terugkeer als [een boos wezen] verwezen naar diverse stukken waaruit volgens hem blijkt dat [een boos wezen] in Nigeria te vrezen hebben voor martelingen of de dood. Ook blijkt uit deze stukken volgens eiser dat de overheid in de praktijk niet daadkrachtig optreedt tegen de daders. Verweerder stelt dan ook ten onrechte dat eiser de hulp in kan roepen van de autoriteiten. Dat eiser sinds zijn vijfde jaar is verstoten en dat hij sindsdien geen problemen meer heeft ondervonden, is een lege huls, aangezien een persoon die als [een boos wezen] is aangemerkt te allen tijde kan worden gedood. Dat eiser in het verleden reeds is blootgesteld aan vervolging als [een boos wezen] is een duidelijke aanwijzing dat zijn vrees reëel is, aldus eiser.

3.2

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser vanwege het feit dat hij als [een boos wezen] wordt aangemerkt geen gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag dan wel geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM . De rechtbank stelt voorop dat verweerder ten onrechte heeft meegewogen dat eiser sinds zijn vijfde jaar geen problemen meer heeft ondervonden vanwege het zijn van [een boos wezen] . Eiser is op zijn vijfde jaar verstoten door [naam groep] en naar het ‘kwade bos’ gestuurd. Alleen zijn overgrootvader kwam twee keer per dag langs om eten te brengen. Nadat zijn overgrootvader was overleden, is eiser door de dorpelingen opgehaald en in een kamer opgesloten zodat ze voorbereidingen konden treffen voor het offeren. Eiser heeft uiteindelijk weten te ontsnappen. Daarnaast mocht hij van de ouders van [naam meisje] niet met haar trouwen, omdat hij [een boos wezen] is. Anders dan verweerder, leidt de rechtbank uit het voorgaande af dat eiser wel degelijk problemen en hinder heeft ondervonden vanwege het zijn van [een boos wezen] .

3.3

Bovendien staat nu de vraag centraal wat eiser te wachten staat bij terugkeer naar zijn land van herkomst. Ook als verweerder zou moeten worden gevolgd in zijn standpunt dat eiser sinds zijn vijfde jaar is verstoten door [naam groep] en sindsdien geen problemen meer van hen heeft ondervonden, betekent dit nog niet dat eiser bij terugkeer geen gevaar zal lopen als hij herkend wordt als [een boos wezen] . In dat verband acht de rechtbank van belang dat de dorpelingen, voordat ze eiser naar het ‘kwade bos’ hebben gestuurd, merktekens op zijn lichaam hebben aangebracht met vuur en heet ijzer om eiser te brandmerken als [een boos wezen] . Eiser is in zijn rechteroog gestoken en heeft twee sneetjes in zijn gezicht en een aantal sneetjes in zijn arm (pagina 9 van het aanvullend gehoor). Ter zitting heeft eiser dit nogmaals bevestigd en ook gewezen op zijn littekens en die getoond. Het is dan ook aannemelijk dat eiser altijd te herkennen is als [een boos wezen] . De stelling van verweerder ter zitting dat eiser de littekens redelijk makkelijk kan bedekken, volgt de rechtbank niet. Van eiser kan immers niet verwacht worden dat hij bij terugkeer zijn littekens altijd verborgen zal houden zodat niemand erachter komt dat hij [een boos wezen] is. Indien eiser zijn littekens zou afplakken met pleisters zullen na verloop van tijd naar alle waarschijnlijkheid toch vragen komen van de buurtgenoten waarom eiser altijd met pleisters loopt.

4.1

De rechtbank stelt voorts vast dat uit de door eiser overgelegde stukken het volgende naar voren komt.

4.2

In het artikel ‘Saving Witch Children in Nigeria’ uit The Huffington Post van 17 april 2014 staat onder meer het volgende vermeld:

“(…) His parents were convinced that the boy was possessed by a witch-spirit. The children are then forced, through torture, to confess that they are witched. Those children always end up severely beaten, cast out of their homes into the dark streets and forests, mutilated and often killed. All of this is due to a blend of Christianity and native paganism that has been brought inside the church in Nigeria. (…) In 2008 the government approved the Child Rights Law. It became illegal and a criminal activity to label children as witches. But the law was never seriously enforced. (…) One year ago a father beheaded his son because the father believed his son was a witch. The boy was starving in the streets, without anyone wanting to help him. Once he came to the back of his house and asked his brother for a bowl of soup. His father heard his voice, ran after him and chopped his head off with an axe. This man worked for the government as a public servant. He was arrested and let go one day later because of “lack of evidence”. (…)”

4.3

In het artikel van Tinzwei ‘African Witch Hunt: A Game For The Heartless Hunter’ van 2015 komt onder meer het volgende naar voren:

“(…) was murdered recently by his family members after a faith healer certified that he possessed goblins that were causing misfortune within the family. His family beat him to death and later burnt his body to ashes while others cheered on. The gang set his property on fire and threatened his wives. (…) Most governments do not recognise witchcraft. (…)”

4.4

In het artikel van Mailonline van 25 februari 2014 ‘Nigerian father arrested for fitting PADLOCK to son’s mouth as he beat him to death’ staat onder meer het volgende vermeld:

“(…) allegedly accused four-year-old Godrich of being an ‘ [een boos wezen] ’ or ‘child of evil’ and blamed him for his bad luck in recent days. The security guard beat his son, burned him all over his body with a hot iron and then locked him in a plastic drum, according to court documents. (…)”

4.5

Voorts staat in een ander nieuwsartikel van metro news ‘Old Witch Caught in Oleh, Delta State’ van 2 oktober 2015 onder meer het volgende vermeld:

“(…) An elderly woman escaped lynching today 2nd October 2015 Friday, after being accused of being a bird and witch (…) Hundreds of residents were said to have gathered around the woman to lynch her (…)”

4.6

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich zonder nadere motivering niet op het standpunt kunnen stellen dat uit deze artikelen niet volgt dat eiser gegronde vrees voor vervolging heeft wegens het feit dat hij gezien wordt als [een boos wezen] en om die reden ook geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM . Verweerder heeft aan zijn standpunt ten grondslag gelegd dat de artikelen geen betrekking hebben op eiser en dat eiser ook geen problemen heeft ondervonden. De rechtbank is echter van oordeel dat op grond van de aangehaalde bronnen niet valt uit te sluiten dat eiser, als hij herkend wordt als [een boos wezen] , een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM . Zoals voorts is overwogen in 3.2 volgt de rechtbank het standpunt van verweerder dat eiser sinds zijn vijfde jaar geen problemen meer heeft ondervonden en daardoor niet te vrezen heeft niet. Zelfs al zou dit wel het geval zijn, dan zegt dit nog niets over het mogelijke gevaar dat eiser loopt bij terugkeer.

5. Op grond van het voorgaande is het beroep gegrond. In het kader van finale geschilbeslechting zal de rechtbank ook de overige beroepsgronden nog bespreken.

Vrees bij terugkeer als christen

6.1

Verder voert eiser aan dat hij als christen niet kan terugkeren in een gebied waar veel moslims woonachtig zijn. De belangrijkste stammen zijn in een voortdurende strijd om de macht verwikkeld, hetgeen regelmatig tot geweldsuitbarstingen leidt waarbij meerdere mensen om het leven zijn gekomen. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiser naar paragraaf 2.4.2. van het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Nigeria van oktober 2012.

6.2

De rechtbank stelt voorop dat het meest recente algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Nigeria (algemeen ambtsbericht) dateert van oktober 2015. Uit paragraaf 2.2.5 van dit ambtsbericht blijkt dat moslims en christenen in het overgrote deel van Nigeria doorgaans vreedzaam naast elkaar leven waarbij religie een hele centrale plaats inneemt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser op grond hiervan dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer te vrezen heeft voor Islamieten.

Vrees bij terugkeer voor de [groep ] herders

7.1

Tot slot voert eiser aan dat hij gegronde vrees heeft voor de [groep ] herders. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiser naar een artikel van Patheos van 3 januari 2017 ‘In Nigeria, [groep ] herdsmen are new Islamist terror threat to Christians’.

7.2

De rechtbank overweegt als volgt. Alhoewel uit het algemeen ambtsbericht blijkt dat [groep ] herders regelmatig veel mensen vermoorden en met name christelijke dorpen binnenvallen, is niet gebleken dat de [groep ] herders het specifiek op eiser hebben voorzien, maar eerder dat sprake was van ongerichte acties. Van een op de persoon van eiser gerichte negatieve belangstelling is dan ook geen sprake.

8. Gelet op overweging 4.6 verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigt zij het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht . Verweerder zal in een nieuw besluit nader dienen te motiveren waarom eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft en geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM omdat hij wordt gezien als [een boos wezen] . De rechtbank stelt voor het nieuw te nemen besluit een termijn van zes weken.

Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening

9. De gevraagde voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.

Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening

10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.485,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank,

in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 16/29885,

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak.

De voorzieningenrechter,

in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 16/29887,

- wijst het verzoek af.

De rechtbank/voorzieningenrechter,

in alle zaken,

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.485,- (zegge: duizendvierhonderdvijfentachtig euro).

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.S. Abbing, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 april 2017.

griffier

(voorzieningen)rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Conc.: SA

D: B

VK

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's‑Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6: 6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature