Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Studiefinanciering. Uitwonendenbeurs.

Uitspraak



Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 15/7545

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2016 in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde mr. M.G.P. Glas)

en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft tegen het hierna onder 4 te noemen besluit bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij besluit van 15 oktober 2015 het bezwaar ongegrond verklaard.

Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2016.

Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres staat per 9 september 2013 in de basisregistratie personen (Brp) ingeschreven op het adres [straatnaam] 2 te [woonplaats]. Op dat adres staan ook vier andere personen ingeschreven.

2. Eiseres heeft met ingang van 1 januari 2013 studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf) toegekend gekregen, berekend naar de norm die geldt voor een uitwonende studerende.

3. Op 13 mei 2015 hebben twee controleurs in opdracht van verweerder een huisbezoek afgelegd op het Brp-adres van eiseres om te controleren of zij op dit adres woonachtig is. Van het huisbezoek is op 1 juni 2015 een rapport opgemaakt.

4. Verweerder heeft op basis van het onder 3 genoemde rapport de aan eiseres toegekende studiefinanciering bij besluit van 19 juni 2015 herzien, in die zin dat eiseres vanaf 1 oktober 2013 als thuiswonende studerende is aangemerkt. Verweerder heeft daarbij aangekondigd een bedrag van € 4.014,86 te verrekenen met de nog lopende studiefinanciering.

5. In het onder 3 genoemde rapport is onder meer het volgende opgenomen:

Op 13 mei 2015, omstreeks 10.30 uur, belde ik, [toezichthouder A], vergezeld door [toezichthouder B], eveneens toezichthouder van de Dienst Uitvoering Onderwijs, aan op het BRP adres. Daar werd opengedaan door een vrouw die verklaarde op het BRP-adres te wonen. (…) Ze vertelde dat student niet thuis was en haar man ook niet. Zij wilde ons geen toestemming geven om het huisbezoek uit te voeren. (…) Wij hebben vervolgens student gebeld en aangegeven waarom wij haar belden en wat het doel daarvan was. Zij gaf aan dat we wel huisbezoek mochten doen, maar alleen als zij daarbij aanwezig is. (…) We moeten maar een afspraak maken met haar. Dat kan echter voor haar alleen in de late avonduren. Rapporteur gaf aan dat wij niet laat in de avond op huisbezoek komen bij haar. Ze gaf diverse keren aan wel mee te willen werken, maar zoals gezegd, dat kon alleen in de late avonduren. Op mijn vraag of ze haar kamer wilde beschrijven gaf ze aan dat niet te willen. Ik heb haar vervolgens meegedeeld dat ik misschien nog contact met haar zou opnemen. Hierop is het gesprek beëindigd.

(…)

Hierop is door controleurs een buurtonderzoek ingesteld in de directe omgeving van het BRP adres van de student.

Doelstelling hiervan was om meer duidelijkheid te verkrijgen met betrekking tot het aantal bewoners dat daadwerkelijk woonachtig is op het BRP adres.

Wij belden vervolgens aan bij een woning in de directe omgeving van het BRP adres. Op ons aanbellen werd de deur geopend door een buurtbewoner, die verklaarde anoniem te willen blijven. Deze getuige verklaarde het volgende:

U vraagt mij naar de samenstelling van het gezin op nummer 2. Daar wonen een man en een vrouw en een klein kindje. Ik woon hier al 25 jaar. De buren denk ik 3 jaar. Ik wil anoniem blijven.

(…)

Wij belden vervolgens aan op nummer 3. De deur werd geopend door een vrouw die zich noemde [buurtbewoner A], hierna te noemen de getuige. (…) verklaarde de getuige als volgt:

U vraagt mij hoeveel mensen er aan de overkant op nummer 2 wonen. Dat is een gezinnetje, man, vrouw en een klein meisje. Ik woon hier zeven jaar, de overburen ongeveer twee en een half jaar.

(…)

Wij belden vervolgens aan op nummer 8. De deur werk geopend door een die zich noemde [buurtbewoner B], hierna te noemen de getuige. (…) verklaarde de getuige als volgt:

Ik woon hier 25 jaar U vraagt mij wie er op nummer 2 wonen. Daar wonen een man, vrouw met nog een heel jong kindje. Verder weet ik er niets meer over te zeggen. Ik wil hier geen gezeik mee krijgen.

(…)

Wij belden vervolgens aan op nummer 9. De deur werd geopend door een vrouw die zich noemde [buurtbewoner C], hierna te noemen de getuige. (…) verklaarde de getuige als volgt:

U heeft mij verteld waarvoor u komt. Ik woon hier 23 jaar. U vraagt mij wie er op huisnummer 2 wonen. Daar wonen een man, een vrouw en hun dochtertje van nog geen twee jaar oud. Verder woont er volgens mij niemand. Ik heb ze in ieder geval niet daar gezien. Voor zover ik weet wonen die mensen daar hooguit 3 jaar. Toen ze hier kwamen wonen moest het meisje nog geboren worden.

6. In beroep heeft eiseres een op 16 november 2015 bij de gemachtigde afgelegde getuigenverklaring van de bewoonster op nummer 3, [buurtbewoner D], overgelegd. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

“(…) U vraagt mij hoe het gesprek met de vertegenwoordigers van de Dienst Uitvoering Onderwijs is verlopen. Het gesprek verliep erg snel. Volgens mij stelde de mensen zich niet voor als controleurs van de Dienst Uitvoering Onderwijs. Wel gaven zij aan dat zij bezig waren met een adres controle. Zij vroegen mij wie er hier tegenover woont. Volgens mij stelde zij die vraag zo omdat de voordeur van nummer 2 direct tegenover mijn voordeur is gelegen. Hierop heb de controleurs gevraagd waarom zij niet gewoon het gingen vragen aan de overkant. De controleurs gaven mij te kennen dat zij het van mij wilde horen. Op deze vraag heb ik geantwoord dat het huis is van een echtpaar met een jong kind. Ook heb ik gezegd dat er veel familie bij deze familie langs komt.

U vraagt mij of u ook heeft gezegd dat alleen het echtpaar daar woont. Ik heb inderdaad gezegd dat het echtpaar daar woont.

U vraagt mij of ik heb gezegd dat het huis is van het echtpaar, of dat u heeft gezegd dat het echtpaar daar woont. Ik weet niet precies wat ik toen heb gezegd. Het is al een tijdje geleden.

U vraagt mij of u aan het einde van het gesprek nog iets heeft gezegd over mensen die over de vloer komen bij het echtpaar. Ik heb inderdaad gezegd dat er veel familie bij deze mensen over de vloer komt. Ik heb exact de woorden “veel familie” gebruikt.

(…)”

Geschil 7. In geschil is of verweerder eiseres terecht per 1 oktober 2013 heeft aangemerkt als thuiswonende studerende.

Beoordeling van het geschil

8. De rechtbank stelt voorop dat de herziening van de toegekende studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende een voor eiseres belastend besluit betreft. Het is dan aan verweerder om de nodige kennis omtrent de relevante feiten te vergaren. De bewijslast met betrekking tot de stelling dat eiseres niet woonachtig is op het adres waarop zij in de Brp staat ingeschreven rust dan ook in eerste instantie op verweerder en niet op eiseres. Indien op grond van de door verweerder gepresenteerde feiten aannemelijk is dat eiseres niet woont op het adres waarop zij in de Brp staat ingeschreven, dan ligt het op de weg van eiseres de onjuistheid daarvan met tegenbewijs, berustend op objectieve en verifieerbare gegevens, aannemelijk te maken. De vraag of eiseres woont op het adres waarop zij in de Brp staat ingeschreven dient te worden beantwoord aan de hand van de feitelijke omstandigheden.

9. Verweerder heeft aan het besluit ten grondslag gelegd de onder 3 vermelde rapportage. In de beslissing op bezwaar heeft verweerder aangegeven dat door drie buurtbewoners afzonderlijk van elkaar is verklaard dat op het adres [straatnaam] 2 in [woonplaats] alleen een gezin woont met een klein kind en geen studente. Hieruit leidt de rechtbank af dat verweerder de onder 5 opgenomen anonieme getuigenverklaring als bewijsmiddel heeft laten vallen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de onder 5 opgenomen consistente en specifieke getuigenverklaringen van de drie andere buurtbewoners, aannemelijk gemaakt dat eiseres feitelijk niet woonde op het adres waarop zij in de Brp stond ingeschreven en aldus geen recht had op studiefinanciering voor een uitwonende.

10. Met hetgeen eiseres heeft gesteld maakt zij het tegendeel niet aannemelijk. De stelling dat eiseres wel woonachtig was op het Brp-adres wordt niet ondersteund door objectief verifieerbare (bewijs)stukken. De rechtbank hecht geen waarde aan de door eiseres in bezwaar ingebrachte getuigenverklaring van [buurtbewoner D], reeds omdat deze wordt tegengesproken door de verklaring van [buurtbewoner D] op 16 november 2016. Uit de verklaring van 16 november 2016 blijkt ook niet dat zij bij de controleurs anders heeft verklaard dan onder 5 is weergegeven. De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van eiseres om [persoon A] als getuige op te roepen en om onderzoek te doen naar de huidige verblijfplaats van [buurtbewoner B], omdat er geen concrete aanknopingspunten zijn dat zij de vragen van de controleurs niet begrepen of anders hebben verklaard dan is neergelegd in het rapport en de door hen ondertekende verklaringen. Al hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Nu verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres feitelijk niet woonde op het adres waarop zij in de Brp stond ingeschreven, heeft verweerder gelet op artikel 9.9, tweede lid, van de Wsf terecht de uitwonendenbeurs van eiseres met ingang van 1 oktober 2013 herzien.

11. Voorts ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd of onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen.

12. Gelet op wat hiervoor is overwogen zal het beroep ongegrond worden verklaard.

Proceskosten 13. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, rechter, in aanwezigheid van mr. B.H. Suijkerbuijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature