Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Ontucht met een minderjarige, gepleegd door een leerkracht.

Uitspraak



RECHTBANK BREDA Parketnummer: 615278-05

1 Partijen. Onderzoek van de zaak.

In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:

[verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres], [woonplaats]

heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.

De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal.

2 De tenlastelegging.

De verdachte staat terecht, terzake dat

1.

hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 februari 2005 tot en met 28 februari 2005 te Roosendaal, althans in het arrondissement Breda, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de borsten en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer];

art 247 Wetboek van Strafrecht

2.

hij in of omstreeks de periode van 11 maart 2005 tot en met 12 maart 2005 te Roosendaal, althans in het arrondissement Breda, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte met die [slachtoffer] ge(tong)zoend en/of de vagina en/of billen en/of borsten van die [slachtoffer] betast/gestreeld en/of zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;

art 245 Wetboek van Strafrecht

subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij in of omstreeks de periode van 11 maart 2005 tot en met 12 maart 2005 te Roosendaal, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het zoenen met die [slachtoffer] en/of het betasten/strelen van de vagina en/of billen en/of borsten van die [slachtoffer] en/of het zich laten aftrekken door die [slachtoffer];

art 247 Wetboek van Strafrecht

3 De geldigheid van de dagvaarding.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.

4 De bevoegdheid van de rechtbank.

Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.

5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.

Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen.

6 Schorsing der vervolging.

Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

7 De bewezenverklaring.

Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte

1.

op een tijdstip in de periode van 1 februari 2005 tot en met 28 februari 2005 te Roosendaal met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de borsten en het lichaam van die [slachtoffer] en het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer];

2. primair

in de periode van 11 maart 2005 tot en met 12 maart 2005 in het arrondissement Breda met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte met die [slachtoffer] getongzoend en de vagina en billen en borsten van die [slachtoffer] betast/gestreeld en zich laten aftrekken door die [slachtoffer].

Hetgeen onder 1. en onder 2. primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Ten aanzien van het in de vagina duwen/brengen van de penis geldt dat de verdachte dit in zijn verklaringen tegenover de politie en ter terechtzitting heeft ontkend, terwijl hij alle overige ten laste gelegde seksuele handelingen heeft bekend. Volgens de verdachte had hij wel de intentie die dag geslachtsgemeenschap met [slachtoffer] te hebben en hadden zij daarover samen gefantaseerd, maar is het daarvan uiteindelijk niet gekomen. De verdachte heeft gedetailleerd verklaard over de plaatsen in de auto waar beiden zich bevonden en over de gebeurtenissen die daar plaatsvonden. Op grond van het procesdossier en de behandeling ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het in de vagina duwen/brengen van de penis, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

8 Het bewijs.

De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

8.1 De bewijsmiddelen.

9 De strafbaarheid van het bewezene.

Het ten laste van de verdachte bewezen verklaarde levert de volgende misdrijven op:

1. Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;

2. Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

10 De strafbaarheid van de verdachte.

De verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.

11 De straffen en maatregelen.

11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.

Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte de straffen behoren te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.

11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte voor het onder 1. en onder 2. primair ten laste gelegde op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, alsmede een werkstraf van 240 uren, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen vervangende hechtenis.

De verdachte heeft contacten van seksuele aard onderhouden met een vijftienjarige vrouwelijke leerling van de middelbare school waar hij als leraar werkte. De verdachte zelf was in de periode waarin de contacten plaatsvonden aanvankelijk 29 jaar oud en later 30 jaar oud. Tijdens en na een carnavalsfeest van de school heeft hij de borsten van de leerling betast en heeft hij zijn stijve penis door haar laten betasten. Na een ander schoolfeest heeft de verdachte in een auto met het slachtoffer getongzoend, haar vagina, billen en borsten gestreeld en zich door het slachtoffer laten aftrekken. De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een vijftienjarig meisje. Dat is strafbaar gesteld met het oog op de bescherming van jeugdige personen tegen het ondergaan van seksuele handelingen.

Weliswaar gaf de verdachte het slachtoffer niet zelf les, maar het contact tussen de verdachte en het slachtoffer is wel ontstaan door de functie van de verdachte als leraar. Het slachtoffer vertrouwde de verdachte en besprak persoonlijke problemen met hem. De verdachte had door zijn positie als leraar en door het leeftijdsverschil tussen hemzelf en het slachtoffer een zeker overwicht op het slachtoffer. De verdachte had moeten voorkomen dat zijn contact met het slachtoffer in toenemende mate een seksueel karakter kreeg, onder meer omdat een school een plaats moet zijn waar leerlingen zich veilig voelen.

De verdachte heeft aangegeven dat het delict het gevolg was van een seksuele spanning die zich geleidelijk had opgebouwd en van zijn behoefte gewaardeerd te worden als leraar. Ter zitting heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende blijk gegeven van inzicht in de oorzaken en gevolgen van zijn delictgedrag. Weliswaar heeft hij gesteld dat hij zich schuldig voelt en dat hij van de gebeurtenissen heeft geleerd, maar hij lijkt daarbij eerder te denken aan de gevolgen die het delict voor hemzelf heeft gehad dan aan de gevolgen die het delict voor het slachtoffer heeft gehad. Deze veronderstelling wordt gesteund door de omstandigheid dat de verdachte het slachtoffer diverse malen nadrukkelijk heeft verzocht over de contacten te zwijgen.

Ook Reclassering Nederland heeft er in de rapportage van 13 januari 2006 op gewezen dat de verdachte nauwelijks inzicht heeft in de oorzaken en gevolgen van zijn delictgedrag, waardoor er een kans op recidive bestaat. Reclassering Nederland heeft geadviseerd bij een eventuele voorwaardelijke gevangenisstraf een verplicht reclasseringstoezicht alsmede het volgen van een behandeling bij polikliniek `De Omslag' van de GgzE als bijzondere voorwaarde op te leggen. De verdachte heeft zich bereid verklaard tot het volgen van de behandeling mits dat bijdraagt aan het verkrijgen van meer inzicht in de oorzaken en de gevolgen van zijn delictgedrag, maar heeft voorop gesteld dat hij heeft geleerd van de gebeurtenissen.

Weliswaar heeft de verdachte naar eigen zeggen zeven gesprekken gevoerd met het Algemeen Maatschappelijk Werk in Tilburg, maar deze gesprekken hebben pas plaatsgevonden vanaf juli 2005, terwijl de bewezen verklaarde feiten zich in februari en maart 2005 hebben voorgedaan. De verdachte heeft aangegeven uit schaamte niet eerder hulp te hebben gezocht. Hoe dit ook zij, ook de gesprekken met maatschappelijk werk hebben klaarblijkelijk bij de verdachte niet geleid tot inzicht in de oorzaken en gevolgen van zijn delictgedrag.

Hoewel de verdachte geen strafblad heeft, was het niet de eerste keer dat hij te ver is gegaan in zijn contact met leerlingen van de school. In oktober 2004 is de verdachte door de rector van de scholengemeenschap schriftelijk gewaarschuwd wegens persoonlijke contacten en elektronisch verkeer met een leerling waarbij hij niet altijd de distantie in acht heeft genomen die verwacht wordt van een leraar ten opzichte van zijn leerling. In zijn schriftelijke reactie daarop van 1 november 2004 heeft de verdachte opgemerkt dat hij behoorlijk is geschrokken, dat een soortgelijke situatie niet meer zal voorkomen en dat hij zijn e-mailadres in het vervolg alleen zal gebruiken om vragen van leerlingen over opdrachten te beantwoorden. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij het ondanks al deze omstandigheden toch tot de bewezen verklaarde feiten heeft laten komen, temeer omdat hij wist dat een relatie zoals hij deze met het slachtoffer had niet gepast was, zoals hij ter terechtzitting heeft erkend.

In het voordeel van de verdachte laat de rechtbank meewegen dat zijn handelen ingrijpende gevolgen voor hem heeft gehad. De verdachte heeft zich als gevolg van de gebeurtenissen genoodzaakt gezien het onderwijs te verlaten, terwijl hij daarin met plezier heeft gewerkt. Dat heeft ook financiële consequenties voor hem gehad. Verder is de relatie tussen de verdachte en zijn vriendin onder zware druk komen te staan en is aannemelijk dat ook zijn verdere sociale omgeving hem zijn gedrag verwijt. De verdachte is hierdoor al behoorlijk gestraft, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank een matigend effect moet hebben op de thans op te leggen straf. De rechtbank houdt ten slotte rekening met de omstandigheid dat, hoewel het effect gering is geweest, de verdachte zelf hulp heeft gezocht en dat het slachtoffer heeft laten weten dat alles met haar instemming heeft plaatsgevonden.

De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen is en dat daarnaast aan de verdachte een werkstraf dient te worden opgelegd. De hierna te noemen duur van deze straffen is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om de ernst van de feiten te benadrukken en om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, terwijl deze tevens recht doet aan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

12 De toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing berust op de artikelen 9, 1 0 (oud), 14a (oud), 14b (oud), 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 245, 247 van het wetboek van strafrecht.

13 De beslissing.

RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.

Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7 is omschreven. Zij verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1. en onder 2. primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de onder 9 vermelde strafbare feiten. Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.

Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 MAANDEN.

Zij beveelt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op drie jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of na te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd:

dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Reclassering Nederland, ook als deze inhouden dat de veroordeelde een behandeling volgt bij polikliniek `De Omslag' van de GgzE of een soortgelijke behandeling.

Zij draagt overeenkomstig artikel 14d van het wetboek van strafrecht voormelde reclasseringsinstelling op de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarde.

Zij veroordeelt de verdachte voorts tot een taakstraf, te weten:

een werkstraf gedurende 80 UREN, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen vervangende hechtenis.

Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag.

Dit vonnis is gewezen door mr. Vos, voorzitter, rnr. Cohen-Koningsveld en mr. Paling, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van Bergen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 juni 2006.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature