Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Bevoegdheidsincident: arbitrage.

Uitspraak



RECHTBANK ALMELO

Sector civiel recht

zaaknummer: 127739 / HA ZA 12-114

datum vonnis: 19 september 2012 (sr)

Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Attent Thuiszorg B.V.,

gevestigd te Nijverdal,

verder te noemen Thuiszorg,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Attent Woonzorg B.V.

gevestigd te Nijverdal,

verder te noemen Woonzorg,

eiseressen in de hoofdzaak,

incidenteel verweersters,

advocaat: mr. G. Beekman te Almelo

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde],

gevestigd te [vestigingsplaats],

gedaagde in de hoofdzaak,

incidenteel eiseres,

verder te noemen [gedaagde],

advocaat: mr. M.I. van 't Hullenaar te Enschede.

1. Het procesverloop

In de hoofdzaak en in het incident

1.1 Thuiszorg en Woonzorg hebben gevorderd als vermeld in dagvaarding.

1.2 [Gedaagde] heeft geconcludeerd voor antwoord en de onbevoegdheid van de rechtbank Almelo ingeroepen.

1.3 Thuiszorg en Woonzorg hebben geantwoord op de exceptie van onbevoegdheid.

1.4 Vervolgens hebben partijen vonnis gevraagd in het incident.

2. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing

In de hoofdzaak

Vordering van Thuiszorg en Woonzorg

2.1 Bij dagvaarding vorderen Thuiszorg en Woonzorg -kort gezegd- voor recht te verklaren dat [gedaagde] niet bevoegd is een retentierecht jegens Thuiszorg en Woonzorg, danwel jegens Thuiszorg uit te oefenen. Voorts vorderen Thuiszorg en Woonzorg [gedaagde] te veroordelen het perceel grond van Woonzorg, gelegen aan de [adres] te [plaats] binnen 48 uur na het te wijzen vonnis te ontruimen, te verlaten en ter vrije beschikking van Woonzorg te stellen en te laten, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Tot slot vorderen Thuiszorg en Woonzorg veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

In het incident

Vordering van [gedaagde]

2.2 [Gedaagde] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen van Thuiszorg en Woonzorg kennis te nemen. [Gedaagde] heeft hieraan ten grondslag gelegd dat tussen [gedaagde] en Thuiszorg een aannemingsovereenkomst tot stand is gekomen waarop de UAV 1989 van toepassing zijn. Op grond van paragraaf 49 van de UAV 1989 en blz. 31 van het bestek is de Raad van Arbitrage voor de Bouw bij uitsluiting bevoegd om kennis te nemen van de geschillen tussen partijen.

Conclusie van Thuiszorg en Woonzorg

2.3 Thuiszorg en Woonzorg hebben de vordering betwist en geconcludeerd dat de rechtbank de vordering van [gedaagde] niet-ontvankelijk dient te verklaren dan wel die haar dient te ontzeggen met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het incident. Thuiszorg en Woonzorg hebben hieraan ten grondslag gelegd dat er tussen hen en [gedaagde] geen overeenkomst tot stand is gekomen en dat er dus ook geen sprake kan zijn van de bevoegdheid van de Raad van Arbitrage voor de Bouw om te oordelen over het onderhavige geschil. Indien de rechtbank zou oordelen dat er wel een overeenkomst tot stand is gekomen dan betekent dat nog niet dat de Raad van Arbitrage voor de Bouw bevoegd is over het gerezen geschil te oordelen. In de eerste plaats is naast Thuiszorg ook Woonzorg eisende partij. Door [gedaagde] wordt niet gesteld dat door laatstgenoemde partij zou zijn aanbesteed. De vordering van Woonzorg op [gedaagde] kan derhalve in ieder geval door de rechtbank worden beoordeeld. Nu de rechtbank bevoegd is om over de vordering van Woonzorg te oordelen, is zij ook bevoegd over de vordering van Thuiszorg te oordelen nu de vorderingen sterk samenhangen, althans beide eiseressen hetzelfde vorderen. Voorts gaat het in het onderhavige geval om een strikt juridische beoordeling en niet om een geschil dat betrekking heeft op de bouwnijverheid, op welk gebied de Raad van Arbitrage voor de Bouw deskundig is.

Overwegingen van de rechtbank

2.4 De rechtbank maakt bij haar overwegingen onderscheid tussen de incidentele vordering van [gedaagde] jegens Thuiszorg en de incidentele vordering van [gedaagde] jegens Woonzorg.

2.5 Ten aanzien van Thuiszorg oordeelt de rechtbank als volgt. Bij brief van 6 december 2007 heeft de architect van Thuiszorg aan [gedaagde] gevraagd of zij belangstelling heeft mee te rekenen ten behoeve van een vrijblijvende offerteaanvraag voor de bouw van de zorgvilla. Bij brief van 13 december 2007 heeft [gedaagde] de architect van Thuiszorg medegedeeld dat zij graag een prijsopgave wilde indienen. Thuiszorg heeft vervolgens een bestek laten opstellen, waarop aannemers konden inschrijven.

Met het inschrijvingsbiljet van 14 maart 2008 heeft [gedaagde] zich ingeschreven. De rechtbank is van oordeel dat het inschrijvingsbiljet een aanbod van [gedaagde] behelst.

Het gebruik van het woord vrijblijvend in voornoemde brief van 6 december 2007 brengt niet mee dat Thuiszorg de offerte van [gedaagde] niet als een aanbod behoefde op te vatten.

De aanduiding kan redelijkerwijs worden opgevat als mededeling dat nog geen overeenkomst tot stand is gekomen en dat Thuiszorg niet verplicht is het in de offerte vervatte aanbod te aanvaarden. In dat kader past ook de door geïnteresseerde partijen getekende afstandsverklaring.

2.6 Het antwoord op de vraag of het aanbod door Thuiszorg vervolgens is aanvaard en derhalve een overeenkomst tussen [gedaagde] en Thuiszorg tot stand is gekomen, is afhankelijk van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden (HR 21 december 2011, NJ 2002, 60). Uit de stukken leidt de rechtbank af dat op 5 juni 2008, 19 juni 2008, 3 juli 2008 en op 14 augustus 2008 vergaderingen hebben plaatsgevonden. Anders dan Thuiszorg en Woonzorg hebben betoogd, is de rechtbank van oordeel dat deze vergaderingen kunnen worden aangemerkt als bouwvergaderingen. Dat volgt onder meer uit de aanwezigen bij de bouwvergaderingen, waaronder [gedaagde], die als enige van de inschrijvers deze vergaderingen heeft bijgewoond. Voorts blijkt dit uit de opmaak en de niet betwiste inhoud van de verslagen van deze vergaderingen. Hierbij acht de rechtbank van belang dat in de verslagen zelf de vergaderingen ook worden aangeduid als bouwvergaderingen. Zo staat in het verslag van 3 juli 2008 onder 03.08.01: “Aannemer; Er is een aangepast aannemingsovereenkomst ontvangen deze zal verder worden bekeken. In de volgende bouwvergadering zullen de overeenkomsten worden ondertekend”. Uit het feit dat eerst na een gunning wordt begonnen met bouwvergaderingen leidt de rechtbank af dat de opdracht vóór die vergaderingen aan [gedaagde] was gegund. De enkele omstandigheid dat partijen in voornoemde vergaderingen over een of meer “opengebleven punten” nog onderhandelden, staat er niet aan in de weg dat kan worden aangenomen dat de precontractuele fase is geëindigd en dat in ieder geval een overeenkomst op hoofdlijnen tot stand is gekomen.

2.7 Thuiszorg en Woonzorg hebben vervolgens betoogd dat zij, voor zover er al sprake zou zijn van een overeenkomst, deze overeenkomst hebben gesloten onder het voorbehoud van de nog te verkrijgen bouwvergunning. De rechtbank volgt Thuiszorg en Woonzorg hierin niet. Noch de aanbesteding, noch het bestek vermeldt een dergelijk voorbehoud. In de verslagen van de bouwvergaderingen is de verlening van de bouwvergunning als voorwaarde evenmin aan de orde geweest. Weliswaar bevat de brief van 6 december 2007 van de architect van Thuiszorg een voorbehoud, doch dit voorbehoud wordt gemaakt voor de geplande start van de bouw en ziet niet op de gunning. Ook komt in het gespreksverslag van 5 juni 2008 een voorbehoud aan de orde, maar dit voorbehoud wordt gemaakt voor de haalbaarheid van de planning en ziet evenmin op de gunning. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat tussen [gedaagde] en Thuiszorg een onvoorwaardelijke overeenkomst tot stand is gekomen.

2.8 Thuiszorg en Woonzorg hebben niet betwist dat, indien de rechtbank oordeelt dat sprake is van een overeenkomst, op deze overeenkomst de Uniforme Administratie Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 (U.A.V. 1989) van toepassing zijn, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. Artikel 49 van de U.A.V. 1989 luidt -voor zover van belang- als volgt:

“Beslechting van geschillen

1. Voor de beslechting van de in deze paragraaf bedoelde geschillen doen partijen uitdrukkelijk afstand van hun recht de tussenkomst van de gewone rechter in te roepen.

2. Alle geschillen, welke ook - daaronder begrepen die, welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd - die naar aanleiding van de overeenkomst of van overeenkomsten, die daarvan een uitvloeisel mochten zijn, tussen opdrachtgever en aannemer mochten ontstaan, worden beslecht door arbitrage overeenkomstig de regelen beschreven in de statuten van de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland, zoals deze drie maanden voor de dag van aanbesteding luiden. (…)

De rechtbank is van oordeel dat de Raad van Arbitrage voor de Bouw op grond van dit artikel exclusief bevoegd is om van onderhavig geschil tussen Thuiszorg en [gedaagde] kennis te nemen. Dat het strikt om een juridische beoordeling gaat, doet -wat hier ook van zij- hieraan niet af, nu alle geschillen die naar aanleiding van de overeenkomst tussen opdrachtgever en aannemer mochten ontstaan ingevolge artikel 49 lid 2 U.A.V. 1989 worden beslecht door de Raad van Arbitrage voor de Bouw. De rechtbank zal om die reden de incidentele vordering van [gedaagde] jegens Thuiszorg toewijzen, waarbij de rechtbank benadrukt dat partijen er desondanks tezamen voor kunnen opteren het geschil toch aan de rechtbank voor te leggen, mede gelet op hetgeen onder 2.9 hierna wordt overwogen.

2.9 Ten aanzien van de vordering van [gedaagde] jegens Woonzorg overweegt de rechtbank dat [gedaagde] niet heeft gesteld dat Woonzorg partij is bij de onderhavige overeenkomst. Evenmin heeft [gedaagde] gesteld dat partijen hebben beoogd ook Woonzorg te binden aan het arbitraal beding. Het enkele feit dat zowel Woonzorg als Thuiszorg dezelfde directeur-aandeelhouder, zijnde [X] hebben, rechtvaardigt niet een uitzondering aan te nemen op de in beginsel aan het arbitraal beding ontbrekende derdenwerking. De rechtbank zal om die reden de incidentele vordering van [gedaagde] ten aanzien van Woonzorg afwijzen. De stelling van Thuiszorg en Woonzorg dat een onbevoegdverklaring ten aanzien Thuiszorg ertoe zou leiden dat eenzelfde geschil aan twee verschillende instanties zou worden voorgelegd wat uit proceseconomisch oogpunt onwenselijk is, brengt de rechtbank niet tot een andere conclusie. De rechtbank tekent hierbij aan dat redenen van proceseconomie op zichzelf onvoldoende reden vormen om een arbitragebeding te doorbreken.

2.10 Omdat partijen over en weer in het incident in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van de procedure in het incident tussen hen worden gecompenseerd, aldus dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

In de hoofdzaak

2.11 Gelet op hetgeen is overwogen in het incident is de rechtbank niet bevoegd van de vordering van Thuiszorg jegens [gedaagde] kennis te nemen en wel bevoegd om van de vordering van Woonzorg jegens [gedaagde] kennis te nemen.

2.12 Nu Thuiszorg en Woonzorg procederen met één advocaat houdt de rechtbank de beslissing over de proceskosten ten aanzien van de vordering van Thuiszorg jegens [gedaagde] aan tot de in de hoofdzaak ten aanzien van de vordering van Woonzorg jegens [gedaagde] te wijzen eindvonnis.

3. De beslissing

In het incident

De rechtbank:

I. wijst de vordering van [gedaagde] jegens Thuiszorg toe;

II. wijst de vordering van [gedaagde] jegens Woonzorg af;

III. compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;

IV. verklaart onderdeel III. van het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

In de hoofdzaak

De rechtbank:

V. verklaart zich onbevoegd van de vordering van Thuiszorg jegens [gedaagde] kennis te nemen.

VI. verwijst de zaak voor zover deze ziet op de vordering van Woonzorg jegens [gedaagde] naar de rol van 17 oktober 2012 voor beraad comparitie.

VII. houdt de beslissing over de proceskosten ten aanzien van de vordering van Thuiszorg jegens [gedaagde] aan tot de in de hoofdzaak ten aanzien van de vordering van Woonzorg jegens [gedaagde] te wijzen eindvonnis.

Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen en op 19 september 2012 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature