Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Landsverordening Administratieve Rechtspraak (Lar) - Lv VUT - het beroep is gegrond maar de rechtsgevolgen van de beschikking blijven in stand.

Uitspraak



Uitspraak van 20 maart 2017

LAR nr. 2425 van 2016

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante],

wonend in Aruba,

APPELLANTE,

gemachtigde: de advocaat mr. H.U. Thielman,

en

de BEOORDELINGSCOMMISSIE VRIJWILLIGE UITDIENSTTREDING,

zetelend in Aruba,

VERWEERDER,

gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1 PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 8 juli 2015 heeft verweerder een aanvraag van appellante van 31 mei 2015 om op de voet van de Landsverordening vrijwillige uitdiensttreding (Lv VUT) met ingang van 1 juli 2015 de arbeidsovereenkomst tussentijds te beëindigen afgewezen.

Bij beschikking van 19 augustus 2016 heeft verweerder het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Daartegen heeft appellante op 29 september 2016 beroep ingesteld.

Op 23 november 2016 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Op 2 februari 2017 heeft verweerder nadere stukken ingediend.

Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 februari 2017, waar partijen, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigden, zijn verschenen.

Uitspraak is bepaald op heden.

2 OVERWEGINGEN

2.1.

Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Lv VUT wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen onder ambtenaar verstaan: de ambtenaar in de zin van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (AB 1989 no. GT 37) (Lma), wiens bezoldiging rechtstreeks ten laste komt van de begroting van een ministerie of een landsbedrijf als bedoeld in hoofdstuk V van de Comptabiliteitsverordening 1989 (AB 1989 no. 72).

Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Lv VUT wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen onder overheidswerknemer verstaan: degene uit wiens arbeidsovereenkomst met het Land voortvloeit dat zijn loon rechtstreeks ten laste komt van de begroting van een ministerie of een landsbedrijf als bedoeld in hoofdstuk V van de Comptabiliteitsverordening 1989.

Ingevolge artikel 2, eerste lid, voor zover thans van belang, kunnen overheidswerknemers gedurende een bij landsbesluit vast te leggen periode van twee maanden een verzoek doen om tussentijdse beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder gelijktijdige toekenning van in die verordening nader omschreven bijzondere aanspraken.

Ingevolge artikel 9, eerste lid, doet de ambtenaar die een verzoek tot vrijwillige uitdiensttreding als bedoeld in deze landsverordening, wenst in te dienen, zulks op een voor dit doel bij iedere dienst beschikbaar aanvraagformulier. Hij draagt zorg dat het formulier volledig ingevuld en ondertekend, voor het verstrijken van de in het landsbesluit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, genoemde periode in het bezit is van de voorzitter van de Commissie. Ingevolge artikel 10, tweede lid, voor zover thans van belang, weigert de Commissie een verzoek als bedoeld in artikel 9, eerste lid, alleen, indien het ontslag naar haar oordeel de continu ïteit van een behoorlijke dienstverlening door de organisatorische eenheid waar de verzoeker werkzaam is, onevenredig zou schaden, en dit nadelige kwalitatieve of kwantitatieve gevolgen voor de bezetting van de overheidsdienst zou hebben.

Ingevolge artikel 14, eerste lid, voor zover thans van belang, dient de overheidswerknemer die zijn dienstbetrekking met het Land op basis van vrijwillige uitdiensttreding tussentijds wenst te beëindigen onder verkrijging van de aanspraken, bedoeld in artikel 2, eerste lid, daartoe een verzoek in door middel van een voor dit doel bij iedere dienst beschikbaar aanvraagformulier, dat tevens inhoudt het aanbod tot het tussentijds beëindigen van de arbeidsovereenkomst.

Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, neemt de Commissie binnen twee weken na ontvangst van een verzoek, als bedoeld in het eerste lid, een beslissing.

Ingevolge artikel 15, tweede lid, weigert de Commissie een verzoek als bedoeld in artikel 14, eerste lid, alleen, indien de tussentijdse be ëindiging van de arbeidsovereenkomst naar haar oordeel de continuïteit van een behoorlijke dienstverlening door de organisatorische eenheid waar de verzoeker werkzaam is, onevenredig zou schaden en dit nadelige kwalitatieve of kwantitatieve gevolgen voor de bezetting van de overheidsdienst zou hebben. Zij zendt aan de verzoeker binnen zeven kalenderdagen na de datum van de beslissing tot weigering van het verzoek een door de voorzitter van de Commissie getekend schrijven, houdende de grond of gronden voor de weigering.

2.2

Aan de beschikking van 19 augustus 2016 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat beëindiging van de arbeidsovereenkomst nadelige gevolgen voor de bezetting van de desbetreffende overheidsdienst zou hebben, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Lv VUT.

2.3

Appellante betoogt dat verweerder haar aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Volgens appellante kon verweerder dat slechts doen, indien de in artikel 15, tweede lid, van de Lv VUT vermelde omstandigheden zich voordoen en was dat niet het geval.

2.3.1

Appellante heeft met juistheid betoogd dat nu zij geen ambtenaar in de zin van de Lv VUT was, maar krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst van het land, verweerder de afwijzing ten onrechte gegrond heeft op artikel 10, tweede lid, van de Lv VUT, welke bepaling ziet op beslissingen omtrent aanvragen om verlening van eervol ontslag van ambtenaren, niet op die omtrent aanvragen om tussentijdse beëindiging van arbeidsovereenkomsten met overheidswerknemers.

2.4

Het beroep is gegrond. De beschikking van 19 augustus 2016 dient te worden vernietigd. Het gerecht ziet evenwel aanleiding om met toepassing van artikel 52, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak te bepalen dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven. Daartoe wordt als volgt overwogen. Volgens vaste rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie dient de heroverweging van de beschikking waartegen bezwaar wordt gemaakt in beginsel te geschieden met toepassing van het recht, zoals dat geldt op het moment waarop de beschikking op bezwaar wordt gegeven en uitgaande van de feiten en omstandigheden ten tijde van de op het bezwaar te geven beschikking (onder meer de uitspraak van 9 oktober 2015; ECLI:NL:OGHACMB:2015:24). Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat de dienstbetrekking van appellante met ingang van 1 juli 2015 is beëindigd, hetgeen zijdens appellante is bevestigd, zodat ten tijde van de beschikking van 19 augustus 2016 tussen appellante en verweerder geen arbeidsovereenkomst bestond. Ten tijde van de beschikking van 8 juli 2015 was dat evenmin het geval. Nu in artikel 2, eerste lid, van de Lv VUT is bepaald dat een in die landsverordening bedoeld verzoek een verzoek is om in aanmerking te komen voor tussentijdse beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder gelijktijdige toekenning van bepaalde aanspraken, heeft verweerder zich ter zitting voorts terecht op het standpunt gesteld dat zij ten tijde van de op bezwaar te geven beschikking reeds om deze reden gehouden was de aanvraag van appellante af te wijzen (vergelijk de onderscheiden uitspraken van het Hof van 20 november 2008; ECLI:NL:OGHNAA:2008:BH0265, onderscheidenlijk ECLI:NL:OGHNAA:2008:BH1284). Voor zover appellante in dit verband ter zitting heeft betoogd dat zij er op mocht vertrouwen dat haar aanvraag voor 1 juli 2015 was ingewilligd, omdat verweerder deze niet binnen de in artikel 14, tweede lid, gestelde termijn van twee weken na ontvangst daarvan heeft afgewezen, is dat tevergeefs. In artikel 14, tweede lid, van de Lv VUT noch elders is bepaald dat indien verweerder niet binnen de gestelde termijn een beslissing op de aanvraag neemt, deze daarmee geacht moet worden te zijn ingewilligd. Hetzelfde geldt voor het betoog dat zij van het Bureau van de minister van Economische Zaken, Communicatie, Energie en Milieu, alwaar zij werkzaam was, had vernomen dat tegen de beëindiging van de arbeidsovereenkomst geen bezwaren bestonden, reeds omdat strijd met het vertrouwensbeginsel niet kan leiden tot het aannemen van een verplichting voor verweerder om in strijd met de Lv VUT voor appellante aanspraken in het leven te roepen. Het gerecht laat nog daar dat die dienst niet het ter zake bevoegde bestuursorgaan is (vergelijk voormelde uitspraken van het Hof van 20 november 2008).

2.5

Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3 BESLISSING

De rechter in dit gerecht:

- verklaart het beroep van appellante gegrond;

- vernietigt de beschikking van verweerder van 19 augustus 2016;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van die beschikking in stand blijven;

- veroordeelt verweerder tot betaling aan appellante van het bedrag van Afl. 1.000,- als bijdrage in de proceskosten.

- gelast teruggave aan appellante van het door haar betaalde bedrag van Afl. 25,- .

Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 20 maart 2017, in aanwezigheid van de griffier.

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).

Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature