Uitspraak
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.133.225/02
(zaaknummer rechtbank Limburg 473216)
arrest van de pachtkamer van 25 april 2017
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [A]en de erfgenamen in die nalatenschap vertegenwoordigend,
appellant in het principaal beroep,
geïntimeerde in het incidenteel beroep,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. A. van Weverswijk,
tegen:
[geïntimeerde 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in het principaal beroep,
appellant in het incidenteel beroep,
hierna: [geïntimeerde 1] ,
advocaat: mr. S.L.G.M. Roebroek.
1 Het geding in hoger beroep
1.1Het verloop van de procedure blijkt uit:- de aantekening op roldatum 27 december 2016 dat de zaak is hervat na doorhaling,- de akte van [appellant] ,- de antwoordakte van [geïntimeerde 1] .
1.2Vervolgens hebben partijen aanvullend de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
1.3Het verloop van de op roldatum 18 juli 2016 doorgehaalde procedure met zaaknummer 200.133.225/01 blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 21 juni 2013,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord, tevens van incidenteel hoger beroep,
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep,
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 18 februari 2016.
1.4Nadien hebben partijen een termijn voor beraad gevraagd en gekregen om de mogelijkheden van een minnelijke schikking te onderzoeken. Na herhaaldelijk uitstel is de zaak op roldatum 18 juli 2016 op verzoek van partijen doorgehaald.
2 Debeoordelingvanhethogerberoep
2.1[appellant] heeft in zijn akte verslag gedaan van de onderhandelingen tussen partijen en concludeert dat [geïntimeerde 1] niet serieus bereid is om het gepachte te verwerven, althans dat daartoe geen mogelijkheden bestaan die overeenstemmen met de belangen van verpachtster, waarmee hij doelt op de overleden [A] . Erflaatster heeft haar erfenis aan drie goede doelen stichtingen, hierna: de erven, nagelaten. De erven hebben onderhandeld met [geïntimeerde 1] , maar partijen zijn niet tot een resultaat gekomen. Naar aanleiding van recente ontwikkelingen heeft [appellant] zijn vordering tot ontbinding van de pachtovereenkomst nader onderbouwd.
2.2In zijn antwoordakte voert [geïntimeerde 1] aan dat hij nog mogelijkheden ziet voor een schikking en dat het hof destijds, ten tijde van de zitting op 18 februari 2016, de mogelijkheid heeft opengelaten voor partijen een voortzetting van de comparitie te verzoeken.
2.3Het hof oordeelt als volgt. Het verzoek tot voortzetting van de comparitie is niet eenparig geschied. Bovendien ziet het hof op basis van hetgeen [geïntimeerde 1] heeft aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten voor de mogelijkheid van een schikking. Partijen hebben na de comparitie onderhandeld. [geïntimeerde 1] heeft na een bespreking met de erven een voorstel voorgelegd met twee opties. Beide opties waren voor de erven niet acceptabel wat zij met redenen omkleed hebben laten weten.
2.4Op grond van hetgeen ter zitting is besproken en de aktes is thans onvoldoende aannemelijk dat [geïntimeerde 1] in staat is om de erven voldoende tegemoet te komen in hun belangen en wensen. Zo is gesteld noch gebleken dat hij op eigen kracht de aankoop van de gepachte gebouwen tot een bedrag van € 250.000 kan financieren; de erven zullen in elk geval niet bijdragen aan die financiering. Verder is ter zitting besproken dat de erven voor de gronden slechts een geliberaliseerde overeenkomst wensen te sluiten met [geïntimeerde 1] . Daaruit vloeit voort dat, indien [geïntimeerde 1] de gronden (later) wenst aan te kopen, deze naar de waarde in onverpachte staat zullen worden getaxeerd.
2.5Een en ander leidt tot de conclusie dat er onvoldoende gronden zijn voor voortzetting van de comparitie.
2.6Het hof zal ten gronde arrest wijzen. Op de rol van onderhavige zaak is partijen abusievelijk verzocht slechts aanvullend te fourneren, terwijl het procesdossier van de zaak met zaaknummer 200.133.225/01 na de doorhaling is gearchiveerd en daarmee grotendeels vernietigd.
2.7Het hof zal partijen gelasten de volledige procesdossiers (de eerste aanleg en het hoger beroep in de zaak met zaaknummer 200.133.225/01) alsnog over te leggen. Daarbij geldt dat [geïntimeerde 1] de stukken van het hoger beroep reeds heeft overgelegd zodat hij kan volstaan met het overleggen van de stukken uit de eerste aanleg.
Slotsom
2.8Partijen dienen het procesdossier in het geding te brengen. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.
3 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
draagt partijen op om op roldatum 9 mei 2017 het volledige procesdossier in kopie aan het hof over te leggen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, E.B. Knottnerus en L.M. Croes en de deskundige leden mr. E. Oostra en ir. J.H. Jurrius, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 april 2017.