Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Rechtsgeldige overdracht van onroerende zaak?

Verkoop door executeur-testamentair.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 141705 / HA ZA 06-1011

Vonnis van 27 juni 2007

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres].,

gevestigd te [woonplaats],

2. [eiseres],

wonende te [woonplaats],

eiseressen in conventie,

verweersters in reconventie,

procureur mr. F.J. Boom,

advocaat mr. E.H.H. Schelhaas te 's-Hertogenbosch,

tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

procureur mr. W.J.M. van Ophuizen.

Partijen zullen hierna [eiseressen] en [gedaagde] genoemd worden. Eiseressen afzonderlijk zullen worden aangeduid als [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2]

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 14 maart 2007

- het proces-verbaal van comparitie van 23 mei 2007.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. Op 26 maart 2005 is de heer [betrokkene/erflater] overleden. Hij was bij leven getrouwd met [eiseres sub 2] en had uit een eerder huwelijk twee zonen, [naam] en [naam zoon]. [eiseres sub 2] is in het testament van [betrokkene/erflater] benoemd als executeur-testamentair. [naam zoon] heeft de nalatenschap van [betrokkene/erflater] (verder: de nalatenschap) verworpen. [eiseres sub 2] en [naam] hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. Zij zijn als enige erfgenamen gerechtigd tot de nalatenschap.

2.2. Tot de nalatenschap behoort onder meer een bedrijfswoning, kadastraal bekend als gemeente [woonplaats], sectie N, nummer 786 A 1 en de aandelen in [eiseres sub 1], tot wier activa een bedrijfsgebouw met ondergrond, kadastraal bekend als gemeente [woonplaats], sectie N, nummer 786 A2 behoort.

2.3. Omtrent de koop en verkoop van voornoemde onroerende zaken (verder: de onroerende zaken) loopt een aantal een juridische procedures tussen [eiseressen] en de heren [betrokkene ] en [betrokkene] (verder: [betrokkene ] c.s.) [betrokkene ] is de broer van [gedaagde]. De rechtbank heeft in een verstekvonnis van 22 maart 2006 (verder: het verstek¬vonnis) [eiseressen] veroordeeld tot de juridische levering van de onroerende zaken aan [betrokkene ] c.s. Daarbij is bepaald dat, indien [eiseressen] niet binnen een termijn van twintig dagen na betekening van het vonnis medewerking verlenen aan de levering, het verstekvonnis overeenkomstig artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de notari ële leveringsakte. Het verstekvonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2.4. Het verstekvonnis is op 6 april 2006 aan [eiseressen] betekend.

2.5. Op 27 april 2006 heeft de overdracht van de onroerende zaken aan [betrokkene ] c.s. plaatsgevonden door middel van de inschrijving van het verstekvonnis in de openbare registers.

2.6. Diezelfde dag zijn de onroerende zaken doorverkocht en geleverd aan [gedaagde].

2.7. Eveneens diezelfde dag is een door [eiseressen] uitgebrachte kort geding dagvaarding betekend op het kantoor van de raadsvrouwe van [betrokkene ] c.s., waarin [eiseressen] vordert (kort gezegd) dat [betrokkene ] c.s. in kort geding wordt veroordeeld de executie van het verstekvonnis te staken of, indien dit vonnis al geëxecuteerd is, de onroerende zaken terug te leveren. Bij vonnis van 15 mei 2006 is deze vordering afgewezen.

2.8. [eiseressen] heeft, met op 4 mei 2006 verleende toestemming van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, ten laste van [gedaagde] conservatoir beslag doen leggen op de onroerende zaken.

2.9. Naar aanleiding van een verzoekschrift van [eiseres sub 2] heeft de rechter van de sector kanton van deze rechtbank bij beschikking van 27 juli 2006 [eiseres sub 2] mach¬ti¬ging verleend tot de verkoop van de bedrijfswoning, tot het voeren van gerechtelijke pro¬ce¬dures tegen [betrokkene ] c.s. over de koop¬over¬eenkomst, waaronder ook de door [eiseressen] ingestelde verzet¬procedure tegen het verstekvonnis en tot “het ageren tegen een [gedaagde], die inmiddels als gevolg van het verstekvonnis het juridisch eigendom heeft verkregen van [de onroerende zaken, de rechtbank]. De in de beschikking genoemde “[gedaagde]” is [gedaagde].

2.10. De kantonrechter heeft aan zijn beschikking de overweging ten grondslag gelegd dat, ondanks dat de nalatenschap door [eiseres sub 2] en [naam] beneficiair is aanvaard, deze toch niet afgewikkeld hoeft te worden overeenkomstig boek 4 titel 6 afdeling 3 BW, omdat uit een door Van Herwijnen opgesteld vermogensoverzicht blijkt dat de goederen der nalatenschap ruimschoots voldoende zijn om alle schulden der nalatenschap te voldoen en omdat ook overigens aan de voorwaarden van artikel 4:202 lid 1 onder a BW is voldaan. De kantonrechter heeft daarbij overwogen dat er geen einde is gekomen aan de taak van [eiseres sub 2] als executeur testamentair.

2.11. [eiseressen] is tegen het verstekvonnis in verzet gekomen. Bij vonnis in verzet van deze rechtbank van 6 december 2006 (verder: het vonnis in verzet) is het verstekvonnis vernietigd en zijn door de rechtbank, opnieuw beslissend, de vorderingen van [betrokkene ] c.s. afgewezen. Ook dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2.12. [betrokkene ] c.s. is tegen het vonnis in verzet in hoger beroep gekomen.

3. Het geschil

in conventie

3.1. [eiseressen] vordert samengevat - indien in de verzetprocedure bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt geoordeeld dat er géén sprake is van een koopovereenkomst tussen [betrokkene ] c.s. en [eiseressen], [gedaagde] te veroordelen, op verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 25.000,- voor iedere dag dat hij hiermee in gebreke blijft, tot de juridische levering van de onroerende zaken, tegen terugbetaling van de door [betrokkene ] c.s. betaalde koopsom en onder bepaling dat, indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de onroerende zaken heeft geleverd, dit vonnis in de plaats treedt van een notariële akte tot levering, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten alsmede in de kosten van het gelegde beslag.

3.2. [eiseressen] stelt dat indien in de verzetprocedure bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt geoordeeld dat er géén sprake is van een koopovereenkomst tussen [betrokkene ] c.s. en [eiseressen], [betrokkene ] c.s. ten aanzien van de onroerende zaken op het moment van levering van die zaken aan [gedaagde] niet beschikkingsbevoegd was. [gedaagde] komt, aldus [eiseressen], niet de bescherming toe van artikel 3:88 BW omdat hij ten tijde van de overdracht met “de gehele gang van zaken” bekend was. [gedaagde] wist, althans behoorde te weten dat er een gerede kans bestond dat de voorafgaande levering uiteindelijk zou blijken te lijden aan een titelgebrek. Subsidiair stelt [eiseressen] dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door de onroerende zaken te kopen van [betrokkene ] c.s. terwijl hij wist dat de onroerende zaken aan [betrokkene ] c.s. geleverd waren op basis van een verstekvonnis dat nog niet onherroepelijk was en dat [eiseressen] een aanmerkelijk nadeel zou leiden door de koop. Het vorenstaande (zowel het primair als subsidiair aangevoerde) leidt, aldus [eiseressen], tot de verplichting van [gedaagde] tot teruglevering van de onroerende zaken zoals gevorderd.

3.3. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.4. [gedaagde] vordert samengevat - primair opheffing van het ten laste van hem door [eiseressen] gelegde beslag op de onroerende zaken en te bepalen dat het te wijzen vonnis dezelfde kracht heeft als een op grond van artikel 3:29 door de rechtbank af te geven verklaring van waardeloosheid, subsidiair [eiseressen] te gelasten zorg te dragen voor de doorhaling van het beslag binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [eiseressen] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 500.000,00, een en ander vermeerderd proceskosten.

3.5. [eiseressen] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

in conventie

ten aanzien de gestelde niet-ontvankelijkheid

4.1. [gedaagde] voert als meest verstrekkend verweer aan dat [eiseressen] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. [gedaagde] stelt dat de nalaten¬schap, nu deze beneficiair is aanvaard, afgewikkeld dient te wor¬den overeenkomstig boek 4 titel 6 afdeling 3 BW. [eiseres sub 2] is, aldus [gedaagde], niet bevoegd om zelfstandig, zonder medewerking van de andere erfgenaam [zoon], te procederen ten aanzien van zaken die tot de boedel behoren, althans zij was dit niet op het moment dat de onderhavige procedure bij dagvaarding op 29 mei 2006 werd ingesteld. De beschikking van de kanton¬rech¬ter van 27 juli 2006 waarin [eiseres sub 2] machtiging is verleend, is niet met terugwerken¬de kracht gegeven, zodat deze de niet-ontvankelijkheid van [eiseres sub 2] niet kan herstel¬len. Gelet op de samenhang tussen de vordering ten aanzien van de bedrijfswoning en het bedrijfsgebouw en gelet op het feit dat [gedaagde] deze ook als één geheel heeft gekocht dient niet alleen [eiseres sub 2] maar ook [eiseres sub 1] niet ontvankelijk verklaard te worden.

4.2. [eiseressen] stelt daar primair tegenover dat [eiseres sub 2] als executeur-testamentair bevoegd is de nalatenschap te vertegenwoordigen en de vordering tegen [gedaagde] in te stellen. De kantonrechter heeft immers, zo voert [eiseressen] aan, al geoor¬deeld dat aan de voorwaarden van 4:202 lid 1 onder a BW is voldaan, zodat [eiseres sub 2] steeds executeur-testamentair is gebleven en vanaf het begin bevoegd was namens de nalaten¬schap op te treden.

4.3. Ten aanzien van de bevoegdheid van [eiseres sub 2] stelt de rechtbank vast dat indien de taak van [eiseres sub 2] als executeur-testamentair niet is beëindigd, zij vanuit die hoedanigheid steeds bevoegd was namens de nalatenschap op te treden. Of die taak beëindigd is, hangt, gelet op artikel 4:149 lid 1 sub d BW, af van de vraag of de nalaten ¬schap op grond van artikel 202 eerst lid sub a BW vereffend dient te worden volgens titel 6, afdeling 3 van Boek 4 BW. Partijen verschillen van mening of dit het geval is. In artikel 4:202 BW eerste lid sub a is bepaald dat de kantonrechter geschillen dienaangaande beslist.

4.4. De kantonrechter machtigt in de in r.ov. 2.9 aange¬haalde beschikking [eiseres sub 2] tot de verkoop van de bedrijfs¬woning en tot het in rechte optreden in, onder meer, de onderhavige procedure. Deze beslis¬sing is enkel gegrond op de in r.ov. 2.10 aangehaalde motivering en kan daarom in redelijkheid niet anders wor¬den gezien dan als een beslissing in de zin van 4:202 eerste lid sub a. BW, inhoudende dat de nalaten¬schap niet volgens titel 6, afdeling 3 van Boek 4 BW vereffend hoeft te worden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard zodat, nog daargelaten dat tegen deze beslissing voor de partijen bij die procedure en de erfgenamen geen rechtsmiddel open staat, het niet van belang is dat door [naam] hoger beroep is ingesteld. De rechtbank neemt daarom in de onderhavige procedure als vaststaand aan dat de nalatenschap niet volgens de voorschriften van voornoemde titel van het Burgerlijk Wetboek wordt vereffend. Daaruit volgt dat de taak van [eiseres sub 2] als executeur-testamentair niet is beëindigd en dat zij dus ook op het moment van het instellen van deze procedure bevoegd was namens de nalatenschap op te treden.

4.5. De gestelde niet-ontvankelijkheid van [eiseres sub 1] is enkel gebaseerd op de gestelde niet ontvankelijkheid van [eiseres sub 2]. Gelet op het vorenstaande wordt het niet-ontvankelijkheidverweer van [gedaagde] verworpen.

ten aanzien van de vraag of de onroerende zaken rechtsgeldig aan [gedaagde] zijn geleverd

4.6. Zoals vastgesteld in overweging 2.11. is het verstekvonnis inmiddels bij het vonnis in verzet vernietigd en zijn de vorderingen van [betrokkene ] c.s. alsnog afgewezen. Dit vonnis in verzet is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de rechtsgeldigheid van de overdracht van de onroerende zaken aan [betrokkene ] c.s. met terugwerkende kracht is vervallen en dat hij daarom niet beschikkingsbevoegd was om die zaken door te leveren aan [gedaagde]. Daarbij dient de kanttekening gemaakt te worden dat, nu [betrokkene ] c.s. tegen het vonnis in verzet in hoger beroep is gekomen, op dit punt nog geen definitieve beslissing is genomen.

4.7. Vooralsnog uitgaande van de situatie zoals die geldt na het bij voorraad uitvoerbaar verklaarde vonnis in verzet, dient ter beoordeling van de in de onderhavige zaak voorgelegde rechtsvraag te worden vastgesteld of de overdracht van de onroerende zaken aan [gedaagde] ondanks de beschikkingsonbevoegdheid van [betrokkene ] c.s. geldig is. Niet in geding is dat de ongeldig¬heid van de overdracht van de onroerende zaken aan [betrokkene ] c.s., waaruit deze beschikkingsonbe¬voegd¬heid voortvloeit, niet het gevolg is van onbevoegdheid van de vervreemder, [eiseressen]. De overdracht van de onroerende zaken aan [gedaagde] is daarom op grond van artikel 3:88 BW geldig, indien hij - op het moment van de levering - te goeder trouw was.

4.8. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat hij op het moment van de levering op 27 april 2006 te goeder trouw was het volgende aangevoerd:

- op het moment van de levering waren de onroerende zaken door middel van de in¬schrij¬ving van het verstekvonnis in de openbare registers aan [betrokkene ] c.s. geleverd;

- het verstekvonnis was weliswaar nog niet in kracht van gewijsde gegaan, maar wel uitvoerbaar bij voorraad verklaard;

- [gedaagde] was op dat moment niet bekend met het verzet tegen het verstekvonnis; er was ook geen verzet ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 433 Rv ;

- [eiseressen] moet al op 24 maart 2006, althans kort na het wijzen van het verstekvonnis door de notaris op de hoogte zijn gesteld van de inhoud van dat vonnis. Het verstekvonnis is op 6 april 2006 aan [eiseressen] betekend; De in het verstekvonnis opgenomen termijn van 20 dagen tussen betekening van het vonnis en de levering door inschrijving in de openbare registers is in acht genomen;

- voor zover [gedaagde] heeft kunnen constateren heeft [eiseressen] in die periode van 20 dagen in het geheel geen stappen tegen het verstekvonnis ondernomen;

- er was op het moment van de doorlevering aan [gedaagde] geen beslag gelegd op de onroerende zaken;

- de notaris heeft medewerking verleend aan de levering.

4.9. [eiseressen] heeft de voornoemde feiten en omstandigheden niet betwist. Zij voert aan dat [gedaagde] toch geen bescherming op grond van artikel 3:88 BW toekomt, omdat hij met de gehele gang van zaken rond de levering aan [betrokkene ] c.s. bekend was. Hij wist dat de levering aan [betrokkene ] c.s. had plaatsgevonden door de inschrijving van een verstekvonnis dat nog niet in kracht van gewijsde was gegaan. Reeds daarom was er, aldus [eiseressen] geen sprake van goede trouw in de zin van artikel 3:88 BW .

4.10. [gedaagde] betwist weliswaar dat hij met “de gehele gang van zaken” bekend was, maar niet dat hij ervan op de hoogte was dat de onroerende zaken aan [betrokkene ] c.s. waren geleverd door de inschrijving in de registers van het verstekvonnis. Dit blijkt ook al uit de tussen [betrokkene ] c.s. en [gedaagde] opgemaakte akte van levering van de onroe¬ren¬de zaken. Evenmin heeft [gedaagde] betwist dat hij ervan op de hoogte was dat de ver¬zet¬termijn tegen het verstekvonnis nog niet verstreken was. Het vorenstaande brengt met zich dat [gedaagde] bekend was, of bij voldoende onderzoek (waartoe voornoemde feiten aan¬leiding gaven) had moeten zijn, met het bestaan van een risico dat het vonnis waarop de leve¬ring aan [betrokkene ] c.s. gebaseerd was in hoger beroep zou worden vernietigd en dat daar¬door de bevoegdheid van [betrokkene ] c.s. om de onroerende zaken over te dragen met terugwer¬ken¬de kracht zou komen te vervallen. Daar doen de omstandigheden dat het des¬betreffende vonnis uitvoerbaar bij voorraad was verklaard, dat [eiseressen] in de peri¬ode van 20 dagen na betekening geen actie had ondernomen om levering aan [betrokkene ] te voorkomen, dat er op het moment van de levering bij [gedaagde] nog niet bekend was dat er verzet was ingesteld, noch de overige in r.ov. 4.8 aangehaalde feiten en omstandigheden aan af.

4.11. De levering heeft ondanks de bekendheid met het voornoemde risico doorgang gevonden. Nu de beschikkingsbevoegdheid van [betrokkene ] c.s. juist door het verwezen¬lijken van dit bij [gedaagde] bekende (althans in redelijkheid voorzienbare) risico is komen te vervallen kan niet worden volgehouden dat hij op dat punt te goeder trouw was. Hij kan zich dan ook niet met succes beroepen op de bescherming van artikel 3:88 BW .

4.12. Het vorenstaande brengt met zich dat er geen rechtsgeldige overdracht van de onroerende zaken aan [gedaagde] heeft plaatsgevonden, zodat [eiseressen] terecht van hem vordert deze zaken terug te leveren. Echter, zoals overwogen is deze conclusie gebaseerd op de situatie zoals die geldt na het bij voorraad uitvoerbaar verklaarde vonnis in verzet en is de vraag of [betrokkene ] c.s. op het moment van de levering aan [gedaagde] wel of niet beschikkingsbevoegd was nog niet definitief beantwoord. Indien de uitkomst van die hoger beroepsprocedure is dat de rechtsgeldigheid van de levering van de onroerende zaken aan [betrokkene ] c.s. herleeft, brengt dit met zich dat hij, als beschikkings¬bevoegde, de eigendom van de onroerende zaken rechtsgeldig aan [gedaagde] heeft over¬ge¬dragen. In dat geval dient de vordering om [gedaagde] te veroordelen tot levering van de onroerende zaken aan [eiseressen] te worden afgewezen.

4.13. De uitkomst van de thans voorgelegde zaak is dus afhankelijk van de uitkomst van het hoger beroep tegen het tussen [eiseressen] en [betrokkene ] c.s. gewezen vonnis in verzet. Daaraan doet niet af dat het vonnis in verzet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Gelet hierop zal de rechtbank de beslissingen in deze zaak aanhouden totdat ten aanzien van de voornoemde zaak tussen [eiseressen] en [betrokkene ] een definitief oordeel is gegeven. De zaak zal worden verwezen naar de parkeerrol van 1 oktober 2008. Na de uitspraak in de voornoemde hoger beroepzaak kan de meest gereden partij verzoeken de zaak weer op de rol te plaatsen.

in reconventie

4.14. De vraag of het door [eiseressen] gelegde beslag op de onroerende zaken recht¬matig is, is afhankelijk van het antwoord op de in conventie voorliggende vraag of er een rechtsgeldige overdracht van de eigendom van die zaken aan [gedaagde] heeft plaats¬gevonden. Nu daar, zoals is overwogen, in afwachting van de uitkomst van de zaak in hoger beroep tussen [eiseressen] en [betrokkene ] c.s. geen uitsluitsel over kan worden gegeven, zal ook ten aanzien van de reconventionele vordering verwijzing naar de parkeerrol plaatsvinden.

in conventie en in reconventie

4.15. Om redenen van proceseconomische aard zal de rechtbank tussentijds hoger beroep van dit vonnis toestaan.

5. De beslissing

De rechtbank

in conventie en in reconventie

5.1. houdt de beslissing in deze zaak aan,

5.2. bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van 1 oktober 2008 .

5.3. bepaalt dat van dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen

Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2007.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature