Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Schoolbestuur heeft leraar terecht verbod op nevenactiviteiten als klassiek homeopaat opgelegd. Overgangstermijn niet aan de orde.

Uitspraak



14/4260 AW

Datum uitspraak: 25 februari 2016

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van

17 juni 2014, 13/646 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het bestuur van de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Hoogeveen (bestuur)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. P.J. de Bruin, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Namens het bestuur heeft mr. M.F. Groen, advocaat, een verweerschrift ingediend.

Appellant en het bestuur hebben nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. De Bruin. Voor het bestuur zijn verschenen dr. A.J. Koster en

M.D. van Klaveren, bijgestaan door mr. Groen.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellant is sinds september 1992 werkzaam voor de (rechtsvoorganger van) de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Hoogeveen (stichting) als leraar [vak] aan de [scholengemeenschap] , vanaf 2001 de [scholengemeenschap] . De omvang van zijn betrekking was laatstelijk 0,8846 fte.

1.2.

Naast zijn betrekking als leraar heeft appellant een praktijk als klassiek homeopaat.

1.3.

[naam 1] , die destijds rector was van de scholengemeenschap waar appellant ging werken, heeft schriftelijk verklaard zich te herinneren dat appellant is benoemd tot leraar [vak] , in welk jaar weet hij niet precies meer, in een niet-volledige betrekking omdat hij naast zijn werkzaamheden als leraar een opleiding homeopathische geneeskunde volgde en op dat terrein ook werkzaamheden verrichtte. Daarom is met appellant afgesproken dat zijn lessen werden ingeroosterd op vier dagen en dat hij op woensdag geen les hoefde te geven.

1.4.

Blijkens een stuk, gedateerd op 21 december 2006 en ondertekend door [naam 2] , [functie 2] , [naam 3] , [functie 3] , en appellant, is over de nevenactiviteiten afgesproken, voor zover hier van belang:

- dat het appellant is toegestaan voor zijn nevenactiviteiten in dringende gevallen mobiel telefonisch overleg te hebben onder lestijd;

- dat het appellant is toegestaan in uitzonderingsgevallen, na overleg, hiervoor zijn lessen van die dag op te geven;

- dat appellant een leerling van [scholengemeenschap] in principe slechts mag begeleiden na overleg met en toestemming van minstens één van zijn/haar ouders/verzorgers.

Deze afspraken zijn op 30 mei 2012 nogmaals schriftelijk vastgelegd en ondertekend, ditmaal door [naam 4] , [functie 4] , [locatie] , en appellant.

1.5.

Op 23 januari 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen appellant en de

directeur-bestuurder van de stichting nadat laatstgenoemde kort daarvoor op de hoogte was geraakt van de nevenactiviteiten van appellant. De directeur-bestuurder heeft meegedeeld de gemaakte afspraken niet aanvaardbaar te vinden en ze direct in te trekken. Appellant heeft hierop gereageerd.

1.6.

Bij besluit van 4 februari 2013 heeft het bestuur appellant met ingang van deze datum verboden om zijn nevenwerkzaamheden te verrichten binnen de gebouwen en terreinen van de school en om zijn werkzaamheden te onderbreken of niet uit te voeren in verband met zijn nevenwerkzaamheden. De afspraken uit 2006 en 2012 zijn hierbij ingetrokken.

1.7.

Bij besluit van 12 juli 2013 (bestreden besluit) heeft het bestuur het bezwaar tegen het besluit van 4 februari 2013 ongegrond verklaard, de opgelegde verboden gehandhaafd en, voor zover hier van belang, daaraan toegevoegd dat appellant ook geen leerlingen van [scholengemeenschap] buiten de school om mag behandelen.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Appellant heeft aangevoerd dat in strijd is gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nu de directeur-bestuurder van de stichting zowel het besluit van 4 februari 2013 heeft genomen, hem heeft gehoord over zijn bezwaar als het bestreden besluit heeft genomen. De Raad volgt appellant hierin niet. Blijkens de statuten wordt het bestuur gevormd door de directeur-bestuurder en deze functionaris dient daarom met het bestuur te worden vereenzelvigd. Dit betekent dat het besluit van 4 februari 2013 en het bestreden besluit zijn genomen door het bestuur en dat ook het horen door het bestuur heeft plaatsgevonden. Uit het samenstel van bepalingen in hoofdstuk 6 en 7 van de Awb dat ziet op het maken van bezwaar en de behandeling daarvan volgt dat het bestuursorgaan dat het zogenoemde primaire besluit - hier het besluit van 4 februari 2013 - heeft genomen ook de beslissing op bezwaar dient te nemen. Verder is het horen door het bestuursorgaan zelf niet in strijd met artikel 7:5 van de Awb of anderszins in strijd met de strekking van de wet.

4.2.

Het bestuur heeft zijn bevoegdheid om appellant beperkingen op te leggen aan zijn werkzaamheden als klassiek homeopaat ontleend aan de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs (CAO VO). Op grond van artikel 18.3, eerste lid, van de CAO VO stelt de werknemer de werkgever in kennis van het aanvaarden van een dienstverband, dan wel van alle andere werkzaamheden waarvoor hij salaris, dan wel anderszins inkomen uit arbeid ontvangt. Op grond van het derde lid van dit artikel zijn de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden niet toegestaan als zij naar het oordeel van de werkgever redelijkerwijs in strijd zijn met de belangen van de instelling.

4.3.

De Raad passeert de stelling van appellant dat artikel 18.3 van de CAO VO in dit geval niet van toepassing is omdat het betrekking heeft op het aanvaarden van andere werkzaamheden tijdens dienstverband en niet op werkzaamheden die al werden verricht toen de betrokkene werd aangesteld. Het eerste lid van artikel 18.3 van de CAO VO ziet op een mededelingsplicht van de werknemer die in dit geschil geen rol speelt. Het derde lid van dit artikel stelt echter in zijn algemeenheid dat werkzaamheden van de werknemer in een ander dienstverband dan met de werkgever, dan wel alle andere werkzaamheden van de werknemer waarvoor deze salaris of anderszins inkomen uit arbeid ontvangt, die naar het oordeel van de werkgever redelijkerwijs in strijd zijn met de belangen van de instelling, niet zijn toegestaan. Dit artikellid geeft het bestuur dan ook de bevoegdheid om gedurende de gehele looptijd van het dienstverband met appellant te beoordelen of diens betaalde nevenactiviteiten in strijd zijn met de belangen van de stichting en zo ja, deze te verbieden. Het geeft het bestuur ook de bevoegdheid om na bedoelde beoordeling en conclusie tot strijdigheid, terug te komen van eerder met appellant gemaakte afspraken over diens nevenwerkzaamheden als klassiek homeopaat.

4.4.

Op grond van artikel 18.3, derde lid, van de CAO VO heeft het bestuur beoordelingsvrijheid bij het afzetten van de werkzaamheden van appellant als klassiek homeopaat tegen de belangen van de stichting. Anders dan appellant heeft aangevoerd, is er geen grond om te oordelen dat van die beoordelingsvrijheid alleen gebruik mag worden gemaakt indien daarvoor beleid is vastgesteld. Dat het bestuur zulk beleid niet heeft, kan dus niet in de weg staan aan toepassing van dit artikellid.

4.5.

Appellant heeft betoogd dat zijn werkzaamheden als klassiek homeopaat op geen enkele wijze interfereren met de belangen van de stichting. Dit betoog slaagt niet. Zoals ook de rechtbank heeft gedaan, onderschrijft de Raad de afwegingen die het bestuur in het bestreden besluit heeft gemaakt. Gezien de afhankelijkheidsrelatie tussen een leraar en een leerling is het ongewenst dat een leraar ook nog een rol als klassiek homeopathisch behandelaar van leerlingen heeft. Bovendien veroorzaakt het bieden van betaalde behandelingen aan leerlingen een ongewenste belangenverstrengeling. Evenzeer begrijpelijk is het standpunt van het bestuur dat appellant zich tijdens zijn lessen niet ook beschikbaar mag houden voor zijn nevenactiviteiten. De stelling van appellant dat er ook andere leraren zijn die hun lessen onderbreken, treft geen doel, reeds omdat hij geen concrete voorbeelden heeft genoemd van collega’s die gedurende de lessen beschikbaar blijven in verband met betaalde nevenactiviteiten. Gelet hierop heeft het bestuur in redelijkheid mogen oordelen dat het optreden van appellant als klassiek homeopathisch behandelaar op school en ook buiten school jegens leerlingen in strijd is met de belangen van de stichting. Dat betekent dat deze nevenactiviteiten van appellant niet zijn toegestaan.

4.6.

Appellant heeft zich gekeerd tegen de overgangstermijn die het bestuur hem heeft gegund in verband met de opgelegde verboden. Het bestuur stelt zich op het standpunt dat vanwege de onverenigbaarheid van de verboden nevenactiviteiten van appellant met de belangen van de stichting een overgangstermijn niet aan de orde is. Wel laat het bestuur de leerlingen van de stichting die al met toestemming van hun ouders bij appellant in behandeling waren, buiten beschouwing. Gelet op de overwegingen hiervoor, heeft het bestuur hiermee een afdoende overgangsregeling getroffen. Van belang is in dit verband nog dat appellant ter zitting heeft verklaard dat hij zich heeft gehouden aan de door het bestuur opgelegde verboden en dat dit niet tot onoverkomelijke problemen heeft geleid.

4.7.

Uit 4.1 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

5. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan als voorzitter en J.J.A. Kooijman en M. Kraefft als leden, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2016.

(getekend) K.J. Kraan

(getekend) S.W. Munneke

HD

» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature