U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verduistering uit hoofde van beroep van 23,6 miljoen euro, valsheid in geschrift, witwassen van ongeveer 1,6 miljoen euro. Gevangenisstraf 3 jaren.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 10/996521-12

Datum uitspraak: 6 april 2017

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,

raadsman mr. C.M.P. Jongsma, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 15 februari 2013, 15 mei 2013, 6 augustus 2013, 1 november 2013, 10 november 2016 en 23 maart 2017.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. van de Kerkhof heeft gevorderd:

bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest.

4 Waardering van het bewijs

4.1.

Bewezenverklaring zonder nadere motivering

Het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.

4.2.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:

1. primair

Hij in de periode van 6 juli 2001 tot en met 28 juni 2011,

te Barendrecht en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,

meermalen, telkens opzettelijk

geldbedragen die toebehoorden aan [naam bedrijf 1] . en [naam bedrijf 2] . en [naam bedrijf 3] en welke geldbedragen hij, verdachte, uit hoofde van zijn, beroep

als financieel adviseur en/of administrateur en/of controller en/of

procuratiehouder in het kader van een afgegeven machtiging tot een bedrag

van 'NLG 100.000,-- alsmede betalingen aan de belastingdienst zonder

beperking' (op de bankrekeningen van [naam bedrijf 1] . en [naam bedrijf 2] .)

en euro 50.000 (op de bankrekening van [naam bedrijf 3] ),

telkens anders dan door misdrijf onder zich had,

telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

2. primair

Hij op tijdstippen in de periode van 17 juni 2003 tot en met 20 januari 2010 te Barendrecht en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,

(concept-)jaarrekeningen op naam van

- [naam bedrijf 2] . over de jaren 2002 en 2003 en 2004 en 2005

en 2006 en 2007 en 2008 en/of

- [naam bedrijf 1] . over de jaren 2002 en 2003 en 2004 en 2005 en 2006 en 2007 of

- [naam bedrijf 3] over de jaren 2008 en 2009,

- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt immers heeft hij, verdachte, telkens valselijk - in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -in die (concept-)jaarrekeningen op naam van [naam bedrijf 2] . en [naam bedrijf 1] . telkens een te hoog bedrag aan liquide middelen en/of een te hoog bedrag aan negatief beleggingsresultaat/resultaat beleggingen vermeld en in die jaarrekeningen op naam van [naam bedrijf 3] vermeld dat de stichting gerangschikt is als een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI), zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

3.

Hij op tijdstippen in de periode van 3 mei 2005 tot en met 6 november 2012, te Barendrecht en/of Rotterdam en/of elders in Nederland,

meermalen,

geldbedrag(en)

1.680.579,40 euro of daaromtrent ongeveer 57.094 euro ten gunste van [naam bedrijf 4] . en 57.087 euro ten gunste van [naam bedrijf 5] en 100.996,40 ten gunste van [naam verdachte] en 19.350 euro ten gunste van [naam bedrijf 6] . en 1.216.076 ten gunste van [naam bedrijf 7] en ongeveer 151.233 euro ten gunste van [naam bedrijf 8] en

34.223 euro ten gunste van [naam bedrijf 9] . en 43.710 euro ten gunste van [naam bedrijf 10] heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en omgezet,

en/van een of meer van die geldbedragen

gebruik heeft gemaakt,

terwijl hij, verdachte, telkens wist dat bovenomschreven geldbedragen

- onmiddellijk of middellijk -

afkomstig waren uit enig misdrijf,

hebbende hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte gemaakt;

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. primair verduistering door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft, meermalen gepleegd

2 primairvalsheid in geschrift, meermalen gepleegd

3 gewoontewitwassen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De feiten zijn dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft uit hoofde van zijn beroep gedurende een periode van bijna tien jaar stelselmatig en op geraffineerde wijze aanzienlijke geldbedragen verduisterd van [naam bedrijf 1] ., [naam bedrijf 2] . en [naam bedrijf 3] (hierna te noemen: [collectief bedrijven] ). Het wegnemen van de hiervoor genoemde geldbedragen heeft de verdachte onder meer verborgen door jaarrekeningen van voornoemde bedrijven valselijk op te maken.

De verdachte heeft door zijn handelen [collectief bedrijven] financieel buitengewoon zwaar benadeeld. Met de officier van justitie en de verdediging concludeert de rechtbank dat niet meer precies kan worden vastgesteld welk bedrag door de verdachte in totaal is verduisterd. Op basis van het dossier kan evenwel worden vastgesteld dat een bedrag van 23,6 miljoen euro een goede indicatie is van het nadeel dat de verdachte [collectief bedrijven] heeft toegebracht.

Naast het toebrengen van aanzienlijke financiële schade aan [collectief bedrijven] , heeft de verdachte het vertrouwen dat de eigenaar van [collectief bedrijven] , de heer [naam eigenaar] , in hem heeft gesteld, in ernstige mate geschonden.

Met het valselijk opmaken van de jaarrekeningen van [collectief bedrijven] heeft de verdachte ook het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften, zoals de geschriften zoals hiervoor genoemd, moet kunnen worden gesteld, geschaad. Door zijn handelwijze heeft de verdachte voorts de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast.

Ten slotte heeft de verdachte een deel van de door hem weggenomen bedragen, ongeveer 1,6 miljoen euro, witgewassen. Door zijn handelen heeft de verdachte kennelijk de criminele herkomst van deze bedragen aan het zicht van justitie willen onttrekken. De rechtbank acht ook dit een ernstig strafbaar feit. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.

De verdachte heeft zijn strafbare gedragingen erkend, spijt betuigd en zijn volledige medewerking aan het onderzoek verleend.

De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 februari 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.

Reclassering Nederland (hierna te noemen: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 december 2016. Dit rapport houdt, voor zover relevant, het volgende in.

De verdachte heeft zich in de periode van november 2011 tot november 2012 en van december 2013 tot augustus 2014 vrijwillig onder behandeling gesteld van forensische polikliniek [naam instelling] te [plaats] . Tijdens die behandeling werd aandacht besteed aan zijn stemmingsklachten, het aanleren van adequate coping-vaardigheden en het vergroten van het inzicht in de eigen persoonlijkheidsstructuur. Uit de ontslagbrief van 4 augustus 2014 van de behandelaar van de verdachte, [naam 1] , blijkt dat de behandeldoelen zijn bereikt.

De reclassering adviseert de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

Voorts heeft de rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 11 februari 2013.

Psycholoog [naam 2] heeft eveneens een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 februari 2013. Dit rapport houdt, voor zover relevant, het volgende in.

Bij de verdachte kan een gebrekkige stoornis van zijn geestvermogens worden vastgesteld door de aanwezigheid van een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis en obsessief-compulsieve trekken. Inherent aan de persoonlijkheidspathologie bestaat angst voor een negatief oordeel, om te falen en/of om te kort te schieten. Het plegen van de tenlastegelegde feiten is deels te verklaren vanuit de persoonlijkheidspathologie. Om die reden wordt geadviseerd om het plegen van het tenlastegelegde, indien bewezen, in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Nu de conclusie van de psycholoog gedragen wordt door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, het tijdsverloop sinds het plegen daarvan,

de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, alsmede de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het volgende.

Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn.

De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 6 november 2012 in verzekering gesteld. Op deze datum is derhalve de redelijke termijn aangevangen. De zaak heeft voor het eerst gediend op de terechtzitting van 15 februari 2013; vervolgens is de behandeling van de zaak een aantal malen aangehouden voor onder meer het op verzoek van de verdediging door de rechter-commissaris doen horen van een aantal getuigen, alsmede om de FIOD een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken van zijn bevindingen met betrekking tot een door de verdachte opgesteld financieel verslag.

Tussen de aanvang van de redelijke termijn en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim vier jaren en vier maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaren, is in de onderhavige zaak in beginsel sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), en wel van ruim twee jaren en twee maanden. Nu deze overschrijding niet uitsluitend, althans niet in overwegende mate is toe te rekenen aan de verdachte, dient deze gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.

Alles afwegend acht de rechtbank na te noemen straf passend en geboden.

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 225, 322, 420ter, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht .

9 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren,

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. M.C. Franken, voorzitter,

en mrs. J.J. van den Berg en F.W.H. van den Emster, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. N. Flikkenschild, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst nader omschreven tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

hij

in of omstreeks de periode van 6 juli 2001 tot en met 28 juni 2011,

althans op 5 augustus 2011

te Barendrecht en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

meermalen, althans eenmaal,

(telkens) opzettelijk

(totaal) euro 24.380.769,--, in elk geval een of meer geldbedrag(en), in elk

geval enig(e) goed(eren),

dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam bedrijf 1] . en/of [naam bedrijf 2]

en/of [naam bedrijf 3] en/of I. [naam eigenaar] , in elk geval aan een

ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s),

en

welk(e) geldbedrag(en)/goed(eren)

hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)

uit hoofde van zijn, verdachtes, persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep

van/als financieel adviseur en/of administrateur en/of controller en/of

procuratiehouder in het kader van een afgegeven machtiging tot een bedrag

van 'NLG 100.000,-- alsmede betalingen aan de belastingdienst zonder

beperking' (op de bankrekening(en) van [naam bedrijf 1] . en/of [naam bedrijf 2] .)

en/of euro 50.000 (op de bankrekening(en) van [naam bedrijf 3] ),

in elk geval (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had(den) ,

(telkens) wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;

art 321 Wetboek van Strafrecht

art 322 Wetboek van Strafrecht

Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij

in of omstreeks de periode van 6 juli 2001 tot en met 28 juni 2011,

althans op 5 augustus 2011

te Barendrecht en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

meermalen, althans eenmaal,

(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen

(totaal) euro 24.380.768,--, in elk geval een of meer geldbedrag (en), in elk

geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorend

aan [naam bedrijf 1] . en/of [naam bedrijf 2] . en/of [naam bedrijf 3] en/of

I. [naam eigenaar] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte

en/of zijn, verdachtes, mededader(s);

art 310 Wetboek van Strafrecht

2.

hij

op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 juni 2003 tot

en met 20 januari 2010

te Barendrecht en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,

meermalen, althans eenmaal,

(een) (concept-)jaarrekening(en) en/of jaarstukken op naam van

- [naam bedrijf 2] . over het/de ja(a)r(en) 2002 en/of 2003 en/of 2004 en/of 2005

en/of 2006 en/of 2007 en/of 2008 (D-287 t/m 293) en/of

- [naam bedrijf 1] . over het/de ja(a)r(en) 2002 en/of 2003 en/of 2004 en/of 2005

en/of 2006 en/of 2007 (D-294 t/m 299) en/of

- [naam bedrijf 3] over de jaren 2008 en/of 2009 (D-033, dossierpagina's

01877 t/m 01891),

-(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te

dienen-

valselijk heeft opgemaakt of vervalst,

immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens)

valselijk - in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -

in/op die (concept-)jaarrekening(en) en/of jaarstukken op naam van [naam bedrijf 2]

en/of [naam bedrijf 1] . (telkens) een te hoog bedrag aan liquide middelen

en/of een te hoog bedrag aan negatief beleggingsresultaat/resultaat

beleggingen vermeld

en/of

in/op die jaarrekening(en) en/of jaarstukken op naam van [naam bedrijf 3]

vermeld dat de stichting gerangschikt is als een Algemeen Nut Beogende

Instelling (ANBI),

zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te

gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij

op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 maart 2005 tot

en met 25 mei 2010

te Barendrecht en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,

meermalen, althans eenmaal,

(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)

Jaarrekeningen en/of jaarstukken op naam van

[naam bedrijf 2] . over het/de ja(a)r(en) 2002 en/of 2003 en/of 2004 en/of 2005

en/of 2006 en/of 2007 en/of 2008 (D-287 t/m 293)

en/of

[naam bedrijf 1] . over het/de ja(a)r(en) 2002 en/of 2003 en/of 2004 en/of 2005

en/of 2006 en/of 2007 (D-294 t/m 299) en/of

-(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te

dienen-

als ware(n) die/dat geschrift(en) echt en onvervalst,

bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin dat hij, verdachte, en/of zijn

mededader(s) dat/die geschrift(en) heeft/hebben toegezonden en/althans doen

toekomen aan (een medewerker van) [naam bedrijf 11]

en

bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat in die (concept-)

jaarrekening(en) een te hoog bedrag aan liquide middelen en/of een te hoog

bedrag aan negatief beleggingsresultaat/resultaat beleggingen was/waren

vermeld;

art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht

3.

hij

op een of meer tijdstip(pen)

in of omstreeks de periode van 3 mei 2005 tot en met 13 juni 2013,

te Barendrecht en/of Rotterdam en/of elders in Nederland,

(telkens) tezamen en in vereniging met één of meer andere(n), althans alleen,

meermalen, althans eenmaal,

een of meer geldbedrag(en)

((totaal) 1.680.579,40 euro of daaromtrent

(57.094 euro ten gunste van [naam bedrijf 4] . (AH-019a-c) en/of

57.087 euro ten gunste van [naam bedrijf 5] (AH-020) en/of

100.996,40 ten gunste van [naam verdachte] (AH-022a-c) en/of

19.350 euro ten gunste van [naam bedrijf 6] . (AH-021a-b) en/of

1.216.076 ten gunste van [naam bedrijf 7] (AH-016 1-4) en/of

151.233 euro ten gunste van [naam bedrijf 8] (AH-014a-b) en/of

34.223 euro ten gunste van [naam bedrijf 9] (AH-013a-b) en/of

43.710 euro ten gunste van [naam bedrijf 10] (AH-012a-b))

heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet,

en/althans

van een of meer geldbedrag(en)

((totaal) 1.680.579,40 euro of daaromtrent

(57.094 euro ten gunste van [naam bedrijf 4] . (AH-019a-c) en/of

57.087 euro ten gunste van [naam bedrijf 5] (AH-020) en/of

100.996,40 ten gunste van [naam bedrijf 5] (AH-022a-c) en/of

19.350 euro ten gunste van [naam bedrijf 6] . (AH-021a-b) en/of

1.216.076 ten gunste van [naam bedrijf 7] (AH-016 1-4) en/of

151.233 euro ten gunste van [naam bedrijf 8] (AH-014a-b) en/of

34.223 euro ten gunste van [naam bedrijf 9] (AH-013a-b) en/of

43.710 euro ten gunste van [naam bedrijf 10] (AH-012a-b))

gebruik heeft gemaakt,

terwijl hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)

(telkens) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag(en)

- onmiddellijk of middellijk -

afkomstig was/waren uit enig misdrijf,

hebbende hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)

(gelet op het vorenstaande)

van het plegen van witwassen een gewoonte gemaakt;

art 420ter Wetboek van Strafrecht

art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht

Proces-verbaal ‘onderzoek op verzoek van de rechtbank’ met documentcode [codenaam]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature