U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Overlevering. Beoordeling van de detentieomstandigheden conform EHRM (Grote Kamer) 20 oktober 2016, 7334/13 (Muršić/Kroatië). Uitstel van de beslissing over de overlevering vanwege een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.583-16

RK nummer: 16/5769

Datum uitspraak: 10 november 2016

TUSSENUITSPRAAK

op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 augustus 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).

Dit EAB is uitgevaardigd op 1 juni 2016 door de Rechtbank Zărneşti (Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[Opgeëiste persoon] ,

geboren te [geboorteplaats] [geboorteland] op [geboortedatum] 1989,

zonder vaste woon of verblijfplaats in Nederland,

thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te [plaats] ,

hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1 Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 20 oktober 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman mr. H.W. van Eeuwijk, advocaat te ’s-Gravenhage, en door een tolk in de Roemeense taal.

Bij tussenuitspraak van 27 oktober 2016 heeft de rechtbank het onderzoek heropend, teneinde bij de uitvaardigende justitiële autoriteit aanvullende informatie op te vragen.

Op de zitting van 10 november 2016 heeft de rechtbank de behandeling voortgezet in aanwezigheid van de officier van justitie mr . R. Vorrink en de opgeëiste persoon. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door een tolk in de Roemeense taal.

Kort voor de aanvang van de zitting van 10 november 2016 heeft de raadsman telefonisch aan de gerechtsbode meegedeeld dat hij verhinderd was om te verschijnen en dat hij om aanhouding van de behandeling van het EAB verzocht. De griffier heeft daarop telefonisch contact opgenomen met de secretaresse van de raadsman die hem het volgende heeft meegedeeld:

- de raadsman is verhinderd vanwege een zitting in Den Haag;

- er is sprake geweest van miscommunicatie tussen de raadsman en zijn waarnemer. De waarnemer is verhinderd vanwege een zitting in Den Haag en

- de andere waarnemer is evenmin in staat om de opgeëiste persoon ter zitting bij te staan.

De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat het belang van een goede rechtspleging in het algemeen en het belang van de naleving van de beslistermijn van artikel 22 OLW in het bijzonder in dit geval zwaarder wegen dan het belang van de opgeëiste persoon bij bijstand door zijn raadsman. Immers, het is in strijd met de eisen van een goede strafrechtspleging om op het laatste moment telefonisch via de gerechtsbode om aanhouding van de behandeling van de zaak te verzoeken, wanneer de reden van het verzoek in wezen erop neer komt dat de raadsman zijn agenda niet goed op orde heeft.

De rechtbank heeft op de zitting van 20 oktober 2016 de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2 Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3 Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis met nummer 23/17.02.2016 van de rechtbank Zărneşti uitgesproken in het dossiernummer 2470/338/2013, definitief geworden op 27.04.2016 door het strafrechtelijke vonnisnummer 355/Ap/27.04.2016 van het Hof van Beroep Braşov.

De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.

Dit vonnis betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

4.1

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft op de zitting van 20 oktober 2016 betoogd dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW toepasselijk is, omdat het vonnis niet in persoon aan de opgeëiste persoon is betekend.

4.2

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op de zitting van 20 oktober 2016 op het standpunt gesteld dat uit onderdeel d) van het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing. De verzetgarantie die onder 3.4 wordt vermeld, is een extra, onverplicht gegeven, garantie voor de opgeëiste persoon.

4.3

Oordeel van de rechtbank

Onderdeel d) van het EAB houdt onder meer het volgende in:

Gelieve te vermelden of de betrokkene in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing:

1. [X] Ja, de betrokkene is in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.

(…)

De aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit houdt onder meer het volgende in:

We kindly would like to inform you that [Opgeëiste persoon] has appeared in person at the trial:

- during the criminal investigation, he was informed about the accusation and about the facts of the case.

During the trial phase:

- [Opgeëiste persoon] personally received the indictment.

- [Opgeëiste persoon] was personally served with a subpoena for the hearing from 29th of April 2014 and

- [Opgeëiste persoon] did present himself at four hearings (3th of June 2014, 9th of September 2014, 7th October 2014 and 20th of January 2015).

Due to these facts, according the Code of Criminal Procedure, it is appropriate to consider that [Opgeëiste persoon] will not have the right to retrial.

De rechtbank concludeert dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.

5 Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, een hef onder a, 2e OLW jo. artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW worden gesteld.

De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.

Het feit levert naar Nederlands recht op:

diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

6 Detentieomstandigheden in Roemenië

6.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon.

6.2

Oordeel van de rechtbank

Inleiding

In haar tussenuitspraak van 27 oktober 2016 heeft de rechtbank vastgesteld dat er vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, met name vanwege overbevolking in de gevangenissen, een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest).

Beoordelingskader van de detentieomstandigheden in het concrete geval

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft recentelijk uitdrukkelijk bevestigd dat het vereiste van 3 m2 ‘floor space’ per gedetineerde in geval van ‘multi-occupancy accommodation’ wordt gehandhaafd als de minimummaatstaf bij de toetsing aan artikel 3 EVRM (EHRM (Grote Kamer) 20 oktober 2016, 7334/13 (Muršić/Kroatië), § 110).

Bij de berekening van ‘personal space’ moeten de sanitaire voorzieningen niet worden betrokken bij het vloeroppervlak van de cel, maar het meubilair wel. Van belang is of de betrokkene de mogelijkheid heeft om zich binnen de cel normaal te bewegen (Muršić/Kroatië, § 114).

minder dan 3 m2

In geval van ‘multi-occupancy accommodation’ levert een hoeveelheid van minder dan 3 m2 ‘personal space’ – welk begrip het Europees Hof voor de Rechten van de Mens klaarblijkelijk hanteert als synoniem van ‘floor space’ – een ‘strong presumption’ op dat de detentieomstandigheden vernederend in de zin van artikel 3 EVRM zijn (Muršić/Kroatië, § 124).

Gelet op artikel 52, derde lid, Handvest zijn vernederende detentieomstandigheden in de zin van artikel 3 EVRM tevens vernederend in de zin van artikel 4 Handvest.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens sluit echter niet uit dat het cumulatieve effect van alle detentieomstandigheden die ‘strong presumption’ kunnen weerleggen. In dit verband zijn de relevante factoren ‘time and extent of restriction [of personal space]; freedom of movement and adequacy of out-of-cell activities; and general appropriateness of the detention facility’ (Muršić/Kroatië, § 135). Normaliter is de ‘strong presumption’ alleen vatbaar voor weerlegging als deze factoren cumulatief aanwezig zijn (Muršić/Kroatië, § 132).

tussen 3 m2 en 4 m2

In gevallen waarin de betrokkene bij ‘multi-occupancy accommodation’ tussen 3 m2 en 4 m2 ‘personal space’ heeft, zijn de overige detentieomstandigheden eveneens van belang voor de beoordeling of sprake is van een schending van artikel 3 EVRM . In zulke gevallen heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens echter alleen een schending van artikel 3 EVRM vastgesteld ‘if the space factor was coupled with other aspects of inappropriate physical conditions of detention related to, in a particular context, access to outdoor exercise, natural light or air, availability of ventilation, adequacy of heating arrangements, the possibility of using the toilet in private, and compliance with basic sanitary and hygienic requirements’ (Muršić/Kroatië, § 106).

Beoordeling van de door de Roemeense autoriteiten verstrekte informatie

De naar aanleiding van de tussenuitspraak van 27 oktober 2016 gecorrigeerde vertaling van de brief van 18 september 2016 houdt onder meer in:

- de opgeëiste persoon zal eerst worden geplaatst in de gevangenis in Rahova gedurende een quarantaineperiode van 21 dagen. In die gevangenis zal de opgeëiste persoon 3 m2 “personal space” ter beschikking staan;

- vervolgens zal de opgeëiste persoon waarschijnlijk worden geplaats in de gevangenis in Margineni in het ‘secure care’ regime. Ook in die gevangenis zal de opgeëiste persoon ten minste 3 m2 “personal space” ter beschikking staan;

- na minimaal een vijfde van zijn straf te hebben ondergaan kan de opgeëiste persoon in aanmerking komen voor plaatsing in een gevangenis met een ‘open care’ of ‘part release’ regime. Als de opgeëiste persoon inderdaad in een dergelijk regime wordt geplaatst, dan zal hij de straf waarschijnlijk in de gevangenis in Codlea ondergaan. In die gevangenis zal hem dan ten minste 2 m2 ‘personal space’ te beschikking staan.

tussen 3 m2 en 4 m2

Ten aanzien van de gevangenissen in Rahova en Margineni is de rechtbank niet gebleken van bijkomende ‘inappropriate physical conditions of detention’ die meebrengen dat het verblijf in een meermanscel waarin de opgeëiste persoon tussen 3 m2 en 4 m2 een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest zou opleveren.

minder dan 3 m2

Als de opgeëiste persoon na ten minste een vijfde deel van de straf in aanmerking komt voor een lichter regime, dan zal hem in de gevangenis in Codlea minder dan 3 m2 ‘personal space’ ter beschikking staan. De drie factoren die de ‘strong presumption’ van schending van artikel 4 Handvest zouden kunnen weerleggen, zijn in dit geval niet cumulatief aanwezig.

De eerste factor, te weten dat de beperking van het aantal m2 ‘personal space’ kort van duur en van ondergeschikte betekenis is, is relatief van aard en hangt af van de omstandigheden van het geval. Of deze factor in dit geval aanwezig is, kan de rechtbank nog niet vaststellen, gelet op hetgeen de rechtbank hierna over de derde factor zal overwegen.

De tweede factor, te weten dat de beperking van het aantal m2 gepaard gaat met voldoende bewegingsvrijheid buiten de cel en adequate activiteiten buiten de cel, is in dit geval aanwezig. Volgens de door de Roemeense autoriteiten mag elke gedetineerde één uur in de buitenlucht wandelen. De deuren van de cellen blijven gedurende de dag open. De gedetineerden kunnen hun vrije tijd bijvoorbeeld invullen met wandelingen in de buitenlucht, telefoongesprekken, boodschappen doen en brieven schrijven. De gedetineerden werken binnen en buiten de gevangenis onder toezicht.

Over de derde factor, kort gezegd dat de detentieomstandigheden voor het overige ‘appropriate’ zijn, biedt de door de Roemeense autoriteiten verstrekte informatie onvoldoende duidelijkheid.

De mededelingen die de brief van 18 september 2016 op dit punt bevat zijn summier en algemeen van aard. Zo is weliswaar meegedeeld dat de opgeëiste persoon ten minste 2 m2 ‘personal space’ ter beschikking zal hebben en dat de gemiddelde oppervlakte van de cellen 21 m2 bedraagt, maar de informatie houdt niet in hoeveel gedetineerden er gemiddeld in één cel zitten. Evenmin is duidelijk hoeveel toiletten en douches er beschikbaar zijn per gedetineerde per cel en hoe vaak en hoe lang een gedetineerde van de douche gebruik mag maken.

Bij gebreke van deze informatie is de ‘strong presumption’ van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in de gevangenis in Codlea dus niet weerlegd. Gelet op het reeds vastgestelde reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in het algemeen, bestaat dus voor de opgeëiste persoon een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden.

De rechtbank zal daarom de beslissing over de overlevering uitstellen.

Dit uitstel brengt schorsing van de beslistermijnen mee met ingang van de beslissing tot uitstel.

7 Beslissing

HEROPENT het onderzoek ter zitting.

STELT UIT de beslissing over de overlevering.

SCHORST daartoe het onderzoek voor onbepaalde tijd.

BEVEELT de oproeping van opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen dag en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;

BEVEELT de oproeping van een tolk in de Roemeense taal tegen de nader te bepalen dag en tijdstip.

Aldus gedaan door

mr. W.A.J.P. van den Reek, voorzitter,

mrs. M. Woerdman en B. Poelert, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. V.H. Glerum, griffier,

en uitgesproken ter openbare zitting van 10 november 2016.

De jongste rechter is buiten staat de uitspraak te ondertekenen.

Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze tussenuitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature