Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Verzoek herstel arbeidsovereenkomst na opzegging met toestemming UWV. Beoordeling in volle omvang met inachtneming van wat in de UWV procedure over en weer is aangevoerd. UWV is uitgegaan van aanbod nieuwe arbeidsovereenkomst voor minder uren. Daarmee is miskend dat werkgever bij nadere reactie is teruggekomen op het standpunt dat nog werkzaamheden over bleven voor werknemer. Opzegging blijft in stand. Wel volledige transitievergoeding nu niet is onderbouwd dat aan alle eisen is voldaan voor toepassing van artikel 7:673 d BW.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 5371332 EA VERZ 16-1122

beschikking van: 21 december 2016

func.: 8622

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoeker]

wonende te [woonplaats]

verzoeker

nader te noemen: [verzoeker]

gemachtigde: mr. W.D. van Doorn

t e g e n

de besloten vennootschap Jaros B.V.

gevestigd te Amsterdam

verweerster

nader te noemen: Jaros

gemachtigde: mr. J.C. Klompé

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoeker] heeft op 13 septebmer 2016 een verzoekschrift ingediend dat strekt tot herstel van zijn arbeidsovereenkomst, subsidiair tot toekenning van een transitievergoeding. Jaros heeft een verweerschrift ingediend.

Op 30 november 2016 is de zaak mondeling behandeld. [verzoeker] is met zijn echtgenote verschenen en is bijgestaan door zijn gemachtigde. Jaros is verschenen bij [naam 1] , statutair bestuurder en diens zoon [naam 2] , bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunt ter zitting nader toegelicht en de gemachtigden hebben een pleitnota overgelegd.

Beschikking is bepaald op heden.

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de stukken, staat in dit geding het volgende vast:

1.1.

[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1963, is op [datum] 2010 als algemeen medewerker in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Jaros. Jaros functioneerde als personeelsvennootschap voor Mateor B.V. (verder Mateor). [verzoeker] was – ingeleend door Mateor – ongeveer 8 uur per week werkzaam in het proeflokaal van Mateor en de overige – ongeveer – 22 uur in de distilleerderij van Mateor.

1.2.

Mateor heeft de werkzaamheden in de distilleerderij in 2015 beëindigd. Nadien heeft [verzoeker] enkel nog in het proeflokaal gewerkt. Hij kreeg wel zijn volledige loon doorbetaald.

1.3.

Op 26 april 2016 heeft Jaros het UWV gevraagd toestemming te verlenen voor opzegging van de arbeidsovereenkomst. [verzoeker] heeft verweer gevoerd. Vervolgens hebben beide partijen hun standpunt nog aangevuld en gereageerd op vragen van het UWV. In de aanvulling van Jaros van 23 juni 2016 staat onder meer:In het verleden is [verzoeker] nadrukkelijk aangeboden in dienst te blijven bij Jaros B.V. voor de acht uren dat hij in het proeflokaal werkzaam was (…) Inmiddels is ook de exploitatie van het proeflokaal zodanig onder druk komen te staan, dat de uren die [verzoeker] daar nog werkt ook zijn vervallen en hij ook daar niet meer werkzaam kan blijven.Op 21 juli 2016 heeft het UWV onder meer als volgt overwogen en als volgt beslist:

Aangezien de feitelijke bedrijfsactiviteiten plaatsvinden binnen Mateor B.V., zijn voor de beoordeling van slechte bedrijfseconomische omstandigheden niet alleen de financiële gegevens van Jaros B.V. i.o. van belang doch met name ook die van Mateor B.V. Jaros B.V. i.o. behaalde in 2015 een negatief resultaat van € 22.764,-. De omzet van Mateor B.V. in 2013 was € 557.174,-, in 2014 bedroeg deze € 598.290,- en in 2015 bedroeg de omzet € 397.711,- en. Het resultaat van Mateor B.V. voor belastingen was in 2013 € 58.464,- positief, in 2014 € 16.720,- positief en in 2015 € 19.968,- negatief. Naast het feit dat de omzet in 2015 aanzienlijk is gedaald, is er thans ook sprake van verlies.

Deze omstandigheid, gevoegd bij het feit dat de distilleerderij op 1 mei 2015 is gesloten, maakt dat wij van mening zijn dat u aannemelijk heeft gemaakt dat het vanwege bedrijfseconomische omstandigheden noodzakelijk is dat u dient in te grijpen in de personele organisatie, waardoor de arbeidsplaats van werknemer (gedeeltelijk) structureel komt te vervallen.

Het verweer van werknemer brengt ons niet tot een ander oordeel, omdat de feitelijke bedrijfsactiviteiten bij Mateor BV. worden uitgevoerd en Jaros B.V. i.o. alleen als formele werkgever optreedt. Zowel de cijfers van Jaros B.V. i.o. over 2015 als de eerder vermelde cijfers van Mateor B.V. maken genoegzaam duidelijk, dat de bedrijfseconomisch situatie van beide ondernemingen niet rooskleurig is. (…)

Beslissing Wij verlenen u hierbij toestemming om de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen. Goede nota is genomen van uw aanbod aan werknemer om na rechtsgeldige opzegging van de huidige arbeidsovereenkomst met hem een nieuwe arbeidsovereenkomst aan te gaan voor 8 uur per week onder overigens dezelfde voorwaarden als overeengekomen in de huidige arbeidsovereenkomst.

1.4.

Op 29 juli 2016 heeft Jaros de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 31 augustus 2016. Aan [verzoeker] is geen nieuwe arbeidsovereenkomst aangeboden.

Verzoek

2. [verzoeker] verzoekt de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht per 1 september 2016 te herstellen voor 30 uur per week, althans voor 8 uur per week. Bij afwijzing van het verzoek om herstel verzoekt [verzoeker] om toekenning van de transitievergoeding van € 3.091, bruto, althans € 2.267,00 bruto indien voor 8 uren per week hersteld wordt.

3. [verzoeker] legt aan het verzoek ten grondslag dat het UWV ten onrecht de conclusie heeft getrokken dat bedrijfseconomische redenen bestaan die beëindiging van de arbeidsovereenkomst noodzakelijk maakten. De distilleerderij biedt voldoende mogelijkheden voor een rendabele exploitatie. Voorts is [naam 3] nu werkzaam bij het proeflokaal, terwijl ook [verzoeker] dat werk had kunnen doen. De huidige bedrijfsleider is veel korter in dienst en ook diens functie had [verzoeker] kunnen vervullen. Ook is de huisvesting van [verzoeker] in gevaar omdat hij de bedrijfswoning bewoont en tenslotte blijkt uit de beschikbare cijfers onvoldoende van een slecht bedrijfsresultaat in de afgelopen jaren.

4. Als de arbeidsovereenkomst niet hersteld wordt moet in ieder geval de transitievergoeding betaald worden, aldus [verzoeker] .

Verweer

5. Jaros voert aan dat de distilleerderij nog steeds stil ligt en dat er ook geen plannen zijn deze op enige wijze weer te gaan exploiteren. In zoverre heeft UWV de toestemming dus in elk geval terecht verleend. De verplichting [verzoeker] weer voor 8 uur in dienst te nemen blijkt niet uit de beslissing van het UWV. Voor zover dat anders zou liggen heeft UWV op dit punt de stukken niet goed gelezen, Jaros heeft juist aangevoerd dat er ook voor de 8 uren in het proeflokaal geen plek meer was voor [verzoeker] . Bovendien zijn inmiddels de werkzaamheden bij het proeflokaal nog verder ingekrompen.

6. Een transitievergoeding moet niet worden toegekend en in elk geval niet tot het gevorderde bedrag. Jaros heeft immers lange tijd salaris betaald terwijl [verzoeker] een groot deel van de uren niet werkte. Verder heeft [verzoeker] zijn ontslag vertraagd en ook het daarmee gemoeide loon moet in mindering strekken op een eventuele vergoeding. Ten slotte is de kleine werkgeversregeling uit de WWZ van toepassing, zodat de vergoeding veel lager is, aldus Jaros.

7. De standpunten van partijen zullen – voor zover van belang – hieronder nader worden weergegeven en beoordeeld.

Beoordeling

8. De kantonrechter zal toetsen of de arbeidsplaats van [verzoeker] als gevolg van het wegens bedrijfseconomische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering is vervallen (artikel 7:669 lid 3 onderdeel a BW ). Door indiening van het verzoek dat nu ter beoordeling voorligt, dient de kantonrechter aan de hand van voornoemd wetsartikel vol te toetsen, waarbij ook alle argumenten die partijen over en weer bij het UWV naar voren hebben gebracht opnieuw in aanmerking worden genomen.

9. Voorop gesteld wordt daarbij dat de werkgever beleidsvrijheid heeft om zijn onderneming zo in te richten dat het voortbestaan daarvan verzekerd is. Jaros heeft zich in het kader van de procedure bij het UWV moeten verantwoorden over haar beslissing om haar onderneming in te krimpen. Gelet op de stukken die Jaros zowel tijdens de procedure bij het UWV als in deze procedure heeft ingediend, heeft Jaros in redelijkheid kunnen besluiten in te krimpen. De motivering van het besluit van het UWV op dit punt acht de kantonrechter juist en hij neemt die over. Niet betwist is dat de distilleerderij waar [verzoeker] het grootste deel van zijn werk vervulde ook daadwerkelijk gesloten is en blijft. Dat [verzoeker] nog wel mogelijkheden ziet voor exploitatie doet hier niet aan af, hij is immers niet de exploitant.

10. De functie zoals [verzoeker] die vervulde is dus in elk geval voor dit deel van de werkzaamheden komen te vervallen en herplaatsing ligt gezien de sluiting van de destilleerderij niet in de rede.

11. Werkzaamheden zoals [verzoeker] die in het proeflokaal vervulde bestaan nog wel. Het UWV veronderstelt in de beslissing ook dat Jaros heeft toegezegd [verzoeker] een nieuwe arbeidsovereenkomst voor 8 uren per week aan te bieden in het proeflokaal. Vast staat dat aan [verzoeker] geen nieuwe overeenkomst is aangeboden.

12. Uit het aanvullende stuk dat Jaros op 23 juni 2016 indiende bij het UWV blijkt echter dat zij toen al naar voren heeft gebracht dat ook de 8 uren dat [verzoeker] bij het proeflokaal werkte vervallen waren. Het UWV heeft dan ook ten onrechte verondersteld dat nog een aanbod van Jaros gold om [verzoeker] voor die uren weer in dienst te nemen.

13. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Jaros nu voldoende onderbouwd dat ook bij het proeflokaal een inkrimping heeft plaatsgevonden die is ingegeven door de bedrijfseconomische omstandigheden. Uit de toelichting van de echtgenote van [verzoeker] ter zitting blijkt dat het proeflokaal op dit moment nog op 5 dagen per week open is en dat de echtgenote van [verzoeker] op 1 dag werkzaam is, terwijl op de andere dagen de heer [naam 4] werkzaam is. [naam 4] is bedrijfsleider en dat is een andere functie dan die van [verzoeker] . [verzoeker] heeft niet gesteld dat zijn echtgenote eerder voor ontslag in aanmerking had moeten komen dan hij. Dat het anciënniteitsbeginsel of het afspiegelingsbeginsel onjuist is toegepast, is dan ook onvoldoende onderbouwd. Ook de wederindiensttredingsvoorwaarde is niet geschonden, nu [naam 4] bedrijfsleider is, zodat hij niet dezelfde werkzaamheden verricht als [verzoeker] . Ten slotte heeft [verzoeker] onvoldoende onderbouwd dat de door hem genoemde [naam 3] meer doet dan af en toe invallen bij het proeflokaal, althans daar als stagiaire werkzaamheden verrichten.

14. Van een opzegging in strijd met artikel 669 lid 3 sub a BW is dus geen sprake.

15. Dan resteert de vraag of aan [verzoeker] een transitievergoeding toekomt. Aan de vereisten daarvoor is voldaan, nu de arbeidsovereenkomst meer dan 24 maanden heeft geduurd en door Jaros is opgezegd. Dat Jaros gedurende langere tijd loon heeft betaald terwijl onvoldoende werk voor [verzoeker] voorhanden was, komt voor rekening van Jaros als werkgever. Aan verschuldigdheid van de transitievergoeding doet het dus niet af. De duur van de procedure van het UWV komt evenmin in aftrek op de transitievergoeding, een juridische grondslag voor dat standpunt heeft Jaros ook niet aangevoerd. Tenslotte heeft Jaros niet onderbouwd dat is voldaan aan alle vereisten voor toepassing van artikel 7:673 d BW. Zo blijkt uit de beschikbare gegevens niet dat het netto bedrijfsresultaat van Jaros (en Mateor) in de drie boekjaren voorafgaand aan de opzegging negatief was.

16. De transitievergoeding is dan ook volledig verschuldigd. Voor de berekening houdt de kantonrechter het loon op de laatst beschikbare loonstrook aan: € 1.513,00 bruto, exclusief vakantietoeslag. De transitievergoeding bedraagt dan € 2.995,74 bruto.

17. Het verzoek om herstel van de arbeidsovereenkomst zal dan ook worden afgewezen en de transitievergoeding zal worden toegewezen.

18. Er bestaat aanleiding de proceskosten te compenseren.

BESLISSING

De kantonrechter:

veroordeelt Jaros om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 2.995,74 bruto;

wijst de verzoeken voor het overige af;

compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mr. C.W. Inden, kantonrechter en op 21 december 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature