U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Geschil over omvang aansprakelijkheid voor schade die is ontstaan aan de gasleiding van Liander na de grondroerende werkzaamheden van KWS. Kantonrechter oordeelt over vraag welke inlichtingen en informatie Liander minimaal dient te verstrekken teneinde haar schade vergoed te krijgen en KWS in de gelegenheid te stellen te beoordelen of de gevorderde schadevergoeding gerechtvaardigd is.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: 3566942 / CV EXPL 14-31697

Uitspraak: 18 november 2016

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van:

de naamloze vennootschap

LIANDER N.V.

gevestigd te Arnhem

eisende partij

gemachtigde mr. dr. F.J. van Velsen

t e g e n

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

KWS INFRA B.V.

gevestigd te Vianen

gedaagde partij

gemachtigde mr. B.M. Breedijk.

Partijen zullen hierna Liander en KWS worden genoemd.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:

de dagvaarding van 31 oktober 2014, met producties,

de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring,

de akte referte in het vrijwaringsincident,

het vonnis in incident waarin KWS toestemming is verleend Loonbedrijf Schuurman B.V. in vrijwaring op te roepen,

de conclusie van antwoord, met producties,

de conclusie van repliek, tevens akte overlegging producties en vermeerdering eis, met producties,

de conclusie van dupliek, tevens akte uitlating vermeerdering eis, met producties,

de akte overlegging ten behoeve van pleidooi, met producties.

Ingevolge het tussenvonnis van 28 augustus 2015 heeft op 12 mei 2016 een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden. Het proces-verbaal hiervan en de daarin genoemde andere stukken bevinden zich bij de stukken.

Daarna is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:

1.1.

Liander is beheerder van gas- en elektriciteitsnetwerken in de zin van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 in (onder andere) Amsterdam. KWS is een grondroerder in de zin van artikel 1g van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten .

1.2.

Op 8 april 2013 zijn onder verantwoordelijkheid van KWS grondroerende werkzaamheden uitgevoerd op de kruising van de Mauritskade en de Zeeburgerdijk. Bij de vernieuwing van de tramspoorbaan is met een door KWS gebruikte hydraulische kraan, voorzien van een pneumatische sloopbeitel, het wegdek opengebroken, waarbij door haar schuld schade is toegebracht aan een aan Liander toebehorende hogedrukleiding.

1.3.

KWS heeft direct haar werkzaamheden gestaakt en Liander ingelicht, waarna medewerkers van Liander nog diezelfde dag de leiding hebben gerepareerd.

1.4.

Bij brief van 10 april 2013 heeft Liander KWS aansprakelijk gesteld voor de schade die is ontstaan en een factuur aangekondigd als de kosten van de schade bekend zijn.

1.5.

Op 3 mei 2013 heeft Liander een factuur verzonden aan KWS met nummer 92223904 voor een totaalbedrag van € 12.151,17. De factuur bevat de volgende omschrijving:

1.6.

Bij brief van 13 mei 2013 heeft Liander KWS een laatste aanmaning gestuurd met daarin het verzoek het bij voornoemde factuur in rekening gebrachte schadebedrag inclusief wettelijke rente aan Liander te voldoen.

1.7.

Bij brief van 3 juni 2013 heeft Liander KWS wederom een aanmaning gestuurd met daarin het verzoek het schadebedrag binnen zeven dagen te voldoen, bij gebreke waarvan de vordering op 11 juni 2013 aan de advocaat uit handen zal worden gegeven. Als bijlagen bij de brief zijn de volgende stukken genoemd:

o Aansprakelijkstelling

o Factuur 92223904

o Slotmail van 13 mei 2013

o Klak 3361771

o Relaas van het gebeurde

o Kopie visitekaartje [naam 1] van KWS

o Tekening waarop schade is weergegeven

o Klic-melding 13G048235

o Tekening uit klic-13G048235

o Foto

 Omgeving inclusief materieel

 Omgeving”

1.8.

Bij e-mail van 11 juni 2013 heeft Meeùs Assurantiën B.V. (hierna: Meeùs), als assurantiemakelaar van KWS, Liander bericht dat de kwestie in behandeling is genomen.

1.9.

Bij e-mail van 12 juni 2013 heeft Liander hierop als volgt gereageerd:

“In uw mail van 11 juni 2013 meldt u zich als behandelaar van dit dossier maar u erkent vooralsnog geen aansprakelijkheid. Opgemerkt dient te worden dat deze zaak voor ons helder is. Wij hebben KWS voorzien van alle relevante informatie om deze schade af te wikkelen maar wij hebben geen enkele reactie mogen ontvangen op onze brieven van 10 april 2013 en 13 mei 2013, noch een betaling. (…) Om deze zaak adequaat af te wikkelen zullen wij ook u de informatie doen toekomen die wij KWS gestuurd hebben middels een mail op 3 juni jongstleden.

Erkennen aansprakelijkheid

Overigens is ons beleid erop gericht dat wij pas meewerken aan een onderzoek naar de schadeomvang als de aansprakelijkheid is erkend. Het is overbodig om alles tot op de laatste cent te onderbouwen als verzekeraars vervolgens de aansprakelijkheid afwijzen. (…) Wij zullen het dossier aanhouden tot en met 25 juni 2013. (…)”

1.10.

Bij e-mail van 12 juli 2013 heeft [naam 2] (hierna: [naam 2] ), werkzaam bij Technische Varia B.V. handelend onder de naam Adinex (hierna: Adinex) aan Liander het volgende geschreven:

”Geachte dames / heren,

Inzake bovengenoemde aangelegenheid zijn wij door de Werkmaterieel verzekeraar(s) van KWS Infra B.V. (hierna te noemen verzekerde) geheel sans prejudice benoemd om een onderzoek in te stellen naar de oorzaak en de omvang van de door uw gestelde schade aan de gasleiding ter hoogte van de kruising Mauritskade / Zeeburgerdijk te Amsterdam.

Via verzekerde kwamen wij in het bezit van uw factuur met nummer 92223904.

Gaarne ontvangen wij van u een asbuilt-tekening van de uitgevoerde reparatiewerkzaamheden.

Tevens ontvangen wij van gaarne u specificatie van de post ‘kosten derden’ ad

€ 5.876,66 (inclusief de factuur en de werkbonnen).

Voor de volledigheid merken wij nog op dat onze bemoeienis met deze kwestie geen erkenning van polisdekking betekent van de zijde van de verzekerde c.q. diens werkmaterieelverzekeraar(s). (…)”

1.11.

Bij e-mail van 15 juli 2013 heeft Liander hierop als volgt gereageerd:

”Geachte heer [naam 2] ,

Ons beleid is erop gericht dat wij pas meewerken aan een onderzoek naar de schadeomvang als de aansprakelijkheid is erkend. Het is overbodig om alles tot op de laatste cent te onderbouwen als opdrachtgevers (verzekeraars) vervolgens de aansprakelijkheid afwijzen, kortom verspilde moeite. (…)”

1.12.

Bij brief van 29 oktober 2013 heeft Meeùs Liander bericht met betrekking tot de schade over te gaan tot betaling van een bedrag van € 3.203,37. Dit bedrag komt volgens Liander overeen met hetgeen Adinex vooralsnog (eenzijdig) heeft vastgesteld. Liander heeft dit bedrag aan KWS teruggestort.

1.13.

Bij e-mail van 7 oktober 2014 heeft [naam 2] het volgende aan Liander bericht:

”(…) Wij refereren aan eerdere contacten inzake deze aangelegenheid, laatstelijk ons e-mailbericht d.d. 23 december 2013 en uw e-mailbericht van dezelfde datum en delen u het volgende mede.

Inzake deze kwestie is door Meeùs Assurantiën B.V. namens KWS Infra B.V. reeds geruime tijd geleden aansprakelijkheid erkend. Derhalve rest in dit dossier slechts nog de vaststelling van het schadebedrag. Om inzage te krijgen in de aard en omvang van de uitgevoerde herstelwerkzaamheden ontvangen wij gaarne van u een kopie van de as built-tekening van de uitgevoerde reparatiewerkzaamheden. Tevens ontvangen wij gaarne van u een specificatie van de post ‘kosten derden’ ad

€ 5.877,76 (inclusief factuur en werkbonnen) die als zodanig op uw factuur met nummer 92223904 wordt vermeld. Gaarne vernemen wij van u met wie wij de aard en omvang van de uitgevoerde reparatiewerkzaamheden en de daarmee samenhangende kosten kunnen bespreken op uw kantoor te Duiven, dan wel op een andere locatie. Wij vernemen dan ook gaarne van u op welke data u e.e.a. het beste schikt, zodat wij genoemde bespreking in onze agenda kunnen inplannen. (…)”

1.14.

Bij e-mail van 8 oktober 2014 gericht aan Meeùs heeft Geko Infraschade B.V. (hierna: Geko) namens Liander als volgt gereageerd:

“Geachte heer [naam 3] ,

In deze zaak zouden wij normaal gesproken al hebben gedagvaard maar in de gang van zaken hebben wij aanleiding gezien u eerst nog eens te benaderen.

Bijgaand zenden wij u de aangepaste dagvaarding; de definitieve schadeopstelling en de onderliggende derdennota’s. Er waren twee postjes die ons niet bevielen en die hebben we eruit gehaald. Wij zullen de dagvaarding nog tien dagen laten liggen. Indien u alsnog wilt afdoen kunt u volstaan met betaling. (…) Voor de goede orde: wij doen dit om u tegemoet te komen zodat er nog kan worden afgedaan zonder gerechtelijke kosten. Wij gaan echter niet met uw expert in discussie. Als die zich onverhoopt bij ons mocht melden zullen we niet antwoorden en gaat de dagvaarding nog dezelfde dag naar de deurwaarder. Voor de rechter is de schade zo afdoende gedocumenteerd en daar laten wij het dus bij. (…)”

1.15.

Bij e-mail van 30 oktober 2014 om 11.42 uur aan Geko heeft [naam 3] (hierna: [naam 3] ) van Meeùs hierop als volgt gereageerd:

“Geachte GEKO,

Voor alle duidelijkheid wil ik nogmaals stellen dat we het hier NIET over aansprakelijkheid hebben (die is immers al lang erkend) maar alleen nog over de hoogte van het schadebedrag.

In Oktober 2013 hebben wij het toen (eenzijdig) vastgestelde schadebedrag ad

€ 3203,37 aan Liander overgemaakt maar dat werd teruggestort zonder dat daarover tekst en/of uitleg werd gegeven.

Inmiddels bestaat er redelijke zekerheid dat het schadebedrag € 7.945,64 zou kunnen bedragen.

Dat wil niet zeggen dat de vordering van Liander wordt afgewezen, maar alleen dat die zonder nader overleg (met bijvoorbeeld een technicus van Liander die ter zake kundig is) niet eenzijdig op juistheid valt te beoordelen.

Als GEKO of Liander de resterende uitleg alleen aan de rechter wil geven, dan moet dat maar zo zijn.

Het ontgaat ons echter waarom er geen gesprekspartner bij Liander kan worden gevonden met wie de expert een uurtje aan tafel kan zitten om de zaak door te nemen.

Volledigheidshalve: het voorlopig vastgestelde schadebedrag € 7.945,64 ligt voor vergoeding gereed, wilt u daar nu wel of niet over beschikken? (…)”

1.16.

In een e-mail aan Geko van dezelfde datum om 13.32 uur vult [naam 3] de voorgaande e-mail als volgt aan:

“Nog even terugkomend op mijn eerdere bericht vanochtend: over de tussentijds te erkennen schade erkennen wij ook de wettelijke rente, die wordt berekend op de excassodatum.”

Bij deze e-mail wordt een e-mail van 29 oktober 2014 van [naam 2] aan [naam 3] doorgestuurd aan Geko (zonder enige verwijzing daarnaar in de e-mail aan Geko zelf) met een schadeopstelling, waarin onder meer wordt genoemd dat uit de bestanden van Liander is af te leiden dat er met vijf mensen aan de reparatie is gewerkt en dat de reparatie van 12.30 uur tot 24.00 uur heeft geduurd, hetgeen niet overeenkomt met de waarneming van de uitvoerder van verzekerde. Ook wordt daarin genoemd dat zonder revisietekeningen niet is te verklaren waarom vijf koppelingen zijn gebruikt voor het repareren van één gasleiding. Onder aan deze

e-mail staat een tabel waarin [naam 2] een aangepaste berekening van de kosten heeft gemaakt.

1.17.

Bij e-mail van 31 oktober 2014 heeft mr. Van Velsen als volgt geantwoord:

“Geachte heer [naam 3] ,

Dank voor uw bericht aan Geko Invordering dat ik beantwoord omdat de zaak inmiddels in mijn handen is.

U zit wat teveel in het spoor van verzekeraar. Liander heeft een vordering op KWS uit onrechtmatige daad. Dat betekent dat er geen polisvoorwaarden van toepassing zijn en dat er dus geen rechtsgrondslag is om uitkering door uw maatschappij afhankelijk te stellen van het oordeel van een door u ingeschakelde partijdige en onbevoegde beoordelaar. Liander onderwerpt zich daar niet aan (en discussieert alleen uit beleefdheid en om praktische redenen met verzekeraars want die zijn niet haar wederpartij).

Het punt is niet dat Liander alleen de rechter antwoord wil geven; het punt is dat de rechter geen verdere vragen heeft: het aangeleverde is een volledig gespecificeerde en onderbouwde opgave van de schade (de daadwerkelijk bestede uren, materialen en diensten van derden) en die volstaat voor toewijzing van het gevorderde. Het enige dat daartegen werkzaam kan zijn is een gemotiveerd verweer. De gedaagde kan dus niet volstaan met te vragen hoe en waarom zus en zo wat dat is geen verweer. Hij moet uitleggen dat het gevorderde niet klopt en waarom het niet klopt. Als u meent dat de door u geraadpleegde ‘expert’ ter zake deskundig is, zou hij dat moeten kunnen. Voor het goede begrip: pas als dát gebeurt, is er in het procesrecht plaats voor bewijslevering.*

Bijgaand treft u de dagvaarding met bijlagen aan (…).

Deelbetalingen worden – zoals u inmiddels bekend zal zijn – niet aanvaard (zie het bepaalde in artikel 6:29 BW). (…).”

1.18.

KWS heeft de factuur onbetaald gelaten.

1.19.

Bij de dagvaarding heeft Liander de volgende producties ingediend:

- een definitieve schade-opstelling voor een totaalbedrag van € 11.796,78, als volgt onderbouwd:

een urenverantwoording van haar eigen personeel;

een nota van M. Mook Machineverhuur B.V. met onderliggende specificatie;

een nota van J&D Leidingsystemen B.V. (aannemer leidingwerk) met onderliggende specificatie.

Vordering en verweer

2. Liander vordert dat KWS bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van:

a. € 13.133,45, bestaande uit een bedrag van € 11.796,78 aan schadevergoeding, € 536,67 aan wettelijke rente en € 800,- voor vaststelling schade, aansprakelijkheid en verhaal, vermeerderd met de wettelijke rente over het gevorderde bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan die van de algehele betaling;

b. de proceskosten.

3. Na vermeerdering van eis vordert Liander dat de rechtbank daarnaast voor recht zal verklaren dat Liander, ter zake van onrechtmatige beschadiging van haar netten door KWS:

a. met Meeùs rechtens uitsluitend te maken heeft als vertegenwoordiger van KWS, niet als gevolmachtigde van enige verzekeraar;

b. is gerechtigd een procedure tot vergoeding van de door haar eenzijdig begrote schade voor de bevoegde burgerlijke rechter aanhangig te maken;

c. niet is gehouden zich te onderwerpen aan enig oordeel van KWS of haar verzekeraar of van een door KWS of die verzekeraar daartoe aangezochte derde, omtrent de omvang van de schade en/of de schadevergoedingsplicht;

d. niet is gehouden voorafgaand aan een gerechtelijke procedure mee te werken aan een door KWS of haar verzekeraar gewenst onderzoek omtrent de omvang van de schade en/of schadevergoedingsplicht, uit te voeren door KWS; die verzekeraar of een van hunnentwege aangewezen derde;

e. ter zake van het totaal van haar ‘kosten van vaststelling van schade en aansprakelijkheid’ en die van ‘verkrijging van voldoening buiten rechte’ als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b respectievelijk onder c Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), voor de totale omvang waarvan Liander aanknoopt bij de bedragen van ‘Staffel BIK in zaken waarin de schuldenaar vóór 1 juli 2012 in verzuim is geraakt of de vordering niet voortvloeit uit overeenkomst’ in beginsel geen aanleiding heeft tot vermindering van het gevorderde ingeval van betaling op eerste verzoek omdat de kosten van vaststelling ook dan reeds zijn gemaakt.

4. Ten aanzien van de schade stelt Liander – kort gezegd – dat de schade deugdelijk is gespecificeerd en met onderliggende bescheiden is onderbouwd, te weten de bijzonderheden van de schadeoorzaak (datum, plaats en toedracht), een gespecificeerde schadestaat en zo nodig een schriftelijke toelichting op de vaste bijkomende schadeposten, zodat is voldaan aan de stelplicht en het aan KWS is gemotiveerd te betwisten. Dit is niet gebeurd. Liander stelt zich op het standpunt dat zij met de expert van KWS uitsluitend (en in tijd en omvang beperkt) discussieert over de toedracht en eventueel, na erkenning van aansprakelijkheid en polisdekking door de verzekeraar, over de schadeomvang. Het kan niet zo zijn, aldus Liander, dat KWS de schade vaststelt op een fractie van het daadwerkelijke bedrag, zonder enige onderbouwing, en dat het vervolgens aan Liander is te onderbouwen waarom het bedrag hoger is dan KWS stelt.

5. Ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten stelt Liander dat de eerste redelijkheidstoets wordt gevormd door de vraag of het redelijk was de kosten te maken en dat de tweede toets is gelegen in de vraag of het ter zake van deze kosten gevorderde bedrag van redelijke omvang is. Bij de leidingschades van Liander gaat het om zowel de vaststelling van de schade, van de aansprakelijkheid en van het buitengerechtelijke verhaalswerk, welke kosten vallen onder artikel 6:96 lid 2 onder b en c BW.

Volgens Liander vallen onder artikel 6:96 lid 2 onder b BW in elk geval:

het vaststellen van (mogelijke) aansprakelijkheid op basis van in het veld verricht toedrachtsonderzoek en raadpleging van het storingsregistratie-systeem KLAK;

het verifiëren van Kamer van Koophandel- en adresgegevens van de juiste aansprakelijk te stellen partij;

het verifiëren van de KLIC-meldingsgegevens voor de schadeplaats;

het vaststellen van de schadeomvang: urenstaten verzamelen, aannemersnota’s verzamelen en uitsplitsen, navraag doen bij de projectuitvoerder en berekeningen maken; en

het vervaardigen van een schadestaat (pro-formafactuur).

Volgens Liander vallen onder artikel 6:96 lid 2 onder c BW in elk geval:

het opstellen en verzenden van een aansprakelijkstelling;

het verzenden van een schadestaat en betalingsverzoek;

het verzenden van een aanmaning en kennisgeving; en

verdere correspondentie.

6. Liander stelt dat de kosten, met name die van de vaststelling van aansprakelijkheid, schade en verhaal, onvermijdelijk zijn, zodat altijd aan de eerste redelijkheidstoets is voldaan. Voor wat betreft de tweede redelijkheidstoets stelt Liander dat zij voor de hoogte van de bedragen heeft aangeknoopt bij de ‘Staffel BIK in zaken waarin de schuldenaar vóór 1 juli 2012 in verzuim is geraakt of de vordering voortvloeit uit een overeenkomst’.

7. Ten aanzien van de reparatiegebonden administratiekosten (onderdeel van de schade-opstelling aangehaald in 1.19) stelt Liander dat deze niet vallen onder de kosten van vaststelling en verhaal, maar dat het bij leidingschades gaat om kosten voor de bijkomende administratieve handelingen die zich voordoen bij herstel van iedere storing. Deze kosten bestaan volgens Liander onder andere uit:

het innemen en registreren van een storingsmelding;

het samenstellen van een storingsteam en eventueel oproepen van externe aannemers;

het doen van een calamiteitenmelding bij het kadaster (KLIC);

de administratieve verwerking (projectadministratie);

de verwerking van alle storingsgegevens en het verloop daarvan in het landelijke registratiesysteem NESTOR;

de administratieve verwerking van werkbonnen van eigen personeel, factuurcontrole van aannemers en de eindcontrole van de projectadministratie; en

eventueel de vervaardiging van een revisietekening.

8. KWS voert verweer tegen de vordering voor zover deze betrekking heeft op de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten en voert daartoe aan dat zij deze niet kan zijn verschuldigd in deze kwestie, nu Liander zo weinig informatie heeft verstrekt dat in redelijkheid niet van KWS kon worden verlangd tot buitengerechtelijke afdoening over te gaan. Hiertoe stelt KWS dat op basis van haar ter beschikking staande gegevens de schade € 8.000,- lager zou moeten zijn dan in werkelijkheid door Liander is gevorderd. KWS stelt dat Liander onvoldoende heeft gesteld, zodat zij niet is gehouden tot een voldoende onderbouwde betwisting. Daartoe is zij bij gebrek aan informatie immers niet in staat. Ter verkrijging van duidelijkheid heeft KWS diverse malen gevraagd om inzage in de aard en omvang van de uitgevoerde herstelwerkzaamheden, waaronder in elk geval een kopie van de as built-tekening die zou zijn gemaakt naar aanleiding van de uitgevoerde werkzaamheden, een specificatie van de post ‘kosten derden’ en de contactgegevens van een medewerker met wie de aard en de omvang van de reparatiewerkzaamheden zou kunnen worden besproken. KWS wijst op een checklist, gehanteerd door andere netbeheerders, waarop documenten staan vermeld die reeds bij een eerste aansprakelijkstelling worden verstrekt, zodat de doorlooptijd van een schadegeval kan worden bekort. Het gaat dan in elk geval om de volgende stukken:

de revisietekening (as built-tekening) van de uitgevoerde reparatie(s) en de lasschetsen;

een kopie van het reparatieverslag;

een opgave van de toegepaste materialen bij de reparatie en de bestede manuren;

de kopieën van de facturen en de werkbonnen van de onderaannemers die eventueel bij het herstel zijn ingezet; en

de kleurenfoto’s van de beschadigde kabel of leiding, de uitgevoerde herstelwerkzaamheden en de schadelocatie.

9. Ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten wordt volgens KWS voldaan aan de eerste noch de tweede redelijkheidstoets. Er was geen aanleiding kosten te maken, want KWS betwistte voorshands niets – bij gebrek aan informatie – en vroeg slechts om informatie, die niet werd verstrekt, hoewel die aanwezig was (facturen derden zijn later verstrekt en as built-tekeningen worden door aannemers gebruikelijk gemaakt). KWS hoeft niet te betalen waar niet is gepresteerd. Ook de gestelde kosten zijn daarmee onredelijk. Nu Liander geen informatie verstrekt kan de omvang van de kosten immers niet worden vastgesteld en kan ook niet worden vastgesteld of ze in redelijke verhouding staan tot het schadebedrag, aldus KWS.

10. Daarnaast stelt KWS dat Liander de kosten die zij als buitengerechtelijke kosten vordert, ook al heeft gevorderd in de vorm van reparatiegebonden administratiekosten die onderdeel zijn van het gevorderde schadebedrag waarmee een substantiële overlap bestaat. Ook die kosten (verbonden met de instandhouding van een afdeling voor vaststelling en verhaal van schades) komen slechts voor vergoeding in aanmerking voor zover voor inschakeling van die afdeling aanleiding was en indien zij de dubbele redelijkheidstoets doorstaan. Voor zover buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking komen dient volgens KWS voor de vaststelling van de hoogte ervan aansluiting te worden gezocht bij het Rapport Voor-Werk II.

11. Subsidiair stelt KWS dat zij al het mogelijke heeft gedaan om bijkomende kosten in en buiten rechte zoveel mogelijk te beperken, zodat de gevorderde buitengerechtelijke kosten de eerste redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan. Evenmin kunnen zij de tweede redelijkheidstoets doorstaan, nu Liander het dossier heeft overgedragen aan Geko, waarna niets anders is gedaan dan het sturen van herhaalde sommaties en het volharden in een weigering informatie te verstrekken. Meer subsidiair stelt KWS dat Liander ter zake van de niet reparatiegebonden administratiekosten ten onrechte 100% van het op grond van het Rapport Voor-Werk II vast te stellen bedrag vordert. Evenals in het arrest van de Hoge Raad van 16 oktober 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2740 ( AMEV /Staat) is KWS naast de reparatiegebonden administratiekosten slechts 50% wegens buitengerechtelijke kosten verschuldigd. Meer subsidiair beroept KWS zich erop dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat KWS kan worden aangesproken tot betaling van buitengerechtelijke kosten, terwijl Liander categorisch weigert informatie te verstrekken. KWS meent dat de proceskosten primair het lot van de buitengerechtelijke kosten moeten volgen.

12. Tegen de gevorderde verklaringen voor recht voert KWS aan dat de daarin ingenomen stellingen (ten minste voor wat betreft de eerste vier) op zich wel juist zijn, maar dat zij nuancering behoeven en dat is te verwachten dat Liander de verklaringen voor recht zal gebruiken om nog minder informatie te verstrekken dan zij al pleegt te doen.

Beoordeling

13. Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat KWS aansprakelijk is voor de ontstane schade aan de gasleiding van Liander na de grondroerende werkzaamheden op

8 april 2013 op de kruising van de Mauritskade en de Zeeburgerdijk te Amsterdam. Wat partijen verdeeld houdt is slechts de vraag of KWS buitengerechtelijke kosten en proceskosten is verschuldigd. Deze vraag hangt in de visie van partijen samen met de vraag welke inlichtingen en informatie Liander minimaal dient te verstrekken teneinde haar schade vergoed te krijgen en KWS in de gelegenheid te stellen te beoordelen of de gevorderde schadevergoeding is gerechtvaardigd. Partijen wensen duidelijkheid over deze vraag omdat zij elkaar geregeld treffen met vergelijkbare gevallen.

Onderbouwing van de schade, betwisting daarvan en verstrekken van informatie

14. De kantonrechter stelt voorop dat de preprocessuele verhoudingen tussen partijen worden beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Dit betekent dat indien, zoals in het onderhavige geval, Liander stelt schade te hebben, zij deze schade bij betwisting daarvan dient te onderbouwen. Daarbij mag van partijen worden verwacht dat zij over en weer elkaar de informatie verschaffen die redelijkerwijs nodig is om elkaars standpunt te kunnen begrijpen en daarop inhoudelijk te kunnen reageren. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft KWS, die uit hoofde van haar bedrijf reeds beschikt over meer dan gemiddelde kennis van en ervaring met leidingschades als de onderhavige, de door Liander gestelde schade onvoldoende gemotiveerd betwist om tot het door KWS gewenste oordeel te kunnen komen dat Liander in deze procedure geen recht heeft op een kostenveroordeling. Hiertoe wordt overwogen dat uit de correspondentie tussen partijen naar voren komt dat KWS weliswaar meerdere keren heeft verzocht om inzage in de aard en de omvang van de uitgevoerde herstelwerkzaamheden en in dat kader onder meer heeft gevraagd om een as-built tekening, maar daarbij niet heeft duidelijk gemaakt waaróm zij inzage wenste in de gevraagde gegevens. Zij heeft haar verzoeken om informatie niet onderbouwd met een (begin van) gemotiveerde betwisting. Liander heeft daarom verstrekking van de onderliggende stukken kunnen weigeren. Uit de

e-mail aangehaald in 1.16 valt wellicht op te maken welke vragen KWS bezig hielden, maar deze e-mail was niet aan Liander of haar vertegenwoordiger gericht en lijkt slechts per ongeluk en in elk geval zonder toelichting te zijn doorgestuurd. Het had op de weg van KWS gelegen, indien zij op bepaalde punten behoefte had aan toelichting, toe te lichten welke vraagtekens zij plaatste bij de door Liander gestelde schade en waarom.

15. De kantonrechter overweegt dat hetgeen hiervoor is overwogen niet geldt voor de post ‘kosten derden’. Het gaat hier om een post ter waarde van bijna de helft van de vordering, niet vergezeld van enige toelichting in de oorspronkelijke opstelling van Liander (zie 1.5). In dit geval is het niet redelijk om van KWS een onderbouwde betwisting te eisen. Bij gebreke van enige informatie over de aard van de facturen en het mogelijke oorzakelijke verband met de schade kan van KWS geen betwisting of nadere toelichting worden vereist op haar verzoek om informatie erover. Nu Liander echter voor het uitbrengen van de dagvaarding de hieromtrent gevraagde informatie (kopieën facturen) uiteindelijk wel heeft verstrekt (zie 1.17), zal de kantonrechter hier voor de kostenveroordeling geen consequenties aan verbinden.

16. Voor zover de betwisting van KWS zijn grondslag vindt in de weigering van Liander om een as built-tekening te verstrekken overweegt de kantonrechter bovendien als volgt. Liander stelt dat een dergelijke tekening in het overgrote deel van de gevallen niet bestaat maar slechts in uitzonderlijke gevallen wordt gemaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft KWS, na deze gemotiveerde stelling van Liander, onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat in dit geval wel een as built-tekening is, althans zou moeten zijn gemaakt. Gelet hierop gaat de kantonrechter ervan uit dat een as built-tekening niet beschikbaar is, zodat op Liander niet de verplichting rustte deze te verstrekken, daargelaten of KWS voldoende had uitgelegd waarom zij deze nodig had (bijvoorbeeld om het oorzakelijk verband tussen de fout van KWS en de schade te kunnen beoordelen en betwisten).

Buitengerechtelijke kosten

17. Ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten overweegt de kantonrechter als volgt. Onder artikel 6:96 lid 2 onder b en c BW vallen zowel expertisekosten, kosten van juridisch advies en van verzameling van bewijs als de kosten van een ingebrekestelling en buitengerechtelijke incassokosten. Artikel 6:96 BW biedt geen zelfstandige grondslag voor de vergoeding van de door Liander gevorderde kosten, maar veronderstelt dat een wettelijke verplichting tot schadevergoeding bestaat. Intern gemaakte bedrijfskosten, in de vorm van door eigen deskundige medewerkers aan de zaak bestede tijd komen in beginsel voor vergoeding in aanmerking (zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 1 juli 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1036, Staat/Stichting NCB). Hetzelfde geldt voor administratiekosten verbonden aan binnen de schadelijdende organisatie verrichte werkzaamheden ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Vereist is dat, in de gegeven omstandigheden, de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren én dat de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn – de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets (arrest AMEV/Staat). Hetzelfde volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 26 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2797): ‘Redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en ter verkrijging van voldoening buiten rechte komen op de voet van art. 6:96 lid 2 aanhef en onder b en c BW als vermogensschade in aanmerking voor vergoeding door de aansprakelijke partij (Parl. Gesch. Boek 6,

p. 337), behoudens voor zover de regels betreffende de proceskosten van toepassing zijn (art. 6:96 lid 3 BW). De vergoeding strekt ertoe dat de benadeelde ook op het punt van de gemaakte kosten komt te verkeren in de vermogenspositie waarin hij zonder de aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis zou hebben verkeerd. De tekst en de strekking van art. 6:96 lid 2 BW stellen geen eisen aan de wijze van berekening van de kosten’.

18. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de onderbouwing van de schade, de betwisting daarvan en het verstrekken van informatie is de kantonrechter van oordeel dat de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren. Het is vervolgens aan KWS om de onredelijkheid van het opvoeren van deze kosten te onderbouwen. Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft KWS dat niet, althans onvoldoende gemotiveerd, gedaan. KWS heeft in de preprocessuele fase nagelaten inhoudelijk aan Liander duidelijk te maken waarom zij de door haar gevraagde informatie wenste in te zien. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat voor Liander niet duidelijk was wat werd betwist, zodat op haar niet de verplichting rustte aan de verzoeken van KWS te voldoen. Voor zover Liander wel informatie behoorde te verstrekken heeft zij dat voor het uitbrengen van de dagvaarding gedaan. Dit betekent dat de stelling van KWS – dat Liander dermate weinig informatie heeft verstrekt dat van KWS niet kan worden verlangd tot buitengerechtelijke afdoening over te gaan – in dit geval niet opgaat, en dus dat KWS wel degelijk buitengerechtelijke kosten is verschuldigd.

19. Liander heeft voor de hoogte van de buitengerechtelijke kosten aansluiting gezocht bij het Rapport Voor-Werk II en de kosten begroot op € 800,-. Deze abstracte wijze van schadeberekening is niet ongebruikelijk en de kantonrechter acht dit niet onredelijk. Voor een beperking tot 50% van het forfaitaire tarief als door KWS met verwijzing naar het arrest AMEV/Staat bepleit is geen aanleiding nu het hier niet gaat om een simpel niet betwist geval. KWS heeft de omvang van de schade immers wel betwist.

Reparatiegebonden administratiekosten

20. KWS heeft de door Liander als schade opgevoerde reparatiegebonden administratiekosten van € 350,- betwist en gesteld dat sprake is van overlap met de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Liander heeft in dit verband gesteld dat het in het geval van leidingschades gaat om kosten voor de bijkomende administratieve handelingen die zich voordoen bij herstel van iedere storing, waaronder bijvoorbeeld het innemen en registreren van een storingsmelding en het samenstellen van een storingsteam (zie 7). Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Liander voldoende toegelicht dat geen sprake is van dezelfde kosten als de buitengerechtelijke kosten, te weten de kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en de kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Daar gaat het immers om (onder meer) expertisekosten, kosten van juridisch advies en verzameling van bewijs alsmede bijvoorbeeld de kosten van een ingebrekestelling. De Hoge Raad heeft in zijn arrest Staat/Stichting NCB reeds geoordeeld dat ook intern gemaakte bedrijfskosten in de vorm van door eigen deskundige medewerkers aan de zaak bestede tijd in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen. Hetzelfde geldt voor administratiekosten verbonden aan binnen de schadelijdende organisatie verrichte werkzaamheden ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en ter verkrijging van voldoening buiten rechte, ook als over de aansprakelijkheidsvraag geen debat heeft plaatsgevonden en alle schade door prompte betaling is afgewikkeld (arrest AMEV/Staat).

Gevorderde verklaringen voor recht

21. Ten aanzien van de door Liander gevraagde verklaringen voor recht overweegt de kantonrechter als volgt. De gevraagde verklaringen voor recht zijn slechts gedeeltelijk betwist door KWS. Voor zover ze niet zijn betwist, zijn de gevraagde verklaringen toewijsbaar voor zover ze in het specifieke onderhavige geval juist zijn. Het betreft immers vooral algemene stellingen terwijl de kantonrechter slechts uitspraak doet in het specifieke aan hem voorgelegde geschil. Dit betekent dat de gevorderde verklaringen slechts voor toewijzing in aanmerking komen voor zover ze in het hier voorliggende geval juist zijn. Om in een meer algemene context juist te zijn, waarvoor ze lijken te zijn bedoeld, behoeven ze nuancering waarvoor onderhavige procedure bij de kantonrechter zich niet leent. Het ligt op de weg van partijen om desgewenst gezamenlijk afspraken te maken over de wijze waarop zij efficiënt schadegevallen kunnen afwikkelen.

22. Ten aanzien van de gevorderde verklaring als bedoeld in r.o. 3 onder a, te weten dat Liander rechtens uitsluitend heeft te maken met Meeùs als vertegenwoordiger van KWS en niet als gevolmachtigde van enige verzekeraar overweegt de kantonrechter dat Meeùs in deze procedure geen partij is zodat het de kantonrechter niet vrij staat te oordelen over de rol van Meeùs. Voorts overweegt de kantonrechter dat Liander onvoldoende heeft onderbouwd dat zij in deze omstandigheden belang heeft bij deze vordering.

23. Ten aanzien van de gevorderde verklaring als bedoeld in r.o. 3 onder b, te weten dat Liander is gerechtigd een procedure tot vergoeding van de door haar eenzijdig begrote schade voor de bevoegde burgerlijke rechter aanhangig te maken, overweegt de kantonrechter dat Liander hierbij geen belang heeft, nu reeds uit de ontvankelijkheid in deze procedure blijkt dat dit mogelijk is.

24. Ten aanzien van de gevorderde verklaringen als bedoeld in r.o. 3 onder c, d en e – te weten dat Liander niet is gehouden zich te onderwerpen aan enig oordeel van KWS omtrent de omvang van de schade(vergoedingsplicht), dat zij niet is gehouden voorafgaand aan een gerechtelijke procedure mee te werken aan een door KWS gewenst onderzoek omtrent de omvang van de schade(vergoedingsplicht) en dat KWS in beginsel geen aanleiding heeft tot vermindering van het gevorderde in geval van ‘betaling op eerste verzoek’ omdat de kosten van vaststelling ook dan reeds zijn gemaakt – overweegt de kantonrechter dat Liander, gezien de inhoud van dit vonnis, geen belang meer heeft bij een uitspraak van de kantonrechter op de gevraagde verklaringen.

Proceskosten en nakosten

25. KWS zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten en nakosten worden veroordeeld op de hierna te vermelden wijze. In het licht van het voorgaande deelt de kantonrechter niet het standpunt van KWS dat zij al het mogelijke heeft gedaan om een procedure te vermijden zodat de proceskosten voor rekening van Liander zouden moeten blijven.

BESLISSING

De kantonrechter:

veroordeelt KWS tot betaling aan Liander van:- € 11.796,78 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf

31 oktober 2014 tot aan de voldoening;- € 800,- aan buitengerechtelijke kosten;- € 536,67 aan rente, berekend tot 30 oktober 2014;

veroordeelt KWS in de proceskosten, aan de zijde van Liander tot op heden begroot op:griffierecht € 923,-explootkosten € 81,44salaris gemachtigde € 900,- (drie punten × tarief €300,-) ______totaal € 1.904,44inclusief eventueel verschuldigde btw;

veroordeelt KWS tot betaling van een bedrag van € 131,- aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,- onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en gedaagde niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan;

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Aldus gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, kantonrechter, bijgestaan door

mr. L.D. Wevers, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2016.

De griffier De kantonrechter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature