U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Klacht College van Beroep voor de Examens over een studentendecaan onvoldoende om tot grond voor ontbinding arbeidsovereenkomst tussen Hogeschool en de studentendecaan te komen.

Uitspraak



beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector Kanton

Locatie Amsterdam

Zaaknummer: 1136881 EA VERZ 10-541

Beschikking van: 12 mei 2010

F.no.: 646

Beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

HOGESCHOOL VAN AMSTERDAM

gevestigd te Amsterdam

verzoekster

nader te noemen HVA

gemachtigde: mr. C.L. Koppenol

t e g e n

[verweerster]

wonende te [woonplaats]

verweerster

nader te noemen [verweerster]

gemachtigde: mr. M. van Es

HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

HVA heeft op 11 maart 2010 een verzoek ingediend, met producties, dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Aanvullend heeft HVA op 12 april 2010 nadere producties ingebracht.

[verweerster] heeft op 16 april 2010 een verweerschrift ingediend, met producties. Vervolgens heeft HVA op 19 april 2010 nadere producties ingebracht en [verweerster] op 20 april 2010.

Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 21 april 2010. HVA is verschenen vertegenwoordigd door mevrouw [persoon 1] en de heer [persoon 2] en bijgestaan door haar gemachtigde. [verweerster] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.

BEOORDELING VAN HET VERZOEK

Als gesteld en niet dan wel onvoldoende weersproken kan van het volgende worden uitgegaan.

Inleiding

1. [verweerster], geboren op [geboortedatum] 1947, is per 14 maart 1983 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij (een rechtsvoorganger van) HVA in de functie van studentendecaan. Haar vaste salaris bedraagt € 3.876,53 bruto per maand.

2. In de gedragscode van studentendecanen Hogeschool van Amsterdam, vastgesteld op 8 mei 2008, is onder andere het volgende vermeld: “Een belangrijk onderdeel van hun taak is de behartiging van de belangen van de student”(…) Studentendecanen zijn medewerkers in dienst van de hogeschool en behoren op grond daarvan ook met de belangen van de werkgever rekening te houden en de op de hogeschool geldende regelgeving in acht te nemen. Niet altijd vallen de belangen van de student samen met die van de hogeschool. (…) De studentendecaan handelt zakelijk, deskundig en betrokken en geeft geen blijk van enige vooringenomenheid met betrekking tot een hulpvragende student.” Een van de taken van de Studentendecaan is daarbij het uitbrengen van advies aan het College van beroep voor de Examens (“COBEX’), in geval een student bezwaar aantekent tegen een Bindend Afwijzend Studieadvies (‘BAS’).

3. [verweerster] is arbeidsongeschikt geweest van oktober 2005 tot april 2008.

4. Op 16 juli 2008 schrijft de toenmalige leidinggevende [persoon 2] een e-mail aan [verweerster] met onder andere de volgende inhoud: “Ik denk dat het goed is om te weten dat het MIM (…) teleurgesteld en boos is over de wijze waarop bassen afgehandeld worden. De boosheid is vooral gevolg van het feit dat de communicatie over de bassen in de ervaring van [persoon 3] zwaar te wensen overlaat en dat tot deze ochtend bij haar niet bekend was wie bijzondere omstandigheden heeft terwijl de bas-brieven vandaag verstuurd moeten worden.(…) Wat haar betreft zit er veel kou in de lucht. Die kou wordt ook door de examencommissie van het MIM gevoeld. “

5. Vanaf de zomer 2008 werkt [verweerster] niet meer als Studentendecaan in het Instituut voor Sociale en Culturele Beroepen maar op herhaald verzoek van HVA bij het Domein Economie en Management.

6. In de zomer 2009 vindt bij COBEX de behandeling van een viertal door studenten tegen een BAS ingediende bezwaren plaats, waarbij [verweerster] COBEX geadviseerd heeft. Op verzoek van COBEX heeft [verweerster] op 15 september 2009 een nadere schriftelijke toelichting gegeven op haar adviezen. COBEX heeft de vier bezwaren afgewezen.

7. Met [verweerster] zijn, tot 2009, geen functioneringsgesprekken gevoerd waarvan verslagen zijn gemaakt.

8. Omstreeks 26 november 2009 heeft een functioneringsgesprek plaatsgevonden door [persoon 1], Projectmanager, als leidinggevende, en [verweerster]. Hierin staat onder andere vermeld: “Periode waarover het gesprek gaat: 01-01-09 tot 26-11-2009” en “Datum vorige functioneringsgesprek: ---. Als oordeel van de leidinggevende staat onder andere vermeld: “Met name op het terrein van samenwerking binnen het domein en de samenwerking met het MIM ben ik van mening dat je niet goed functioneert. (…) Ik heb al eerder aangegeven dat je tijd die je besteed aan individuele gesprekken met studenten zeer royaal is. Daarnaast maak je onvoldoende gebruik van digitale faciliteiten ter ondersteuning van je werkproces. (…) De klacht vanuit het MIM was een rechtstreeks gevolg van je manier waarop je bent omgegaan met de examencommissie en het leveren van input ten behoeve van de besluitvorming. Dat is niet acceptabel. (…) Mijn (overigens beperkte) beeld over de manier waarop jij met studenten omgaat is dat je te ver gaat in het begeleiden van studenten. Enerzijds neem je hiervoor veel tijd en anderzijds ga je soms gemakkelijk mee met de vraag van studenten voor een BO. Ik heb je hiervan tijdens het gesprek het voorbeeld gegeven van een student die je ‘als het ware een BO aanbiedt’ nadat zij een BAS had gekregen (…) Ik denk dat je persoonlijke effectiviteit te laag is. (…) Elke decaan dient enerzijds autonoom te kunnen werken (dat doe je) en in team verband. Dat betreft het team van decanen, de decanen binnen een domein, de opleidingen etc. ik vind dit een aandachtspunt voor de komende periode. Ik krijg te veel signalen dat de samenwerking met de andere decanen binnen het domein niet optimaal is.”[verweerster] heeft op deze opmerkingen in het betreffende formulier gereageerd. Voor het overige worden door de leidinggevende ook positieve opmerkingen gemaakt over het functioneren van [verweerster].

9. Op 14 december 2009 heeft mevr. [persoon 4], Voorzitter College van Beroep voor de Examens, een brief gestuurd aan [verweerster], met afschrift aan haar leidinggevende en de domeinvoorzitter. In deze brief stelt [persoon 4] dat [verweerster] adviezen heeft uitgebracht aan COBEX die niet overeenkomen met de verklaringen die een aantal studenten tegenover [verweerster] hebben afgelegd.

10. HVA heeft op 8 januari 2010 een brief aan [verweerster] geschreven. HVA maakt hierin melding van de klacht van COBEX van 14 december 2009. HVA stelt onder andere: “Niet alleen voor het COBEX maar ook voor een examencommissie of de commissie FOS is het van essentieel belang dat men moet kunnen vertrouwen op de juistheid van de informatie die door decanen aan hen wordt verstrekt. (…) Het is dan ook tegen die achtergrond dat uw leidinggevende en de HvA zeer zwaar tillen aan de klacht van het COBEX. Het gaat namelijk – zo is gebleken – niet om een incident maar om een onjuist handelen in verschillende – los van elkaar staande – zaken. Er is derhalve sprake van een patroon in het handelen. Bovendien blijkt uit uw personeelsdossier dat er in de laatste jaren ook door anderen herhaaldelijk over uw functioneren is geklaagd en dat uw huidige leidinggevende maar ook eerdere leidinggevenden u daar ook op hebben aangesproken. (…) Op grond van het hiervoor beschrevene is de HvA namelijk tot het oordeel gekomen dat u niet meer kunt functioneren als decaan “.

11. [verweerster] heeft, ook op 8 januari 2010, een brief geschreven aan mr. [persoon 4] en daarin herhaald dat haar verklaringen in overeenstemming zijn met wat zij in de gesprekken met de betreffende studenten heeft vastgelegd.

12. Op 26 januari 2010 heeft op verzoek van [verweerster] een gesprek plaatsgevonden met de heer [persoon 5], hoofd studentenzaken en haar zelf. HVA heeft naar aanleiding van dit gesprek haar op 8 januari 2010 geuite conclusie dat [verweerster] niet meer kan functioneren als decaan niet gewijzigd.

13. Op 17 maart 2010 heeft [persoon 6], voorzitter van het College van Beroep voor de Examens HvA een e-mail geschreven, met afschrift aan de gemachtigde van HVA, met onder andere de volgende inhoud: “Hierbij deel ik u mede dat ik mij in mijn hoedanigheid van voorzitter van het College van Beroep voor de Examens HvA distantieer van de brief van 14 december 2009 die mevrouw [persoon 4] als (plaatsvervangend) voorzitter van genoemd College heeft verzonden aan mevrouw [verweerster]. Het College geeft in deze brief een opvatting over het functioneren van mevrouw [verweerster]. Aangezien het College slechts met partijen correspondeert, in casu de klagende student en de betrokken examencommissie, heeft het College geen oordeel over het functioneren van mevrouw [verweerster] als decaan, zeker niet nu mevrouw [verweerster] door het College niet is gehoord.”

Standpunt van partijen

14. HVA verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een wijziging van omstandigheden, bestaande uit het door [verweerster] herhaaldelijk doen van onjuiste verklaringen over studenten, hetgeen tot een blijvend verstoorde arbeidsverhouding heeft geleid. HVA verzoekt geen afzonderlijke vergoeding aan [verweerster] toe te kennen, nu zij reeds aanspraak zal krijgen op een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering, en HVA eigen risicodrager is voor de WW.

15. [verweerster] verzet zich tegen de verzochte ontbinding. Zij bestrijdt dat zij onjuiste verklaringen over studenten heeft afgelegd. Evenzo bestrijdt zij dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding of van een wijziging van omstandigheden die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.

Beoordeling

16. Eind november 2009 is voor het eerst met [verweerster] een functioneringsgesprek gehouden waarvan tevens een verslag is gemaakt. In dat verslag wordt door de leidinggevende melding gemaakt van een aantal punten waarop haar inziens verbetering nodig is en welke een aandachtspunt voor de komende periode vormen.

17. Dat eind november 2009 sprake was van een zodanig slecht functioneren van [verweerster] dat dit tot de beëindiging van het dienstverband zou moeten leiden is daarmee geenszins gebleken. Van een disfunctioneren voorafgaand aan 2009 is op geen enkele manier gebleken. De leidinggevende maakt eind november 2009 melding van verbeterpunten, maar die zijn naar haar mening niet zodanig ernstig dat verbetering niet meer mogelijk is en ook niet zo urgent dat verbetering onmiddellijk noodzakelijk is. Los hiervan weerspreekt [verweerster] de juistheid van de kritiek van haar leidinggevende.

18. Op 14 december 2009 heeft de COBEX zich, ook bij HVA, schriftelijk over [verweerster] beklaagd. De (plaatsvervangend) voorzitter van COBEX, [persoon 4], baseert die klacht op een discrepantie tussen hetgeen [verweerster] in haar advies heeft vermeld als de achtergrond en omstandigheden met betrekking tot hun studievoortgang van een viertal studenten, en hetgeen die vier studenten, buiten aanwezigheid van [verweerster], ter zitting over hun achtergrond en omstandigheden met betrekking tot hun studievoortgang hebben gemeld. De COBEX concludeert uit die discrepantie dat [verweerster] in haar advies aan COBEX andere informatie heeft verstrekt, dat hetgeen zij, [verweerster], van de betreffende studenten heeft vernomen.

19. Gevraagd om een nadere reactie heeft [verweerster] tegenover COBEX herhaald dat hetgeen zij in haar advies heeft gesteld overeenkomt met hetgeen zij van de betreffende studenten heeft vernomen.

20. De kantonrechter is van oordeel dat zonder nadere onderbouwing, welke onderbouwing ontbreekt, COBEX redelijkerwijs niet tot de conclusie kon komen dat de oorzaak van de hierboven genoemde discrepantie er in is gelegen dat [verweerster] in haar advies andere informatie heeft verstrekt dan zij van de studenten had vernomen. Evenzo is immers mogelijk dat de studenten tegenover COBEX andere informatie hebben verstrekt dan aan [verweerster]. Uit de motivering van de schriftelijke klacht van COBEX blijkt niet dat COBEX met die laatste mogelijkheid rekening heeft gehouden.

21. HVA is, zonder [verweerster] hierover nader te horen, uitsluitend afgegaan op de klacht van [persoon 4] omtrent het optreden van [verweerster]. Reeds het [verweerster] niet in de gelegenheid te stellen zorgvuldig te reageren op de klacht van COBEX is onzorgvuldig van HVA. Nu de klacht van COBEX onvoldoende is onderbouwd – hetgeen ook wordt onderschreven door [persoon 6] - en ook HVA dat uit de klacht had kunnen afleiden, was er reden te meer [verweerster] daaromtrent te horen. Dat de gemachtigde van HVA de dossiers van de betrokken studenten nader heeft onderzocht maakt dit niet anders. Ook op grond van die dossiers is onvoldoende komen vast te staan dat [verweerster] aan COBEX wezenlijk andere informatie heeft verstrekt dan zij van de betreffende studenten heeft vernomen, en zij derhalve COBEX bewust onjuist heeft geïnformeerd.

22. Ook de schriftelijke klacht van COBEX vormt daarom geen grond om tot beëindiging van het dienstverband met [verweerster] te komen.

23. Daarmee is onvoldoende komen vast te staan dat sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie en evenmin van zodanige omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst dadelijk of op korte termijn tot een einde dient te komen.

24. Het verzoek zal daarom worden afgewezen, met veroordeling van HVA in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter

1. wijst het verzoek af;

2. veroordeelt HVA in de kosten van dit geding, die worden begroot op € 545,- voor salaris gemachtigde, voor zover verschuldigd inclusief BTW;

Aldus gegeven door mr. G.C. Boot, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2010 in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature