Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Procesrecht. Antwoorden op vragen tijdens het pleidooi in hoger beroep. Miskenning tweeconclusieregel of nadere precisering van eerdere stellingen? Verweer gevoerd voorafgaand aan het pleidooi voldoende in beoordeling betrokken?

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Conclusie



Zaaknr: 16/00332

mr. E.M. Wesseling-van Gent

Zitting: 09 december 2016

Conclusie inzake:

Sanibel Maritime Inc.

tegen

Amaggi Europe B.V.

Het gaat in deze zaak om de vraag of het hof de ‘in beginsel strakke’ regel heeft miskend door in zijn oordeel inzake de schadebegroting stellingen van verweerster in cassatie (hierna: Amaggi) te betrekken die voor het eerst bij pleidooi in hoger beroep naar voren zijn gebracht.

1. Feiten en procesverloop

1.1 Eiseres tot cassatie (hierna: Sanibel) was in de relevante periode reder van het zeeschip ‘Majestic’ (hierna: de Majestic), dat in tijdbevrachting landbouwproducten vervoerde. Op 26 december 2009 is in de laadhaven Itacoatiara in Brazilië met de belading van de Majestic aangevangen. Door Sanibel zijn kapiteinscognossementen aan order afgegeven, die zijn gedeponeerd bij de Braziliaanse rechter. De Majestic is op 3 januari 2010 volledig beladen uit de laadhaven vertrokken met bestemming Amsterdam. De lading was waardevol en (licht) bederfelijk.

1.2 De wederpartij van Sanibel bij de vervoersovereenkomst ter zake van de betreffende lading was voor het vertrek van de Majestic uit Brazilië gefailleerd, de vracht was niet betaald. Ten tijde van het vertrek uit Brazilië bestond tussen Amaggi en Sanibel geen (vervoer- of andere) overeenkomst. Tijdens de reis heeft Amaggi zich als ontvanger/eigenaar van de lading bij Sanibel gemeld en om aflevering aan haar van de lading in de loshaven (Amsterdam) verzocht.

1.3 Sanibel heeft Amaggi op 5 januari 2010 een factuur van ruim USD 1,7 miljoen gezonden, die Amaggi niet heeft betaald.

Sanibel heeft toen aangekondigd dat zij na aankomst van het schip in de loshaven Amsterdam een retentierecht op de lading zou uitoefenen (door het gesloten houden van de luiken) totdat haar factuur was betaald. Amaggi erkende op dat moment een bedrag (wegens vracht) aan Sanibel schuldig te zijn en had zich bereid verklaard dat bedrag (dat lager was dan het factuurbedrag) te betalen.

1.4 Ter zitting van de voorzieningenrechter in Amsterdam op 26 januari 2010 (waarbij mr. Van Leeuwen namens Amaggi en twee gerelateerde rechtspersonen verklaringen heeft afgelegd en heeft verklaard voor de juistheid daarvan in te staan) is een voorlopige regeling getroffen. Tussen partijen is toen, kort samengevat en zakelijk weergegeven, vastgesteld dat Amaggi eigenaar was van de lading, zijn afspraken gemaakt over de cognossementen en over het vrijgeven van de lading aan Amaggi, en is afgesproken dat Amaggi als vrachtdebiteur het door haar erkende bedrag van USD 977.524,03 zal betalen. In dat verband is tevens afgesproken dat door Amaggi een bankgarantie van USD 1 miljoen en door Sanibel een tegenzekerheid van USD 300.000 (hierna: de contragarantie) zal worden gesteld. Voor wat betreft de inhoud van de contragarantie is afgesproken dat deze gesteld wordt:

for damages and losses allegedly flowing from the alleged wrongful exercising of a lien on the cargo of the Majestic in Amsterdam in January 2010 and the insistence of provision for security for allegedly unfounded of (het hof leest: or) exaggerated claims in exchange for the release of the cargo to its alleged owners.

1.5 Amaggi heeft het erkende bedrag van USD 977.524,03 op 26 januari 2010 aan Sanibel betaald.

1.6 De bankgarantie (van ABN Amrobank, op Rotterdams formulier) van Amaggi, gesteld op 28 januari 2010, vermeldt dat de garantie is gesteld voor een maximum bedrag van USD 1 miljoen:

for the purpose of the release from and/or the prevention of a prejudgment attachment of or exercising any right of retention on, the cargo laden on board the mv MAJESTIC.

1.7 De contragarantie (gesteld op 27 januari 2010 door de P&I-verzekeraar van Sanibel) vermeldt de tekst als onder 1.4 geciteerd.

1.8 Bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 januari 2013 (het aanvankelijk bij het hof in Den Haag ingestelde appel is uiteindelijk ingetrokken) is beslist dat Sanibel, na de betaling van het erkende bedrag bedoeld onder 1.5, geen vordering meer had op Amaggi.

1.9 De bankgarantie van Amaggi is op 5 juni 2013 door Sanibel teruggegeven, zodat de ABN Amrobank uit haar verplichtingen was ontslagen.

1.10 Partijen hebben na het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 april 2014 afspraken gemaakt die erop neerkomen dat het bij dat vonnis toegewezen bedrag aan Amaggi wordt betaald vermeerderd met de proceskosten (gemaakt in verband met de hiervoor genoemde procedures in Rotterdam, Den Haag en Amsterdam), een en ander ten laste van de contragarantie. Aldus is geschied.

Thans resteert nog USD 153.719,24 van het bedrag van de contragarantie.

1.11 Bij dit geding inleidende dagvaarding van 27 april 2010 heeft Amaggi Sanibel gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en heeft daarbij veroordeling van Sanibel gevorderd tot betaling van de schade die zij heeft geleden door het ten onrechte “retenteren” van lading, het ten onrechte pretenderen van vorderingen en het ten onrechte afdwingen van een bankgarantie voor USD 1 miljoen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en voorts, na wijziging van eis, veroordeling tot betaling van USD 300.000,-.

1.12 Aan deze vorderingen heeft Amaggi ten grondslag gelegd dat uit het – op dit punt definitieve – eindvonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 januari 2013 volgt dat Sanibel onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door destijds te proberen een verdere betaling af te dwingen, waarop zij geen recht had, door middel van het uitoefenen van een retentierecht. Door voornoemde handelwijze heeft zij, aldus Amaggi, schade geleden die Sanibel moet vergoeden.

1.13 Sanibel heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

1.14 Na een comparitie van partijen en verdere stukkenwisseling heeft de rechtbank Sanibel bij eindvonnis van 9 april 2014 uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld om aan Amaggi een bedrag van USD 115.074,64 te betalen en het meer of anders gevorderde afgewezen.

1.16 Amaggi is, onder aanvoering van vijf grieven, van dit vonnis in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof Amsterdam. Amaggi heeft daarbij gevorderd dat het hof het bestreden vonnis vernietigd voor zover haar vorderingen ten dele zijn afgewezen en opnieuw rechtdoende alsnog, na vermeerdering van eis, een bedrag van USD 154.000,- zal toewijzen.

1.17 Sanibel heeft de grieven bestreden en tevens, onder aanvoering van drie grieven, incidenteel appel ingesteld. Zij heeft daarbij gevorderd dat het hof het vonnis van 9 april 2014 vernietigt voor zover het betreft de rov. 3.2, 4.3, 4.6 en 4.7 en alsnog de vorderingen van Amaggi geheel afwijst.

Amaggi heeft een memorie van antwoord in het incidenteel appel genomen.

1.18 Partijen hebben hun zaak ter zitting van het hof van 8 mei 2005 doen bepleiten. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt. Nadat de advocaten van beide partijen overeenkomstig hun pleitaantekeningen hadden gepleit, hebben partijen en hun advocaten geantwoord op door het hof gestelde vragen.

1.19 Het hof heeft bij arrest van 6 oktober 2015 het vonnis van 9 april 2014 vernietigd voor zover het het onder 5.1 van het dictum toegewezen bedrag (USD 115.074,64) betreft en in zoverre opnieuw rechtdoende, Sanibel veroordeeld om aan Amaggi een bedrag van USD 154.000,-- te betalen. Het hof heeft Sanibel voorts veroordeeld tot schadevergoeding op te maken bij staat en het vonnis van 9 april 2014 voor het overige bekrachtigd.

1.20 Sanibel heeft tegen dit arrest tijdig cassatieberoep ingesteld.

Amaggi heeft geconcludeerd tot verwerping en schriftelijke toelichting gegeven. Sanibel heeft afgezien van een schriftelijke toelichting en heeft gerepliceerd.

2 Bespreking van het cassatiemiddel

Omvang beroep in cassatie

2.1

Uit de in cassatie niet bestreden vastgestelde feiten en oordelen van het hof blijkt het volgende.

2.2

Sanibel was met lading in de Majestic onderweg naar Amsterdam. Haar oorspronkelijke contractuele wederpartij was inmiddels gefailleerd en de tussen Sanibel en deze gefailleerde wederpartij gesloten bevrachtingsovereenkomst was ontbonden. Amaggi heeft zich tijdens de reis reeds bij Sanibel gemeld als ontvanger en eigenaar van de lading. Tussen beide partijen bestond geen contractuele band. Sanibel heeft reeds tijdens de reis het standpunt ingenomen de luiken niet te zullen openen als haar factuur van ruim USD 1,7 miljoen niet door Amaggi werd voldaan. Amaggi heeft aangeboden een bedrag van USD 977.524,03 aan zeevracht te betalen, zijnde het bedrag dat Amaggi contractueel was verschuldigd was aan de gefailleerde wederpartij van Sanibel.

Ten tijde van het thans in cassatie bestreden hoger beroep stond vast dat Sanibel geen hogere vordering op Amaggi had dan het toen aangeboden (en nadien betaalde) bedrag van USD 977.524,03.

2.3

Ter zitting van de voorzieningenrechter in Amsterdam op 26 januari 2010 is vastgesteld dat Amaggi eigenaar was van de lading en zijn afspraken gemaakt over het vrijgeven van de lading aan Amaggi: Amaggi zou als vrachtdebiteur het door haar erkende bedrag van USD 977.524,03 betalen en een bankgarantie van USD 1 miljoen stellen. Door Sanibel zou een contragarantie van USD 300.000 worden gesteld.

2.4

Deze bankgarantie is, aldus het hof, gesteld om te bereiken dat Sanibel de lading zou vrijgeven, hetgeen onrechtmatig is omdat Sanibel het – haar niet toekomende – feitelijke pressiemiddel van het retentierecht heeft ingezet om Amaggi zover te krijgen dat zij de bankgarantie van USD 1 miljoen stelde en zo een resultaat heeft bereikt dat anders niet haalbaar was geweest. Partijen hebben de mogelijkheid dat Sanibel onrechtmatig handelde onder ogen gezien en Sanibel heeft als zekerheid voor de daardoor mogelijk veroorzaakte schade de contragarantie gesteld.

2.5

De rechtbank heeft de schade ten gevolge van het onrechtmatig handelen van Sanibel abstract begroot. Amaggi heeft in haar principaal appel, vanuit verschillende invalshoeken, betoogt dat de schade concreet dient te worden begroot (inclusief rente en kosten) en voorts gegriefd over de hoogte van die schade. Zij heeft haar vordering daarbij zo ingericht dat zij in appel een voorschot op de schade vordert, en voor het overige verwijzing naar de schadestaat verzoekt vanwege de omstandigheid dat van de contragarantie nog een bedrag van ca. USD 154.000 resteert, op welk bedrag Amaggi zich dus eenvoudig kan verhalen, terwijl voor het overige onduidelijk is in hoeverre Sanibel nog over middelen beschikt.

2.6

Deze inrichting van de vordering brengt, aldus het hof mee, dat slechts hoeft te worden bezien of de schade tot tenminste het beloop van USD 154.000 voldoende vast staat, zodat het voorschot kan worden toegekend, en of de mogelijkheid van een hoger schadebedrag aannemelijk is.

Het hof heeft de kosten van Amaggi voor het stellen van de bankgarantie ten bedrage van € 18.826,76 toewijsbaar geacht en de advocaatkosten buiten de geliquideerde kosten afgewezen.

Amaggi heeft aangevoerd dat de schade voor het overige in misgelopen omzet/winst bestaat omdat zij het bedrag van USD 1 miljoen dat de bank als zekerheid (‘rugdekking’) voor de bankgarantie wenste, niet ter beschikking had voor haar bedrijfsvoering.

Stellingen van partijen met betrekking tot misgelopen omzet

2.7

Amaggi heeft in eerste aanleg een kostenpost van USD 943.411,12 uit verlies van rendement op geïnvesteerd vermogen opgevoerd als gederfde winst. Zij heeft daartoe gesteld dat zij (i) als gevolg van het stellen van de bankgarantie in de periode van 27 januari 2010 tot 6 juni 2013 niet kon beschikken over het bedrag van USD 1 mln en dat zij met dat bedrag veel meer had kunnen verdienen dan USD 1 mln en (ii) dat de schade nog niet kon worden vastgesteld maar dat de omvang ervan te zijner tijd zou kunnen worden aangetoond “aan de hand van stukken waaruit de return on investment op het geïnvesteerd kapitaal bij Amaggi blijkt, al dan niet versterkt door getuigenverklaringen, waaronder die van de (financieel) directeur en/of de accountant van Amaggi”. Amaggi heeft vervolgens bij akte van 12 december 2013 producties betreffende de “Loss of Return on Investments” in het geding gebracht en deze schadepost ter comparitie toegelicht.

2.8

Dienaangaande heeft de rechtbank in rov. 4.6 van haar vonnis van 9 april 2014 geoordeeld dat de situatie dat Amaggi in de relevante periode niet kon beschikken over USD 1 mln vanwege het uitoefenen van het retentierecht door Sanibel, gelijk gesteld dient te worden met de situatie dat er sprake is van vertraging in de voldoening van een geldsom en dat volgens vaste rechtspraak in dat geval de schadevergoeding dient te worden gefixeerd op de gederfde rente ex artikel 6:119 BW .

2.9

Tegen dit oordeel is in hoger beroep door Amaggi opgekomen in grief II waarin zij heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de vordering van Amaggi tot vergoeding van haar werkelijke schade en ten onrechte heeft gekozen voor een abstracte schadeberekening. Zij heeft daarbij verwezen naar haar in eerste aanleg nauwkeurig becijferde schade.

2.10

Sanibel heeft deze grief onder meer bestreden met de stelling dat Amaggi rente op het bedrag heeft kunnen kweken en dat uit de in eerste aanleg door Amaggi in het geding gebrachte jaarcijfers en jaarstukken blijkt dat Amaggi een kredietfaciliteit had van USD 60 miljoen en dat zij dus het geblokkeerde bedrag had kunnen opnemen onder deze kredietfaciliteit waardoor haar schade zou zijn beperkt tot de rente die zij dan daarover had moeten betalen.

2.11

Vervolgens heeft ook Sanibel gegriefd tegen het oordeel van de rechtbank in rov. 4.6 (grief 2) en heeft zij, onder verwijzing naar hetgeen zij in principaal appel ten aanzien van grief II van Amaggi had aangevoerd, betoogd dat de beweerde schade van Amaggi primair zou moeten worden berekend als schade wegens het tijdelijk missen van een zaak en subsidiair aan de hand van analoge toepassing van art. 6:119 BW.

2.12

Amaggi heeft grief 2 in het incidenteel appel in haar antwoordmemorie bestreden. Vervolgens zijn zowel Amaggi als Sanibel bij pleidooi nogmaals ingegaan op de (berekening van de) schade als gevolg van het geblokkeerd houden van bedrijfskapitaal door Amaggi. Uit het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal blijkt dat partijen en hun advocaten vervolgens antwoord hebben gegeven op door het hof gestelde vragen. Met betrekking tot de verklaring van de directeur van Amaggi, [betrokkene], is in het proces-verbaal het volgende opgenomen:

“[betrokkene] verklaart onder meer dat Amaggi geld verdiende door met van de bank geleend geld goederen te kopen en te verkopen. Doordat zij niet over het geblokkeerde bedrag van USD 1 miljoen kon beschikken, had zij minder onderpand bij de bank waardoor zij USD 6 miljoen minder voor transacties heeft kunnen lenen. In die periode zou zij met een bedrag van USD 6 miljoen misschien wel 20 x USD 6 miljoen aan transacties hebben kunnen verrichten, met naar schatting een winstmarge van ongeveer 1%.”

Bespreking van het cassatiemiddel

2.13

Het cassatiemiddel, dat twee onderdelen bevat is gericht tegen rov. 3.10.3, waarin het hof als volgt heeft geoordeeld:

“3.10.3 Ter zitting in appel is nader toegelicht hoe de bedrijfsvoering van Amaggi was ingericht. Amaggi heeft toegelicht dat zij relatief grote bedragen voor tamelijk korte periodes in de aankoop van door te verkopen landbouwproducten investeert, om daarmee opbrengsten te genereren. Zij kan die bedragen deels bij haar bank (met gebruikmaking van voormelde kredietruimte) lenen, doch zij dient steeds een bepaald percentage van het geleende bedrag aan creditsaldo bij de bank als onderpand aan te houden. Nu het bedrag van USD 1 miljoen in mindering op het creditsaldo is gekomen, heeft Amaggio, zo stelt zij, USD 6 miljoen minder voor transacties kunnen lenen. Gezien de transactieduur zou Amaggio in de bewuste periode met een bedrag van USD 6 miljoen transacties hebben kunnen verrichten waarvan de omzetwaarde een veelvoud van USD 6 miljoen zou hebben bedragen. Doordat zij niet over het bedrag van USD 1 miljoen kon beschikken, heeft Amaggio dus minder transacties kunnen verrichten en is zij de met die transacties te maken winst misgelopen. Die winst bedraagt veel meer dan hetgeen nog van de contragarantie resteert. Sanibel heeft dat slechts in algemene termen en niet voldoende concreet betwist. Uit de overgelegde jaarstukken blijkt dat Amaggi sinds 2008 bestaat en in 2012 en 2013 een winstgevende onderneming exploiteerde; aanwijzingen dat de situatie in 2010 wezenlijk anders was ontbreken. Tegen die achtergrond staat voldoende vast dat de schade bestaande in gederfde winst als (weliswaar indirect, maar rechtens voldoende) gevolg van het stellen van de bankgarantie van USD 1 miljoen tenminste het verschil tussen USD 154.000 en € 18.826,76 bedraagt, zodat de totale, nu reeds gebleken schade tenminste USD 154.000 bedraagt; daarnaast is de mogelijkheid van een hoger schadebedrag voldoende aannemelijk.”

2.14

Onderdeel 1 klaagt in de eerste plaats (onder 2.2) dat het hof de ‘in beginsel strakke regel’ heeft miskend door in de geciteerde rechtsoverweging stellingen aan zijn schadeoordeel ten grondslag te leggen die Amaggi eerst ter zitting in appel heeft betrokken en die het hof derhalve buiten beschouwing diende te laten.

Voor zover, aldus de subonderdelen 2.3 en 2.4, het hof heeft geoordeeld dat die stellingen wel eerder zijn betrokken, is zijn oordeel onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd dan wel heeft het hof een onbegrijpelijke uitleg aan de processtukken gegeven.

Voor zover het hof zou hebben geoordeeld dat Sanibel de rechtsstrijd op dit punt bij de mondelinge behandeling ondubbelzinnig heeft aanvaard, is zijn oordeel volgens subonderdeel 2.5 eveneens onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd omdat uit het bestreden oordeel niet blijkt van zo’n ondubbelzinnige aanvaarding en de processtukken daarvan ook geen blijk geven.

2.15

De ‘in beginsel strakke regel’ in art. 347 lid 1 Rv houdt in dit verband voor een appellant in dat na de memorie van grieven in beginsel geen nieuwe feiten of nieuwe stellingen kunnen worden aangevoerd. De regel kent een aantal uitzonderingen, waaronder het geval dat deze nieuwe feiten of nieuwe stellingen een nadere uitwerking vormen van een bij memorie van grieven aangevoerde klacht of stelling.

Een zodanige beoordeling hangt in belangrijke mate af van de aan de feitenrechter voorbehouden uitleg van de gedingstukken.

Daar komt voor de onderhavige zaak bij dat het verwijzen van een zaak naar de schadestaatprocedure een rechterlijke bevoegdheid betreft waarbij de rechter zich een oordeel vormt of de mogelijkheid van schade voldoende aannemelijk is gemaakt.

2.16

Het hof heeft in de bestreden rechtsoverweging geoordeeld dat voldoende vaststaat dat de totale, nu reeds gebleken schade tenminste USD 154.000 bedraagt en dat de mogelijkheid van een hoger schadebedrag voldoende aannemelijk is. Het hof heeft zijn oordeel gebaseerd op (i) de nadere (curs. A-G) toelichting ter zitting, die (ii) door Sanibel onvoldoende concreet is weersproken en (iii) op de overgelegde jaarstukken.

De nadere toelichting van Amaggi dat zij niet over het bedrag van USD 1 miljoen kon beschikken, daardoor dus minder transacties heeft kunnen verrichten en dientengevolge de met die transacties te maken winst is misgelopen, is blijkens de hiervoor weergegeven stellingen van Amaggi in eerste aanleg en in hoger beroep ingenomen en betreft derhalve geen nieuwe feiten of stellingen. De toelichting op de inrichting van haar bedrijfsvoering is gegeven op vragen door het hof naar aanleiding van de stelling van Sanibel in haar memorie van antwoord tevens incidenteel appel over de kredietruimte van Amaggi. Hieruit volgt dat het hof de ‘in beginsel strakke regel’ niet heeft miskend en zijn oordeel voldoende begrijpelijk heeft gemotiveerd.

Ik merk nog op dat in het proces-verbaal is vermeld dat Sanibel ter zitting in de gelegenheid is geweest om te reageren op de stellingen van Amaggi naar aanleiding van de vragen van het hof en dat er dus sprake is geweest van hoor en wederhoor.

2.17

De alternatieve lezing van de bestreden rechtsoverweging onder 2.5 mist feitelijke grondslag.

Onderdeel 1 faalt mitsdien.

2.18

Onderdeel 2 klaagt in zes subonderdelen, “tot de absolute kern teruggebracht”, dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd “waarom Amaggi door de vermindering van het creditsaldo met USD 1 miljoen een bedrag van $ 6 miljoen minder heeft kunnen lenen onder de kredietfaciliteit, daarmee een omzetwaarde van een veelvoud daarvan is misgelopen en zij daardoor winst heeft gederfd van ten minste, afgerond, € 135.000,-”.

Het onderdeel wijst op de door Sanibel in de processtukken ingenomen stellingen dat (a) Amaggi over een kredietfaciliteit bij ABN AMRO van USD 60 mln beschikte, die zij (b) in de jaren 2010-2013 nooit volledig heeft benut; (c) uit de jaarstukken blijkt dat Amaggi een rente over het daadwerkelijk gebruikte krediet betaalde van 2,4-3% in 2012, 2,4-2,9% in 2013 en dat aannemelijk is dat voor de jaren 2010 en 2011 een vergelijkbaar percentage gold; (d) Amaggi het bedrag van USD 1 miljoen had kunnen opnemen onder deze kredietfaciliteit en (e) de schade derhalve beperkt is althans had kunnen worden beperkt tot het door ABN AMRO in rekening gebrachte rentepercentage over een bedrag van USD 1 miljoen gedurende de periode dat het bedrag geblokkeerd heeft gestaan.

2.19

Zoals hiervoor onder 2.10 vermeld, stamt het hiervoor in a-e onderverdeelde betoog van Sanibel uit haar memorie van antwoord tevens incidenteel appel.

Het hof heeft de kern daarvan: Amaggi had een kredietruimte van USD 60 mln, blijkens rov. 3.10.1 in zijn beoordeling betrokken en uit de beoordeling in rov. 3.10.3 blijkt dat daarover verder bij pleidooi is gesproken. Amaggi heeft bij die gelegenheid op vragen van het hof uiteengezet dat zij steeds een bepaald percentage van het geleende bedrag aan creditsaldo bij de bank als onderpand diende aan te houden en dat het gestorte bedrag van USD 1 miljoen in mindering op het creditsaldo is gekomen. Daardoor heeft, zo heeft Amaggio bij die toelichting gesteld, USD 6 miljoen minder voor transacties kunnen lenen.

2.20

Het hof heeft geoordeeld dat Sanibel deze stellingen slechts in algemene termen en niet voldoende concreet heeft betwist, terwijl voorts uit de overgelegde jaarstukken blijkt dat Amaggi sinds 2008 bestaat en in 2012 en 2013 een winstgevende onderneming exploiteerde en dat aanwijzingen dat de situatie in 2010 wezenlijk anders was, ontbreken. Het hof heeft aldus het betoog van Sanibel verworpen.

2.21

Het onderdeel bestrijdt het oordeel dat Sanibel de in rov. 3.10.3 weergegeven stellingen slechts in algemene termen en niet voldoende concreet heeft betwist, onvoldoende door enkel te verwijzen naar haar eigen betoog. Het antwoord van Amaggi op de door het hof gestelde vraag naar de inrichting van haar bedrijfsvoering was immers nu juist ingegeven door het betoog van Sanibel.

Het oordeel van het hof is derhalve voldoende begrijpelijk gemotiveerd. Alle klachten van het onderdeel stuiten hierop af.

3 Conclusie

De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De Procureur-Generaal bij de

Hoge Raad der Nederlanden

A-G

Zie de rov. 3.1.1 t/m/ 3.1.10 (er zijn twee rov. als 3.1.2 genummerd) van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 oktober 2015.

Voor zover thans van belang. Zie voor het procesverloop in eerste aanleg rov. 1.1 en 1.2 van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 april 2014 en voor het procesverloop in hoger beroep rov. 1 van het in noot 1 genoemde arrest.

Opgenomen als prod. 2 bij de akte van Amaggi van 22 mei 2013.

Zie hierna onder 1.14.

Tijdens de op 12 december 2013 gehouden comparitie van partijen, zie het proces-verbaal van comparitie.

De cassatiedagvaarding is op 6 januari 2016 uitgebracht.

Zie o.m. de rov. 3.5-3.7 en 3.9.1-3.9.4.

Voor het stellen en handhaven van bedoelde bankgarantie was een contant bedrag gestort “dat als ‘rugdekking’ voor de bank diende, zie p. 3 van de memorie van grieven van Amaggi.

Inleidende dagvaarding onder 6 en 8.

In de s.t. van Amaggi wordt in het bijzonder verwezen naar passages in die toelichting op p. 1, 3 en 5.

Memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel, p. 11-13.

Pleitaantekeningen mr. Van der Stelt, p. 7-11; pleitaantekeningen van mr. Van Leeuwen, p. 3-5.

Zie p. 2 van het proces-verbaal van de zitting bij het hof van 8 mei 2015.

Cassatiedagvaarding onder B 2 en 3.

Zie o.a. HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4959, NJ 2009/21; HR 19 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI877, NJ 2010/154, rov. 2.4.3; HR 27 april 2012, ECLI:NL:HR2012:BV1301, rov. 3.9; Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2012/84-88 en 107-116 met verdere verwijzingen.

Zie daarover T.F. E. Tjong Tjin Tai, De schadestaatprocedure, Deventer: Kluwer, 2012, nr. 401 e.v.

Zie de repliek van Sanibel.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature